ECLI:NL:RBNHO:2024:533

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
10797630 \ CV EXPL 23-7409
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de FOCWA-voorwaarden in een consumentenovereenkomst met betrekking tot proceskosten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 24 januari 2024 een verstekvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap Broekhuis Autoschade Alkmaar B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van € 1.373,45, vermeerderd met wettelijke rente over een deel van dit bedrag, en veroordeling van de gedaagde partij in de proceskosten. De vordering was gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, waarbij de handelaar diende te voldoen aan de wettelijke informatieplichten van artikel 6:230l BW. De kantonrechter heeft ambtshalve getoetst of aan deze informatieplichten was voldaan en oordeelde dat de eisende partij dit voldoende had onderbouwd.

Daarnaast heeft de kantonrechter de toepasselijkheid van de FOCWA-voorwaarden beoordeeld. Artikel 7.8 van deze voorwaarden werd niet oneerlijk bevonden, terwijl artikel 7.9 wel als oneerlijk werd aangemerkt voor zover het aanspraak maakt op gerechtelijke kosten boven het liquidatietarief. Dit had echter geen invloed op de proceskostenveroordeling, aangezien de gedaagde partij in het ongelijk werd gesteld en de kantonrechter verplicht was om de gedaagde partij in de proceskosten te veroordelen. De kantonrechter heeft de proceskosten vastgesteld en de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het vonnis is uitgesproken door mr. M.M. Kruithof in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10797630 \ CV EXPL 23-7409
Uitspraakdatum: 24 januari 2024
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
Broekhuis Autoschade Alkmaar B.V.
gevestigd te Alkmaar
de eisende partij
gemachtigde: Trust Krediet Beheer B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van
€ 1.373,45, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 1.191,98 vanaf 27 oktober 2023. Daarnaast vordert zij veroordeling van de gedaagde partij in de proceskosten.
2.2.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, anders dan een overeenkomst op afstand of buiten de verkoopruimte gesloten. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van artikel 6:230l aanhef en onder a, b, c, d en f van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit ter bescherming van de consument. De handelaar moet gemotiveerd stellen en onderbouwen dat aan deze plichten is voldaan. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
2.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de eisende partij voldoende heeft toegelicht en onderbouwd dat is voldaan aan de informatieplichten.
2.4.
De hoofdsom zal worden toegewezen, omdat deze de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. Ook de gevorderde rente is toewijsbaar.
Ambtshalve toetsing algemene voorwaarden
2.5.
Uit de overlegde stukken blijkt dat op de overeenkomst de Algemene Voorwaarden voor ondernemingen aangesloten bij de Nederlandse vereniging van ondernemers in het carrosseriebedrijf van 1 juli 2020 (hierna: FOCWA-voorwaarden) van toepassing zijn verklaard. De kantonrechter is, gelet op het Dexia-arrest [1] , gehouden om onderzoek te doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. Volgens de Europese Richtlijn betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (Richtlijn 93/13/EEG) is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De kantonrechter moet in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet eerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak niet eerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
2.6.
Voor de beoordeling van de vordering is onder meer relevant artikel 7.8 van de FOCWA-voorwaarden. Dat beding is door de kantonrechter getoetst en niet oneerlijk bevonden. Dat betekent dat de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten toewijsbaar zijn.
2.7.
In artikel 7.9 van de FOCWA- voorwaarden is een beding opgenomen met betrekking tot proceskosten. Dat beding luidt als volgt: “
Indien gebruiker de wederpartij in rechte moet betrekken om nakoming van de overeenkomst af te dwingen, is de wederpartij gehouden alle in verband met de gerechtelijke procedure gemaakte kosten, zoals de kosten voor rechtsbijstand en raadslieden, te betalen indien gebruiker geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld. Onder voornoemde kosten worden mede begrepen de kosten van de vrijwaring.
2.8.
Voor zover de eisende partij op grond van dit beding aanspraak kan maken op gerechtelijke kosten die boven het liquidatietarief uitkomen, is dit beding oneerlijk. Dit heeft echter geen gevolg voor de proceskostenveroordeling in deze procedure, omdat de kantonrechter op grond van de artikelen 237 j° 242 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ertoe gehouden is om de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten te veroordelen en deze proceskosten niet lager mogen worden vastgesteld dan het liquidatietarief.
2.9.
De gedaagde partij wordt in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 1.373,45, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.191,98 vanaf 27 oktober 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
€ 107,84 wegens dagvaardingskosten,
€ 322,00 wegens griffierecht en
€ 199,00 wegens salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.HvJ 27 januari 2021, C‑229/19 en C‑289/19, ECLI:NL:EU:C:68 (Dexia)