ECLI:NL:RBNHO:2022:12639

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 januari 2022
Publicatiedatum
2 januari 2024
Zaaknummer
10047075 \ CV EXPL 22-4825.1
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van aanvullende schadevergoeding en proceskosten in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, heeft de kantonrechter op 16 november 2022 een eindvonnis gewezen in de zaak tussen Parking aan Zee B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij, Parking aan Zee B.V., heeft haar vordering in een eerdere procedure op 21 september 2022 nader toegelicht. De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 21 september 2022 overwogen dat de bedingen in de algemene voorwaarden van Parking aan Zee niet als onredelijk bezwarend moeten worden aangemerkt. De kantonrechter heeft de eisende partij in de gelegenheid gesteld om de gevorderde aanvullende schadevergoeding te onderbouwen. Na beoordeling van de argumenten van Parking aan Zee, concludeert de kantonrechter dat de gevorderde vergoeding als 'prikkel tot nakoming' in een redelijke verhouding staat tot het belang van de eisende partij. De kantonrechter heeft daarom de vordering van Parking aan Zee toegewezen en de gedaagde partij in het ongelijk gesteld. De gedaagde partij is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 367,77, vermeerderd met wettelijke rente, en tot betaling van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 310,22. De veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10047075 \ CV EXPL 22-4825
Uitspraakdatum: 16 november 2022
Vonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Parking aan Zee B.V.
gevestigd te IJmuiden, gemeente Velsen
de eisende partij
gemachtigde: mr. O.J. Boeder
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De verdere procedure

1.1.
De kantonrechter heeft op 21 september 2022 een tussenvonnis gewezen. Voor het verloop van de procedure tot 21 september 2022 wordt naar dit tussenvonnis verwezen.
1.2.
De eisende partij heeft haar vordering bij akte van 19 oktober 2022 nader toegelicht.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter blijft bij wat in het tussenvonnis van 21 september 2022 (hierna verder: het tussenvonnis) is overwogen en beslist. Er bestaat geen aanleiding daarop terug te komen.
2.2.
De kantonrechter heeft Parking aan Zee in het tussenvonnis in de gelegenheid gesteld om toe te lichten waarom zij van mening is dat de bedingen waarop zij zich beroept niet als onredelijk bezwarend dienen te worden aangemerkt en voorts de schade als gevolg van het niet-nakomen van de verbintenis door de gedaagde partij te onderbouwen.
2.3.
Gelet op wat door Parking aan Zee is gesteld over de aard en de achtergrond van de gevorderde aanvullende schadevergoeding, is de kantonrechter van oordeel dat de in het geding zijnde vergoeding als ‘prikkel tot nakoming’ in een redelijke verhouding staat tot het belang van Parking aan Zee dat met nakoming van de verplichting is gediend, te weten het voorkomen van verkeersonveilige gedragingen door het financieel onaantrekkelijk maken van ‘treintje rijden’. Het beding is derhalve niet oneerlijk in de zin van de Richtlijn 93/13.
2.4.
De kantonrechter zal de vordering dan ook toewijzen.
2.5.
De gedaagde partij wordt in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten voor de te nemen akte blijven echter voor rekening van de eisende partij, aangezien het aan haarzelf te wijten is dat het nodig was deze extra akte op te stellen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 367,77, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 augustus 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
€ 107,22 wegens dagvaardingskosten,
€ 128,00 wegens griffierecht en
€ 75,00 wegens salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. de Greef en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter