Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Parking aan Zee B.V.
Rechtbank Noord-Holland
In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, heeft de kantonrechter op 16 november 2022 een eindvonnis gewezen in de zaak tussen Parking aan Zee B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij, Parking aan Zee B.V., heeft haar vordering in een eerdere procedure op 21 september 2022 nader toegelicht. De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 21 september 2022 overwogen dat de bedingen in de algemene voorwaarden van Parking aan Zee niet als onredelijk bezwarend moeten worden aangemerkt. De kantonrechter heeft de eisende partij in de gelegenheid gesteld om de gevorderde aanvullende schadevergoeding te onderbouwen. Na beoordeling van de argumenten van Parking aan Zee, concludeert de kantonrechter dat de gevorderde vergoeding als 'prikkel tot nakoming' in een redelijke verhouding staat tot het belang van de eisende partij. De kantonrechter heeft daarom de vordering van Parking aan Zee toegewezen en de gedaagde partij in het ongelijk gesteld. De gedaagde partij is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 367,77, vermeerderd met wettelijke rente, en tot betaling van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 310,22. De veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.