ECLI:NL:RBNHO:2024:3899

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
19 april 2024
Zaaknummer
HAA 23/1444
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor het optrekken van de voorgevel en het plaatsen van een dakopbouw in beschermd stadsgezicht

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van eiseres tegen de weigering van een omgevingsvergunning beoordeeld. Eiseres had een vergunning aangevraagd voor het optrekken van de voorgevel en het plaatsen van een dakopbouw met dakkapel op haar perceel. Het college van burgemeester en wethouders van Haarlem had de vergunning aanvankelijk verleend, maar na bezwaar van de Erfgoedvereniging Bond Heemschut werd het besluit herroepen en de vergunning geweigerd. De rechtbank oordeelt dat Heemschut als belanghebbende kan worden aangemerkt op basis van zijn statutaire doelstellingen en feitelijke werkzaamheden, die gericht zijn op het behoud van cultuurhistorische waarden.

De rechtbank concludeert dat de adviezen van de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit (ARK) aan het bestreden besluit ten grondslag mochten worden gelegd. Eiseres had geen concrete aanknopingspunten aangedragen die twijfels zouden rechtvaardigen over de zorgvuldigheid van deze adviezen. De rechtbank oordeelt dat de weigering van de omgevingsvergunning in redelijkheid is genomen, waarbij het belang van het behoud van het beschermenswaardige karakter van het pand zwaarder weegt dan de belangen van eiseres. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/1444

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 april 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R.M. Rensing),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, verweerder

(gemachtigden: mr. R. van Dijken en mr. M.S.M. Vringer).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
Erfgoedvereniging Bond Heemschutuit Haarlem, Heemschut
(gemachtigde: [naam 1] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de geweigerde omgevingsvergunning voor het optrekken van de voorgevel en het plaatsen van een dakopbouw met een dakkapel in het voordakvlak op het perceel [adres 1] in [plaats] .
1.1.
Verweerder heeft de door eiseres aangevraagde omgevingsvergunning met het primaire besluit van 14 februari 2022 verleend. Met het bestreden besluit van 11 januari 2023 op het bezwaar van Heemschut heeft verweerder het primaire besluit herroepen en de aangevraagde omgevingsvergunning alsnog geweigerd.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Heemschut heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 18 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar partner [naam 2] , de gemachtigde van eiseres en de architect van eiseres, [naam 3] ; de gemachtigden van verweerder en de deskundige van verweerder, [naam 4] ; en namens Heemschut de secretaris van het bestuur, [naam 5] en de gemachtigde van Heemschut.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Op 3 november 2021 heeft eiseres een omgevingsvergunning aangevraagd voor het optrekken van de voorgevel en het plaatsen van een dakopbouw met een dakkapel in het voordakvlak op het perceel [adres 1] in [plaats] (hierna: het perceel).
2.2.
In het primaire besluit van 14 februari 2022 heeft verweerder de aangevraagde omgevingsvergunning verleend. Ten aanzien van de activiteit ‘handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening’ [1] heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het bouwplan in strijd is met artikel 18.2, onder e, f en m, van het bestemmingsplan “ [bestemmingsplan] ”. Verweerder heeft vervolgens gebruik gemaakt van zijn buitenplanse afwijkingsbevoegdheid [2] , omdat het bouwplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij heeft verweerder het positieve advies van de afdeling Omgevingsbeleid, team Stedenbouw en planologie (hierna: team Stedenbouw) zwaarder laten wegen dan het negatieve advies van het team Erfgoed. Ten aanzien van de activiteit ‘slopen in beschermd stadsgezicht’ [3] heeft verweerder zich, onder verwijzing naar het positieve advies van de gemeentelijke architectuurhistoricus, op het standpunt gesteld dat er geen redenen zijn om de omgevingsvergunning te weigeren.
2.3.
Naar aanleiding van het ingediende bezwaar van Heemschut heeft verweerder het bouwplan ter advisering voorgelegd aan de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit (ARK). Op 23 mei 2022 heeft de ARK een negatief advies uitgebracht. Eiseres heeft vervolgens op 8 juli 2022 een tegenadvies van Hylkema Erfgoed overgelegd. Daarop heeft de ARK op
31 augustus 2022 een nader advies uitgebracht en is de ARK bij haar negatieve advies gebleven. Op 7 november 2022 heeft eiseres opnieuw een tegenadvies van Hylkema Erfgoed overgelegd.
2.4.
Met het bestreden besluit van 11 januari 2023 heeft verweerder, onder verwijzing naar het advies van de bezwaarcommissie, het primaire besluit herroepen en de aangevraagde omgevingsvergunning alsnog geweigerd. Verweerder heeft de negatieve adviezen van de ARK aan zijn besluitvorming ten grondslag gelegd en zich op het standpunt gesteld dat het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt.

Wet- en regelgeving

3.1.
Op het perceel geldt het bestemmingsplan “ [bestemmingsplan] ” (hierna: Bestemmingplan). Op het perceel rust de bestemming ‘Gemengd – 2’ en de dubbelbestemming ‘Waarde – beschermd stadsgezicht’ [4] . Het perceel heeft een specifieke bouwaanduiding – orde 2.
3.2.
Artikel 1.64 van het Bestemmingsplan luidt als volgt: ‘orde-2 betreft bouwwerken ouder dan 50 jaar die op grond van hun architectonische kwaliteit, op grond van hun plaats in de stedenbouwkundige structuur of als toonaangevend element behoudenswaardig zijn.’
3.3.
Uit de toelichting bij artikel 18 van het Bestemmingsplan volgt dat bij beeldbepalende gebouwen (orde-2) specifieke waarden van het pand (zoals opgenomen in de redengevende omschrijving) binnen de gevelwand behouden dienen te blijven. Bij verbouwing heeft een restauratieve aanpak van de straatgevels en de kap de voorkeur.
3.4.
De redengevende omschrijving voor het pand op het perceel luidt als volgt [5] :
“Laat 19e eeuwse eenlaagse arbeiderswoning onder driezijdige mansardekap.
Kavelnummers tussen [nummers] .
Gemetselde lijstgevel in eenvoudige stijl.
Met name vanwege hoofdvorm en stedenbouwkundige opzet, redelijk gaaf karakteristiek laat 19e eeuws, vroeg 20e eeuws gevelbeeld en materialisering.”
3.5.
Op het perceel gelden tevens het Reparatieplan B Haarlem 2019 (hierna: Reparatieplan B), met de dubbelbestemming ‘Waarde – bouwhistorie’ [6] , en het Reparatieplan C Haarlem 2020 [7] (hierna: Reparatieplan C).
3.6.
De van belang zijnde wet- en regelgeving, waaronder de relevante bestemmingsplanbepalingen, is voor de leesbaarheid van deze uitspraak opgenomen in de bijlage, die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.

Beoordeling door de rechtbank

4. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wabo.
De aanvraag voor een omgevingsvergunning is ingediend op 3 november 2021. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
5. Deze uitspraak gaat over de weigering van een omgevingsvergunning voor het optrekken van de voorgevel en het plaatsen van een dakopbouw met een dakkapel in het voordakvlak op het perceel. Eiseres is het hier niet mee eens. Zij voert daartegen een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de weigering van de omgevingsvergunning.
5.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep ongegrond is en dat verweerder de omgevingsvergunning in redelijkheid heeft kunnen weigeren. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Is het bezwaar niet-ontvankelijk?
6. De rechtbank is van oordeel dat er geen aanleiding bestond het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
6.1.
Eiseres voert aan dat het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard had moeten worden, omdat Heemschut geen belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, gelezen in samenhang met het derde lid, van de Awb. Volgens eiseres is de statutaire doelstelling van Heemschut onvoldoende onderscheidend om op grond daarvan te kunnen oordelen dat haar belang rechtstreeks is betrokken bij het bestreden besluit. Eiseres wijst erop dat de statutaire doelstelling niet geografisch is beperkt.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Voor de beantwoording van de vraag of een rechtspersoon belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb, is bepalend of de rechtspersoon krachtens zijn statutaire doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt. Uit de totstandkomingsgeschiedenis blijkt dat de wetgever met artikel 1:2, derde lid, van de Awb veilig heeft willen stellen dat verenigingen of stichtingen als belanghebbenden kunnen opkomen, mits een algemeen of collectief belang dat zij zich statutair ten doel stellen te behartigen en waarvoor zij zich daadwerkelijk inzetten, bij het besluit rechtstreeks is betrokken. [8] Heemschut is een vereniging die zich volgens haar statuten ten doel stelt het behoud van de bescherming en instandhouding van de schoonheid en het historisch-ruimtelijke karakter van Nederland in het algemeen en van cultuurmonumenten in het bijzonder. Heemschut is een landelijke erfgoedvereniging die georganiseerd is in verschillende onafhankelijke provinciale commissies. De activiteiten die Heemschut verricht om haar doel te bereiken zien onder meer op het benaderen van de overheid, het geven van advies en voorlichting en het bestuderen van vraagstukken die betrekking hebben op het doel [9] . Tussen partijen is niet in geschil dat het perceel is gelegen binnen een beschermd stadsgezicht en de specifieke bouwaanduiding – orde 2 heeft. Dit betekent dat het pand op het perceel op grond van zijn architectonische kwaliteit, zijn plaats in de stedenbouwkundige structuur of als toonaangevend element behoudenswaardig is. Gelet op de statutaire doelstellingen en de feitelijke werkzaamheden is de rechtbank van oordeel dat Heemschut in de onderhavige zaak een rechtstreeks betrokken belang behartigt, zodat Heemschut belanghebbende is in de zin van artikel 1:2 van de Awb. Er is geen grond voor het oordeel dat de statutaire doelstelling onvoldoende onderscheidend is. Dat die doelstelling wordt nagestreefd in Nederland leidt er niet toe dat eiseres geen belanghebbende is in deze zaak.
6.2.
Eiseres voert aan dat het bezwaar van Heemschut niet-ontvankelijk verklaard had moeten worden, omdat de gronden van bezwaar te laat zijn ingediend. Ter zitting heeft eiseres deze beroepsgrond ingetrokken, omdat verweerder desgevraagd aan eiseres de ontvangstbevestiging van het bezwaarschrift heeft getoond waaruit volgt dat de gronden van het bezwaar binnen de daartoe gestelde termijn zijn ingediend. Deze beroepsgrond hoeft niet meer te worden besproken.
6.3.
Eiseres voert aan dat het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard had moeten worden, omdat de machtiging van de gemachtigde van Heemschut in bezwaar te laat is overgelegd.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Heemschut heeft op 28 maart 2022 bezwaar gemaakt, de gronden van bezwaar zijn van 9 april 2022 en de machtiging voor de bezwaarprocedure dateert van 13 april 2022. Er is geen grond voor het oordeel dat deze machtiging, van een bij verweerder bekende vereniging, te laat is ingediend. De rechtbank wijst er op dat verweerder op grond van artikel 2.1, derde lid, van de Awb een schriftelijke machtiging
kanverlangen.
Mocht verweerder de adviezen van de ARK aan het bestreden besluit ten grondslag leggen?
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de adviezen van de ARK aan het bestreden besluit ten grondslag heeft mogen leggen. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
7.1.
Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte doorslaggevend belang heeft toegekend aan de adviezen van de ARK. Niet valt in te zien waarom verweerder aan de adviezen van de ARK meer waarde hecht dan aan de adviezen van de eigen gemeentelijke deskundigen (team Stedenbouw en de architectuurhistoricus), op basis waarvan verweerder in de primaire fase heeft besloten om de aangevraagde omgevingsvergunning te verlenen, en de tegenadviezen van de externe deskundige Hylkema Erfgoed. Daarnaast stelt eiseres dat de adviezen van de ARK ongemotiveerd en zeer summier zijn en dat eruit volgt dat integraal behoud van het pand op het perceel wordt nagestreefd, terwijl in de toelichting bij het Bestemmingsplan staat dat het borgen van cultuurhistorische waarden niet betekent dat er niets meer mag gebeuren. Verder stelt eiseres dat bij de belangenafweging dient te worden betrokken dat zij het pand op het perceel wenst uit te breiden in verband met toekomstige gezinsuitbreiding. Als de aangevraagde omgevingsvergunning alsnog wordt geweigerd, is zij genoodzaakt om te verhuizen.
7.2.
De rechtbank stelt vast dat op grond van artikel 18.5, onder c, van het Bestemmingsplan verweerder alvorens te beslissen op de aanvraag van eiseres advies had moeten inwinnen bij de ARK omtrent de mogelijke aantasting van de cultuurhistorische en/of beeldbepalende waarden van de bebouwing. Dit volgt ook uit en artikel 3.2, eerste lid, onder c, van het Reparatieplan B bij een mogelijke verstoring van bouwhistorische waarden. Het inwinnen van advies blijft alleen achterwege als evident is dat er geen sprake is van aantasting van bouwhistorische waarden. Omdat het team Erfgoed negatief heeft geadviseerd was het niet evident dat er geen sprake is van aantasting van bouwhistorische waarden en daarom kon het inwinnen van advies van de ARK niet achterwege blijven. Het zou weliswaar beter zijn geweest als verweerder de ARK reeds in de primaire fase om advies had gevraagd, maar dit laat onverlet dat verweerder hiertoe in bezwaar alsnog kan overgaan. In bezwaar moet immers een volledige heroverweging van het bestreden besluit plaatsvinden.
7.3.
De ARK heeft op inhoudelijke gronden meerwaarde toegekend aan het bestaande uiterlijk van het pand/straatbeeld. Hierbij is het stedenbouwkundig advies betrokken, maar er is geen aanleiding om af te wijken van het bestaande beleid. Door de ARK is – kort samengevat – vastgesteld dat met het bouwplan het bestaande en beschermenswaardige karakter verloren gaat van de eenlaagse arbeiderswoning, terwijl deze eenlaagsheid nu juist een waarde is zoals genoemd in de redengevende omschrijving en de reden waarom het pand een 'orde 2 status' heeft.
7.4.
Het is vaste jurisprudentie van de Afdeling [10] dat een bestuursorgaan op een advies van een deskundige mag afgaan, nadat het is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Deze verplichting is neergelegd in artikel 3:9 van de Awb voor de wettelijk adviseur en volgt uit artikel 3:2 van de Awb voor andere adviseurs. Indien een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag het bestuursorgaan niet zonder nadere motivering op het advies afgaan. Zo nodig vraagt het bestuursorgaan de adviseur een reactie op wat over het advies is aangevoerd.
7.5.
De vraag die voorligt is of eiseres met de tegenadviezen van Hylkema Erfgoed concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van de adviezen van de ARK, de begrijpelijkheid van de in die adviezen gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusie daarop naar voren heeft gebracht.
De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de ARK voldoende onderbouwd waarom het bouwplan niet gewenst is en heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat er geen aanleiding is om af te wijken van de adviezen van de ARK. Daarbij heeft verweerder het belang van behoud van het beschermingswaardige karakter van het pand op het perceel in redelijkheid zwaarder kunnen laten wegen dan het belang van eiseres om niet te hoeven verhuizen.
Uit de adviezen van de ARK blijkt niet dat integraal behoud van het pand op het perceel wordt nagestreefd. Uit de adviezen blijkt slechts dat naar het oordeel van de ARK het bouwplan ervoor zorgt dat het bestaande en beschermingswaardige karakter van de eenlaagse arbeiderswoning verloren gaat. Dat Hylkema Erfgoed een andere waardering aan het bouwplan geeft dan de ARK, is onvoldoende voor het oordeel dat de adviezen van de ARK niet toereikend zijn [11] . In hetgeen eiseres in beroep heeft aangevoerd ziet de rechtbank evenmin concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de adviezen van de ARK. Aan de toelichting op het Bestemmingsplan, waarin staat dat het borgen van cultuurhistorische waarden niet betekent dat er niets meer mag gebeuren, komt geen beslissende betekenis toe. Uit die toelichting volgt in ieder geval niet dat verweerder verplicht is om aan ieder bouwplan zijn medewerking te verlenen.
Kan eiseres een geslaagd beroep doen op het gelijkheidsbeginsel?
8. De rechtbank is van oordeel dat eiseres geen geslaagd beroep kan doen op het gelijkheidsbeginsel. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
8.1.
Eiseres heeft met haar beroep op het gelijkheidsbeginsel gewezen op de volgende –volgens haar – vergelijkbare gevallen: [straat] [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3] , [nummer 4] , [nummer 5] , [nummer 6] en [nummer 7] , [adres 2] en [adres 3] . Volgens eiseres heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt.
8.2.1.
Ten aanzien van [straat] [nummer 6] en [nummer 7] heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van rechtens vergelijkbare gevallen en dat eiseres daarom geen geslaagd beroep kan doen op het gelijkheidsbeginsel. Daarbij heeft verweerder verwezen naar het advies van de ARK van 31 augustus 2022 en ter zitting heeft verweerder het standpunt nog nader toegelicht. In het advies van de ARK staat over [straat] [nummer 6] en [nummer 7] het volgende:
“In het rapport wordt de [straat] [nummer 6] en [nummer 7] aangehaald als voorbeeld waarbij ook een orde-2 pand is verbouwd en er een volumevergroting heeft plaats gevonden. Dit plan is destijds positief ontvangen door de gemeente en door de ARK. Dit is vergund in 2020 waarvoor in 2017 al een fase 1 aanvraag is verleend voor de volumevergroting. De [straat] [nummer 6] en [nummer 7] is een andere stedenbouwkundige situatie vergeleken met de situatie aan de [adres 1] . Het brede profiel van de [straat] zou meer bouwvolume kunnen toestaan aan weerszijde van de straat. Daarbij was er sprake van een enorme schaalsprong in de wand van de [straat] in dit stukje bebouwing; de drie lage arbeiderswoningen waren ingeklemd met aan de ene kant tweelaagse bebouwing met een kap en aan de andere kant een pand met drie lagen en een hoge kap/dakopbouw. De blinde zijgevel van dit pand, nummer [nummer 8] , betrof een groot oppervlak en was van negatieve invloed op de ruimtelijke kwaliteit van de straat. Om de schaalsprong en de situatie van de blinde zijgevel te verzachten is er geoordeeld dat de vergroting van de voormalige arbeiderswoningen hier ruimtelijk gezien passend is bevonden.”Daaraan heeft verweerder ter zitting nog toegevoegd dat het in dit geval ging om de context – het brede straatprofiel én het buurpand dat een enorme hoogte had met een hele prominente zijgevel – en dat daarom het straatbeeld bij [straat] [nummer 6] en [nummer 7] zwaarder heeft gewogen.
8.2.2.
Ten aanzien van [straat] [nummer 2] , [nummer 4] en [nummer 5] geldt volgens verweerder ook hetgeen de ARK heeft overwogen ten aanzien van de [straat] [nummer 6] en [nummer 7] . Ter zitting is daaraan toegevoegd dat het uitgangspunt bij deze drie panden anders was, omdat er al een houten optopping was. De oorspronkelijke kap is bij de optopping verdwenen en de orde 2 status is toen ook ingetrokken. Omdat de houten optopping van slechte kwaliteit was, is toestemming geven om deze te vervangen door een bakstenen voorgevel met een kap erop. Met deze nieuwe kap is de bestaande situatie verbeterd.
8.2.3.
Ten aanzien van [adres 2] , [straat] [nummer 1] en [nummer 3] en [adres 3] heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de panden op deze percelen geen rechtens vergelijkbare gevallen zijn, omdat uit de redengevende omschrijvingen van deze panden blijkt dat het in geen van deze gevallen gaat om een eenlaagse arbeiderswoning die met name vanwege de hoofdvorm en stedenbouwkundige opzet beschermingswaardig is. Daaraan heeft verweerder ter zitting nog toegevoegd dat [straat] [nummer 1] een tweelaagse woning is met plat dak waar later een kap op is gezet en daar ging het in de redengevende omschrijving om de lijsten en het roedewerk van de ramen en die elementen zijn behouden gebleven bij de verbouwing; [straat] [nummer 3] is een pand met drie verdiepingen waar een kap op is gezet. Ook hier zijn de redengevende elementen waarom het een orde 2 pand is, behouden gebleven bij de verbouwing; [adres 4] is een drielaags pakhuis en uit het archief blijkt dat dit pand pas in 2017 een orde 2 status heeft gekregen; en [adres 3] is een tweelaags pand waar een nieuwe kap op is gezet nadat de oorspronkelijke kap verloren was gegaan en daarnaast heeft dit pand, anders dan het pand van eiseres, een orde 1 status.
8.3.
Uit de uitgebreide motivering van verweerder volgt dat de panden waar eiseres naar verwijst geen rechtens vergelijkbare gevallen zijn. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat eiseres geen geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel kan doen.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, in aanwezigheid van drs. A.F. Hermus-Zoetmulder, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
11 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Invoeringswet Omgevingswet

Artikel 4.3. (besluit op aanvraag)

Als voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet een aanvraag om een besluit is ingediend, blijft het oude recht, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, van toepassing:
a. als tegen het besluit beroep openstaat: tot het besluit onherroepelijk wordt,
b. als tegen het besluit geen beroep openstaat: tot het besluit van kracht wordt.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c en h:

Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
(…)
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
(…)
h. het slopen van een bouwwerk in een beschermd stads- of dorpsgezicht of
(…).

Artikel 2.12

1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1°. met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
2°. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3°. in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;
b. indien de activiteit in strijd is met het exploitatieplan: met toepassing van de daarin opgenomen regels inzake afwijking;
c. indien de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening: voor zover de betrokken regels afwijking daarvan toestaan;
d. indien de activiteit in strijd is met een voorbereidingsbesluit: met toepassing van de in het voorbereidingsbesluit opgenomen regels inzake afwijking.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de inhoud van de ruimtelijke onderbouwing, bedoeld in het eerste lid, onder a, onder 3°.

Artikel 2.16

Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder g of h, kan de omgevingsvergunning worden geweigerd indien naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.
Bestemmingsplan “ [bestemmingsplan] ”

Artikel 1.64 Orde 2 bouwwerken:

orde 2 betreft bouwwerken ouder dan 50 jaar die op grond van hun architectonische kwaliteit, op grond van hun plaats in de stedenbouwkundige structuur of als toonaangevend element behoudenswaardig zijn.

Artikel 7 Gemengd - 2

7.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
7.1.1
Begane grond
wonen zoals bedoeld in artikel 16.1 onder a;
bedrijven of bedrijfsactiviteiten van categorie B, zoals genoemd in de bij deze regels behorende zoneringslijst, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf -1 tevens de volgende bedrijven of bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan:
- autoplaatwerkerijen, met de SBI-code 45204 A
publieksgerichte en niet-publieksgerichte dienstverlening;
horeca t/m categorie 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2';
horeca t/m categorie 3, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3';
maatschappelijke voorzieningen zoals genoemd in artikel 10.1;
de functies zoals genoemd in artikel 6.1 onder c. ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning';
een kinderdagverblijf met bijbehorende voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf';
detailhandel met daaraan ondergeschikte en daarmee verbonden horeca van categorie 1, tot niet meer dan 30 % van het brutovloeroppervlak, zonder terras en zonder het schenken van alcoholische dranken ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
bijbehorende voorzieningen, zoals voorzieningen ten behoeve van de functies op de overige verdiepingen, verkeers- , parkeer- en groenvoorzieningen, kunstwerken, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.
7.1.2
Overige verdiepingen
wonen zoals bedoeld in artikel 16.1 onder a;
de functies genoemd in 7.1.1, onder c tot en met h uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gemengd 2';
bijbehorende voorzieningen, zoals voorzieningen ten behoeve van de functies op de begane grond.
7.2
Bouwregels
Binnen de bestemming 'Gemengd - 2' gelden de bouwregels zoals aangegeven in artikel 18.
7.3
Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 21 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:
een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 m²;
Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen als zelfstandige woning.

Artikel 18 Waarde - Beschermd stadsgezicht

18.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel en de uitbouw van de in de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing.
18.2
Bouwregels
In aanvulling en met voorrang op het bepaalde bij de andere voorkomende bestemming(en) gelden voor bouwwerken de volgende regels, met dien verstande dat voor zover legaal gebouwde (delen van) bouwwerken op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoen aan de in het plan genoemde maten de dan aanwezige maten, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel gelden.

bouwvlak / voorgevelrooilijn / gevelindeling

hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
er moet aangesloten worden op de belendende gebouwen;
gebouwen mogen niet worden samengevoegd;
voorgevels mogen uitsluitend in de voorgevelrooilijn worden opgericht uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' en met uitzondering voor gebouwen op binnenterreinen;
ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduidingen 'orde 1 en orde 2' dient de bestaande gevelindeling gehandhaafd te blijven

goothoogte / bouwhoogte / ondergronds bouwwerk

voor bouwvlakken met daarin opgenomen de specifieke bouwaanduiding orde- 1 of orde- 2 dient de bestaande goothoogte en/of bestaande bouwhoogte gehandhaafd te blijven;
ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' dient binnen de aangegeven goothoogte te worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'minimale - maximale goothoogte' dient binnen de aangegeven goothoogten te worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' dient binnen de aangegeven bouwhoogte te worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte - maximale bouwhoogte' dient de kap binnen de aangegeven goot- en bouwhoogte te worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%) is ten hoogste het aangegeven bebouwingspercentage toegestaan;
de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 7 meter bedragen;

kap / nokrichting / vorm

ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduidingen orde 1 en orde 2' dient de bestaande nokrichting, kap of dakvorm gehandhaafd te blijven m.u.v. ondergeschikte onderdelen zoals dakkapellen, dakdoorbrekingen en dergelijke;
in overige gevallen dient indien boven de maximale goothoogte wordt gebouwd, gebouwd te worden binnen de contouren van een kap of een zadeldak waarvan:
1. de maximale hoogte 4 m bedraagt, verticaal gemeten vanaf de (maximale) goothoogte, tenzij op de verbeelding anders staat aangegeven;
2. de dakhelling niet minder bedraagt dan 45 en niet meer dan 70 graden. Bij een samengestelde kap dient de dakhelling van de bovenste dakvlakken minimaal 20 graden te bedragen;
dakkapellen in het voordakvlak of een naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak
dakkapellen mogen in het voordakvlak of een naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak worden opgericht, mits:
1. de dakkapel een maximale breedte heeft van 2,5 meter, waarbij de breedte nooit meer mag bedragen dan 50% van het dakvlak;
2. de onderzijde van de dakkapel minimaal 0,5 meter en maximaal 1,0 meter boven de dakvoet wordt geplaatst;
3. de dakkapel in of binnen 0,5 meter van de dakvoet wordt geplaatst, waarbij de breedte van de dakkapel niet meer bedraagt dan 1,5 meter en niet breder is dan een derde van de breedte van het dakvlak;
4. de afstand van de bovenzijde van de dakkapel tot de nok minimaal 0,5 meter bedraagt;
5. de afstand van de zijkant van de dakkapel tot de zijkant van het dakvlak minimaal 0,9 meter bedraagt.
6. bij meerdere dakkapellen in serie er tevens sprake is van een regelmatige rangschikking van de dakkapellen met een minimale afstand van 0,5 meter tussen de afzonderlijke kapellen .
dakkapellen in het achterdakvlak of een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak
dakkapellen mogen worden opgericht in het achterdakvlak of een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak, mits:
1. de dakkapel een maximale breedte heeft van 2,5 meter, waarbij de breedte nooit meer mag bedragen dan 60% van het dakvlak;
2. de onderzijde van de dakkapel minimaal 0,5 meter en maximaal 1,0 meter boven de dakvoet wordt geplaatst;
3. de afstand van de bovenzijde van de dakkapel tot de nok minimaal 0,5 meter bedraagt;
4. de afstand van de zijkant van de dakkapel tot de zijkant van het dakvlak minimaal 0,5 meter bedraagt. In geval van een dwarskap bedraagt de afstand van de zijkant van de dakkapel tot de voorgevel minimaal 2,5 meter;
5. bij meerdere dakkapellen in serie er tevens sprake is van een regelmatige rangschikking van de dakkapellen met een minimale afstand van 0,5 meter tussen de afzonderlijke kapellen en de totale breedte van de dakkapellen maximaal 60% van het dakvlak bedraagt.

dakterras

een dakterras is toegestaan, mits:
1. gesitueerd op een aan- of uitbouw;
2. het dakterras van binnenuit wordt ontsloten;
3. privacyschermen niet hoger zijn dan 1,5 m en niet dieper dan 2,5 m;
4. de afstand tussen de tegenoverliggende achtergevels van de hoofdbebouwing minimaal 15 m bedraagt;
5. de diepte van het dakterras niet meer bedraagt dan 2,5 m gemeten vanuit de achtergevel;
6. voorzien van een afscheiding met een maximale hoogte van 1,2 m;
7. er geen overige bouwwerken op het dakterras worden geplaatst.

Collectoren voor warmteopwekking of panelen voor electriciteitsopwekking

collectoren voor warmteopwekking of panelen voor electriciteitsopwekking zijn toegestaan mits:
1. niet zichtbaar vanaf het openbaar toegankelijk gebied;
2. geplaatst op een dak;
3. op een schuin dak de zonnecollectoren of de zonnepanelen:
 aan alle kanten binnen het dakvlak blijven;
 in of direct op het dakvlak worden geplaatst;
 dezelfde hellingshoek hebben als het betreffende dakvlak.
4. op een plat dak de zonnecollectoren of de zonnepanelen zover van de dakrand verwijderd blijven als de hoogte van de collector of het paneel;
5. ze één geheel vormen met de installatie voor het opslaan van water respectievelijk het opwekken van elektriciteit. Indien dit niet het geval is dient die installatie binnen in het betreffende gebouw te worden geplaatst.
18.3
Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen, de nokrichting, kap- en dakvorm, dakhelling en de indeling en vormgeving van de bebouwing, ten behoeve van:
het straat- en bebouwingsbeeld;
de cultuurhistorische waarden;
de privacy en bezonning van de omwonenden;
de verkeerssituatie ter plaatse;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
18.4
Afwijken van de bouwregels
kap / vorm
a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.2 onder q. en een afwijkende kapvorm toestaan, mits deze verandering een herstel of verbetering van het (historisch) daklandschap betreft.

samenvoegen (parcellering)

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.2 onder e en toestaan dat gebouwen, worden samengevoegd ten behoeve van functies passend binnen de bestemming, mits:
de individuele panden als zodanig herkenbaar blijven in zowel aanzicht als hoofdstructuur;
niet meer dan twee gebouwen worden samengevoegd;
de totale voorgevelbreedte van twee gebouwen maximaal 11 m is;
er geen sprake is van een gang, steeg of ozendrop tussen de panden;
de scheidingsmuur niet geheel verwijderd wordt;
door het samenvoegen van de gebouwen het aantal opgangen naar bovenwoningen niet afneemt;
Aanvullend gelden ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'orde -2 de volgende bepalingen:
7. de historische bouwmuur dient voor ten minste de helft behouden te blijven;
8. vanaf de voorgevelrooilijn een muurvlak behouden blijft met een breedte van minimaal de helft van de hoogte van de betreffende muur;
9. van de muur boven de te maken doorbraak over de gehele lengte minstens 50 cm onder het constructieve plafond behouden blijft;
10. elke afzonderlijke doorbraak niet breder is dan 2 meter;
11. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouwhistorische waarden van het bouwwerk.
12. het bevoegd gezag kan afwijken van de bepalingen onder 7 tot en met 11 als door middel van bouwhistorisch onderzoek kan worden aangetoond dat er geen bouwhistorische waarden in het geding zijn.

dakopbouw / gootverhoging

het bepaalde in lid 2 onder n en toestaan dat de (maximale) goothoogte van gebouwen wordt overschreden ten behoeve van een extra bouwlaag met een platte afdekking of met een afdekking onder een hoek van maximaal 20 graden, mits:
o het gebouwen betreft die op de verbeelding niet zijn aangeduid als 'orde -1 of orde -2;
o de hoogte van de extra bouwlaag boven de maximale goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
o gebouwd wordt binnen de contour mede gevormd door dakvlakken met een maximale hellingshoek van 70 graden;
o de zijgevel gelegen aan openbaar toegankelijk gebied dan wel gelegen op een afstand van minder dan 10 m tot naastgelegen hoofdbebouwing wordt afgedekt met een dakvlak onder een hoek van maximaal 70 graden of recht wordt opgetrokken binnen de contour.

dakkapellen

het bepaalde in lid 2 onder r en s en toestaan dat:
o een dakkapel in of binnen 0,5 m van de dakvoet geplaatst wordt;
o een dakkapel in of binnen 0,5 m van de nok geplaatst wordt;
o de afstand tot de dakvoet meer dan 1,0 m bedraagt;
o een dakkapel in of binnen 0,9 m van de zijkant van het dakvlak geplaatst wordt;
dakkapellen in het voordakvlak of een naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak
het bepaalde in lid 2 onder r en toestaan dat:
o een dakkapel in de goot breder wordt dan 1/3 van het voor- of een naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak, mits de maximale breedte niet meer bedraagt dan de helft van de breedte van het dakvlak met een maximale breedte van 2,5 m;
o een dakkapel in of binnen 0,5 m van de dakvoet geplaatst wordt.
dakkapellen in een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak / dakdoorbreking tussen twee aaneengesloten gebouwen
het bepaalde in lid 2 sub f,g, j, l, m en r en toestaan dat een gootverhoging ten behoeve van een dakdoorbreking of dakkapel tussen twee aaneengesloten gebouwen is toegestaan, mits:
o geplaatst in een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak;
o de bovenzijde van de dakuitbreiding niet hoger is dan de bouw/ nokhoogte van naastgelegen gebouw - 0, 5 m;
o de breedte niet meer bedraagt dan de helft van de diepte van het hoofdgebouw;
o wordt gebouwd op een afstand van ten minste 2 m gemeten vanaf de voor- en achtergevel;
o de afstand van de bovenzijde van de dakdoorbreking tot de nok minimaal 0,5 m bedraagt.

dakterras

het bepaalde in lid 2 onder h, i, j, k, m, p, q, t en toestaan dat een dakterras wordt gesitueerd op de hoofdbebouwing met (een gedeeltelijk) plat dak, mits:
o de afscheiding op een afstand van minimaal 2 m van de dakrand aan de voorzijde wordt geplaatst bij een straatprofielbreedte van minder dan 20 m;
o de afscheiding op een afstand van minimaal 4 m van de voorgevel wordt geplaatst bij een straatprofielbreedte van meer dan 20 m;
o de afscheiding aan de achterzijde 2 m voor de dakrand aan de achterzijde wordt geplaatst.
o indien er een architectonische aanleiding is voor een dakterras zoals een borstwering of een doorgetrokken dakvlak kan van het bovengestelde worden afgeweken;
het bepaalde in lid 2 onder t en een dieper dakterras toestaan, mits gesitueerd op een aanbouw in de rooilijn, voorzien van een afscheiding met een maximum hoogte van 1,5 m aan de zijde van de openbare weg.

afwijkingscriteria

i. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheden als bedoeld in dit lid of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
1. het straat- en bebouwingsbeeld;
2. de cultuurhistorische waarden;
3. de privacy en bezonning van de omwonenden;
4. de verkeerssituatie ter plaatse;
5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
6. de brandveiligheid en rampenbestrijding.
18.5
Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bebouwing ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'orde -2' geheel of gedeeltelijk te slopen of te veranderen (sloopvergunning); het aantasten of vernietigen van cultuurhistorische en/of beeldbepalende elementen van orde-2 gebouwen wordt gelijkgesteld met het geheel of gedeeltelijk slopen van bouwwerken;
de onder a bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien uit een bouwhistorisch onderzoek blijkt dat de cultuurhistorische en/ of beeldbepalende waarden van het bouwwerk niet op een onaanvaardbare wijze worden verstoord, mede in relatie tot het straatbeeld en de omgeving.
alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wint het bevoegd gezag advies in bij de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit omtrent de mogelijke aantasting van de cultuurhistorische en/ of beeldbepalende waarden van de bebouwing;
het bepaalde onder a is niet van toepassing op:
1. sloopwerkzaamheden en/of verbouwingswerkzaamheden die het normale onderhoud betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
2. sloopwerkzaamheden en/of verbouwingswerkzaamheden die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.
Reparatieplan B Haarlem 2019

Artikel 3 Waarde - Bouwhistorie (dubbelbestemming)

3.1
Bestemmingsomschrijving
3.1.1
Werkingsgebied
Binnen de dubbelbestemming 'waarde-bouwhistorie' zijn de wijzigingen zoals opgenomen in dit Reparatieplan van toepassing. Voor het overige blijft binnen de dubbelbestemming het juridisch-planologisch regime van de volgende bestemmingsplannen gelden:
a. Oude Stad, vastgesteld op 29-05-2014; b. Bakenes, vastgesteld op 06-06-2013; c. Nieuwstad, vastgesteld op 01-11-2012; d. Vijfhoek/Heiliglanden-De Kamp, vastgesteld op 14-06-2018; e. Burgwal, vastgesteld op 16-05-2013; f. Papentorenvest, onherroepelijk vanaf 11-11-2008.
3.1.2
Waarde - Bouwhistorie
De voor 'waarde - bouwhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de bouwhistorische waarden.
3.2
Bouwregels
1. In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden de volgende regels:
a. het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bebouwing met de dubbelbestemming 'waarde - bouwhistorie' geheel of gedeeltelijk te slopen, dan wel de bouwkundige onderdelen geheel of gedeeltelijke te verwijderen of te veranderen;
b. de onder a bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien mede uit een bouwhistorisch onderzoek blijkt dat de bouwhistorische waarden van het bouwwerk niet op een onaanvaardbare wijze worden verstoord;
c. alvorens te beslissen over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wint het bevoegd gezag advies in bij de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit omtrent de mogelijke verstoring van bouwhistorische waarden. Het inwinnen van advies blijft achterwege als evident is dat er geen sprake is van aantasting van bouwhistorische waarden;
d. het bepaalde onder a is niet van toepassing op verbouwingswerkzaamheden die het normale onderhoud betreffen en voortvloeien uit het gebruik overeenkomstig de bestemming.
2. Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.2 sublid 1onder a kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarde verbinden:
a. de verplichting tot het documenteren van het pand of de bouwkundige onderdelen die geheel of gedeeltelijk worden gesloopt, verwijderd of veranderd. Deze bouwhistorische documentatie dient te worden uitgevoerd op basis van de Richtlijn Bouwhistorisch Onderzoek (RCE2009) dan wel op basis van een specifiek programma van eisen. Het bevoegd gezag dient de bouwhistorische rapportage goed te keuren, voordat aangevangen kan worden met de uitvoering van de omgevingsvergunning.
3.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 3.2 sublid 1 onder b, indien toepassing hiervan zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Reparatieplan C Haarlem 2020

Artikel 25.9 Overige zone – herziening planregels 14

25.9.1 Werkingsgebied
Binnen de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 14' zijn de wijzigingen zoals opgenomen in dit Reparatieplan van toepassing. Voor het overige blijft binnen deze aanduiding het juridisch-planologisch regime gelden van de volgende bestemmingsplannen:
(…)
c. Vijfhoek Heiliglanden - de Kamp (14-6-18);
(…)
Artikel 25.9.2 Aanvullende bepaling beschermd stads- en dorpsgezicht
Aan artikel 18.2 van het bestemmingsplan “Vijfhoek Heiliglanden – de Kamp” wordt het volgende voorschrift toegevoegd:
Voor bouwwerken die op de verbeelding zijn aangeduid met 'Specifieke bouwaanduiding - orde 2' of op de waarderingskaart zijn aangeduid als 'orde 2' geldt dat bij verbouwing dient te worden uitgegaan van een restauratieve aanpak van de straatgevels en de kap. Oorspronkelijke gevelelementen dienen te worden gehandhaafd en indien nodig hersteld. Hierbij is gebruik van niet-authentieke materialen toegestaan, mits deze visueel volledig overeenkomen met de oorspronkelijke vorm, kleur en detaillering. Wanneer de bouwkundige staat zo slecht is dat de straatgevels en de kap niet meer kunnen worden gerestaureerd of hersteld, is het toegestaan om onder voorwaarden tot herbouw over te gaan. De straatgevels en de dakvorm moeten dan naar het origineel worden teruggebouwd, waarbij oorspronkelijke gevelelementen zo veel mogelijk dienen te worden hergebruikt en teruggeplaatst. Bij het beoordelen van de aanvraag omgevingsvergunning wordt het advies van Team Erfgoed van de gemeente Haarlem betrokken.

Artikel 25.10 Overige zone – herziening planregels 15

25.10.1 Werkingsgebied
Binnen de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 15' zijn de wijzigingen zoals opgenomen in dit Reparatieplan van toepassing. Voor het overige blijft binnen deze aanduiding het juridisch-planologisch regime van bestemmingsplan Vijfhoek/Heiliglanden - de Kamp, vastgesteld op 14 juni 2018, gelden.
25.10.2 Afwijking van de bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 15' wordt aan artikel 18.4 van het bestemmingsplan toegevoegd:

gevelindeling

i. het bepaalde in lid 2 en toestaan dat de gevelindeling wordt gewijzigd, mits deze verandering een herstel of verbetering van het gevelbeeld betreft.

Afwijkingscriteria (vernummering)

j. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheden als bedoeld in dit lid of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
1. het straat- en bebouwingsbeeld;
2. de cultuurhistorische waarden;
3. de privacy en bezonning van de omwonenden;
4. de verkeerssituatie ter plaatse;
5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
6. de brandveiligheid en rampenbestrijding.

Voetnoten

1.Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
2.Artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wabo en artikel 4, vierde lid, van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor).
3.Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder h, van de Wabo.
4.Artikelen 7 en 18 van het bestemmingsplan “ [bestemmingsplan] ”.
5.Zie Bijlage 4 bij de toelichting op het bestemmingsplan “ [bestemmingsplan] ”.
6.Artikel 3 van het Reparatieplan B Haarlem 2019.
7.Artikelen 25.9 en 25.10 van het Reparatieplan C Haarlem 2020.
8.Kamerstukken II 1988/1989, 21 221, nr. 3, blz. 32-35.
9.Zie de uitspraken van de Afdeling van 7 mei 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:1643) en 22 december 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:3435).
10.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 2 maart 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:625).
11.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 16 september 2021, r.o. 4.4 (ECLI:NL:RVS:2021:2088).