In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 17 januari 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap Parking aan Zee B.V. en een gedaagde partij. De eisende partij vorderde betaling van een bedrag van € 371,59, bestaande uit een hoofdsom van € 311,00, buitengerechtelijke incassokosten, leges en rente, omdat de gedaagde partij zou hebben 'getreint' door zonder betaling de parkeeraccommodatie te verlaten. De gedaagde partij betwistte de aansprakelijkheid, omdat hij niet zelf de bestuurder was en niet wist wie dat wel was. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde partij als kentekenhouder aansprakelijk was, omdat hij het vermoeden dat hij de bestuurder was niet had weerlegd. De kantonrechter bevestigde dat de gedaagde partij de overeenkomst met de eisende partij was aangegaan door het parkeren van het voertuig en dat hij aansprakelijk was voor de betaling van het tarief voor verloren kaart en de aanvullende schadevergoeding. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van de hoofdsom en de rente toegewezen, maar de buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat de eisende partij niet had aangetoond dat de gedaagde partij de brieven had ontvangen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten droeg. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.