ECLI:NL:RBNHO:2024:4695

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
13 mei 2024
Zaaknummer
10843879 \ CV EXPL 23-8226
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake (pre)contractuele informatieplichten en toetsing van algemene voorwaarden in consumentenovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 7 februari 2024 een tussenvonnis gewezen in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap Collect Car B.V., handelende onder de naam Greenwheels, en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vordert betaling van € 3.131,62, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, waarbij de eisende partij moet voldoen aan wettelijke (pre)contractuele informatieplichten zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek.

De kantonrechter heeft ambtshalve de informatieplichten van de eisende partij beoordeeld en vastgesteld dat deze partij onvoldoende heeft onderbouwd hoe zij aan deze plichten heeft voldaan. De eisende partij heeft enkel aangegeven dat er sprake is van een overeenkomst op afstand, maar heeft nagelaten een concrete toelichting te geven. De kantonrechter heeft de eisende partij de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over de informatieplichten en heeft benadrukt dat het invullen van een informatieformulier niet volstaat.

Daarnaast heeft de kantonrechter ambtshalve de algemene voorwaarden van de eisende partij getoetst. Er is gekeken naar de eerlijkheid van de bedingen in de algemene voorwaarden ten opzichte van de consument. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij moet toelichten op welke bepalingen in de algemene voorwaarden de vorderingen zijn gebaseerd en of deze bepalingen eerlijk zijn. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen en de eisende partij is in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de bevindingen van de kantonrechter.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10843879 \ CV EXPL 23-8226
Uitspraakdatum: 7 februari 2024
Tussenvonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap
Collect Car B.V., handelende onder de naam
greenwheels
gevestigd te Rotterdam
de eisende partij
gemachtigde: mr.drs. J.J.F.M. Konings
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van
€ 3.131,62, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast vordert zij veroordeling van de gedaagde partij in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
(Pre)contractuele informatieplichten
2.2.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van Boek 6, titel 5, afdeling 2B van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
2.3.
De eisende partij heeft nagelaten een concrete toelichting te geven over de wijze van totstandkoming van de overeenkomst en hoe zij in die situatie heeft voldaan aan de op haar rustende informatieplichten. De eisende partij heeft enkel aangegeven dat er sprake is van een overeenkomst op afstand en hierbij verwezen naar de overgelegde producties. Dit is onvoldoende. In eerdere vonnissen heeft de kantonrechter de vorderingen van de eisende partij afgewezen op grond van artikel 111 lid 2 onder d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en artikel 21 Rv. De kantonrechter stelt vast dat de eisende partij naar aanleiding van deze vonnissen (nog) geen veranderingen heeft aangebracht in de onderbouwing in haar dagvaarding en overlegde producties. De kantonrechter geeft de eisende partij nogmaals de mogelijkheid om zich uit te laten over de op haar rustende informatieplichten. Hierbij benadrukt de kantonrechter dat het enkel invullen van het informatieformulier, zoals overgelegd in productie 0, niet volstaat. De kantonrechter wijst er bovendien op dat dat informatieformulier sinds 1 augustus 2022 van rechtspraak.nl is verwijderd. Reden daarvan is dat partijen aan de hand van opgedane ervaringen in de afgelopen jaren in staat worden geacht bekend te zijn met de eisen die aan de stelplicht en onderbouwing daarvan worden gesteld. Bovendien geeft de Richtlijn Sanctiemodel essentiële informatieplichten, te vinden op rechtspraak.nl, duidelijke handvatten voor de rechtspraktijk.
2.4.
In dit geval is sprake van een overeenkomst op afstand, waardoor de eisende partij concreet moet toelichten op welke wijze zij aan de (pre)contractuele informatieplichten van de artikelen 6:230m lid 1 en 6:230v van het BW heeft voldaan. Het heeft de aanbeveling dat de eisende partij schermafdrukken van het bestelproces overlegt, met daarbij een toelichting op welke wijze zij de consument heeft gewezen op zijn/haar rechten en heeft voldaan aan de op haar rustende informatieplichten.
Ambtshalve toetsing Algemene Voorwaarden Greenwheels NederlandV3(hierna: Algemene Voorwaarden)
2.5.
De kantonrechter moet ambtshalve beoordelen of op de overeenkomst met de gedaagde partij algemene voorwaarden van toepassing zijn en zo ja, of daarin geen bedingen zijn opgenomen die oneerlijk zijn ten opzichte van een consument, in de zin van artikel 3 van de
Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn). Dit artikel is in het Nederlandse recht tot uitdrukking gebracht in artikel 6:233 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW), waarin kort gezegd is bepaald dat een beding dat onredelijk bezwarend is, vernietigbaar is.
2.6.
De kantonrechter moet in dit verband beoordelen of bedingen, waaraan een consument gebonden is zonder dat daarover afzonderlijk is onderhandeld, in strijd met de goede trouw het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoren. In dat geval moet de kantonrechter daar consequenties aan verbinden, met de bedoeling dat de consument erop kan vertrouwen dat de ‘kleine lettertjes’ niet oneerlijk voor hem uitpakken – en dat hij wordt beschermd als hij zijn handtekening heeft gezet onder een overeenkomst waarin oneerlijke bedingen blijken te zijn opgenomen.
2.7.
De kantonrechter voegt hier nog aan toe dat het gaat om een beoordeling van de bedongen afspraken, die de rechten en plichten van partijen over en weer vastleggen en waar de consument door het sluiten van de overeenkomst contractueel aan kan worden gehouden. Of de eisende partij de consument ook daadwerkelijk aan die afspraken houdt, of in de praktijk alleen naleving van wettelijke bepalingen verlangt, is in dit verband niet relevant. De omstandigheid dat een eisende partij alleen een beroep doet op wettelijke bepalingen ontslaat de kantonrechter namelijk niet van de verplichting om ambtshalve te toetsen. In dat laatste geval heeft de eisende partij ook geen recht op de gevorderde wettelijke vergoeding. [1] Dat geldt voor de gevorderde hoofdsom, maar ook voor bijkomende vorderingen, zoals de gevorderde vergoedingen voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten of rente.
2.8.
Samenvattend moet de kantonrechter in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet eerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak niet eerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
Boetes
2.9.
Ten aanzien van het deel van de vordering dat ziet op doorbelaste boetes is van belang artikel 35 van de Algemene Voorwaarden. Dat artikel is door de kantonrechter getoetst en niet oneerlijk bevonden.
2.10.
Op de factuur van 6 mei 2022 is een bedrag van € 25,00 inclusief btw in rekening gebracht als boete voor te laat terugbrengen. Het is de kantonrechter niet duidelijk wat de grondslag is voor dit deel van de vordering. De eisende partij moet daarom toelichten op welke bepaling in de algemene voorwaarden dit is gebaseerd en of die bepaling al dan niet eerlijk is.
Buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente
2.11.
Verder is voor de beoordeling van de vordering relevant artikel 51 sub e van de Algemene Voorwaarden, is door de kantonrechter getoetst. Artikel 51 sub e van de Algemene Voorwaarden luidt voor zover hier van belang als volgt:

Betaal je – om welke reden dan ook – een verschuldigd bedrag niet of te laat, dan zijn wij gerechtigd om vertragingsrente in rekening te brengen. Als je een consument bent dan bedraagt die rente de wettelijke rente voor consumententransacties. (…) Daarnaast mogen we – als je niet of te laat betaalt – incassokosten in rekening brengen. Deze berekenen we in overeenstemming met het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.
2.12.
De eisende partij maakt aanspraak op vergoeding van de rente als er niet of te laat wordt betaald. Wettelijke rente is echter pas verschuldigd als sprake is van verzuim (artikel 6:119 BW). Uit de Algemene Voorwaarden blijkt niet op welk moment het verzuim intreedt. Nu dit beding de eisende partij het recht lijkt toe te kennen wettelijke rente in rekening te brengen zonder dat sprake is van verzuim wordt dit beding vermoed oneerlijk te zijn. De kantonrechter is daarom voornemens om het beding te vernietigen en de gevorderde rente af te wijzen. De eisende partij zal in de gelegenheid worden gesteld om zich daarover uit te laten.
2.13.
De eisende partij maakt ook aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. Uit het beding volgt dat ook de incassokosten in rekening kunnen worden gebracht als de klant niet of te laat betaalt. Deze bepaling wijkt af van de wettelijke regeling van artikel 6:96 lid 6 BW, op grond waarvan de consument pas incassokosten verschuldigd is als deze
na het intreden van verzuimvruchteloos is aangemaand tot betaling binnen een termijn van 14 dagen. Uit artikel 51 sub f van de Algemene Voorwaarden lijkt te volgen dat de klant direct incassokosten verschuldigd is. De kantonrechter is daarom voornemens om ook dit beding te vernietigen en de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten af te wijzen. De eisende partij krijgt de gelegenheid om zich bij akte uit te laten over het vermoeden dat het beding oneerlijk is.
2.14.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van
6 maart 2024om zich bij akte uit te laten over wat in rechtsoverweging 2.3, 2.4, 2.10, 2.12 en 2.13. is overwogen;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Dat volgt uit arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 27 januari 2021 (ECLI:EU:C:2021:68) en 8 december 2022 (ECLI:EU:C:2022:971).