3.3Beoordeling wijziging douaneaangifte en tenietgaan douaneschuld
(…)
De uit equivalente Uniegoederen vervaardigde veredelingsproducten zijn voorafgaand aan de invoer uitgevoerd. Om dezelfde hoeveelheid niet-Unie grondstoffen tegen een nultarief in te kunnen voeren is een inlichtingenblad INF 5 geldig gemaakt. Deze hoeveelheden grondstoffen zijn exact ingevoerd. Aan alle voorwaarden is voldaan, behalve het feit dat de naam van de aangever onjuist is opgenomen in de douaneaangifte.
(…).”
7. Bij brief van 3 mei 2020 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar verzoek om wijziging van de aangiften. Bij uitspraak van 26 juli 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
HAA 21/41618. In de periode van 3 december 2019 tot en met 11 mei 2020 heeft eiseres in 22 aangiften aluminium van GN-posten 7601 respectievelijk 7606 aangegeven voor de douaneregeling actieve veredeling EX/IM. Eiseres heeft deze aangiften in eigen naam en voor eigen rekening gedaan. Ook bij deze aangiften is in vak 14 de naam van eiseres vermeld in plaats van die van de houder van de regeling AV. De opdrachtgevers bij deze aangiften waren blijkens de daartoe verstrekte volmachten [bedrijf 4] , [bedrijf 5] GmbH en [bedrijf 6] .
9. Op 11 juni 2020 heeft eiseres ook voor deze aangiften een verzoek om wijziging in de zin van artikel 173, derde lid, van het DWU gedaan.
10. Bij beschikking van 11 september 2020 heeft verweerder het verzoek om wijziging afgewezen en op 26 juli 2021 het bezwaar tegen de afwijzing ongegrond verklaard.
11. In geschil is of verweerder terecht de verzoeken om wijziging van de aangiften heeft geweigerd. Meer in het bijzonder is in geschil of artikel 173, derde lid, van het DWU de mogelijkheid biedt om in de aangiften de persoon van de aangever te wijzigen.
12. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de aangiften moeten worden gewijzigd in die zin dat het aangiften worden die zij als direct respectievelijk indirect vertegenwoordiger heeft gedaan voor haar opdrachtgevers. Eiseres kan op die manier als aangever haar verplichtingen inzake de vertegenwoordiging voor het plaatsen van de goederen onder de douaneregeling actieve veredeling EX/IM nakomen.
13. Eiseres betoogt dat artikel 173, derde lid, van het DWU de mogelijkheid biedt om de vertegenwoordigingsvorm in een aangifte zodanig te wijzigen dat een andere persoon als aangever moet worden aangemerkt en zij beroept zich daartoe mede op het Pfeifer & Langen-arrest (C-97/19 van 27 februari 2020, ECLI:EU:C:2020:129) waarin het Hof van Justitie voor de toepassing van artikel 78, derde lid, van het Communautair Douanewetboek (CDW) heeft geoordeeld dat een aangifte die in eigen naam en voor eigen rekening is gedaan onder omstandigheden kan worden gewijzigd in een aangifte die onder indirecte vertegenwoordiging is gedaan.
14. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen en vernietiging van de uitspraken op bezwaar en de beslissingen op de verzoeken om wijziging van de aangiften.
15. Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat wijziging achteraf niet kan worden toegestaan omdat op het moment van indiending van de verzoeken de douaneautoriteiten reeds op 10 december 2019, bij aanvang van het administratieve onderzoek, hadden geconstateerd dat de gegevens van de douaneaangiften onjuist waren (artikel 173, tweede lid, onder b, van het DWU). Onder die omstandigheid kan aan toepassing van artikel 173, derde lid, van het DWU niet meer worden toegekomen.
Subsidiair betoogt verweerder dat artikel 173, derde lid, van het DWU niet voorziet in de mogelijkheid achteraf in een aangifte de persoon van de aangever te wijzigen. Daarbij is ook van belang dat eiseres in eigen naam en voor eigen rekening de desbetreffende aangiften heeft gedaan voor de douaneregeling actieve verdeling EX/IM terwijl zij niet de houder van de regeling was. Dergelijke aangiften kunnen op grond van artikel 170, eerste lid, van het DWU, uitsluitend worden gedaan door de houder van de regeling en zijn direct vertegenwoordiger, maar niet door een indirect vertegenwoordiger. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.
Beoordeling van het geschil
16. Niet in geschil is dat eiseres voor de aangiften in zaak HAA 21/4160 beschikte over volmachten en instructies om de aangiften actieve veredeling EX/IM in te dienen als direct respectievelijk indirect vertegenwoordiger van haar opdrachtgevers (tevens TORO’s in de zin van artikel 218 van het DWU). In zaak HAA 21/4161 heeft eiseres, blijkens de beslissing op het verzoek tot wijziging, bij dat verzoek geen kopieën van aangiften, inlichtingenbladen INF 5 of andere bescheiden gevoegd die nadere informatie geven over de vertegenwoordigingsbevoegdheid van eiseres om aangiften voor een ander te doen.
17. Alle aangiften zijn van na 1 mei 2016 en vallen dus onder de werking van het DWU.
18. Artikel 15 (Verstrekking van inlichtingen aan de douaneautoriteiten) van het DWU, bepaalt, voor zover van belang:
“1. Eenieder die direct of indirect bij het vervullen van douaneformaliteiten of douanecontroles is betrokken, dient de douaneautoriteiten op hun verzoek en binnen de eventueel vastgestelde termijnen in de passende vorm alle nodige bescheiden en inlichtingen te verstrekken en deze autoriteiten alle nodige bijstand te verlenen voor het vervullen van deze formaliteiten of controles
2. Eenieder die een douaneaangifte, een aangifte tot tijdelijke opslag, een summiere aangifte bij binnenbrengen, een summiere aangifte bij uitgaan, een aangifte tot wederuitvoer of een kennisgeving van wederuitvoer bij de douaneautoriteiten indient, of een aanvraag voor een vergunning of enige andere beschikking indient, aanvaardt de aansprakelijkheid voor al het volgende:
a. de juistheid en volledigheid van de in de aangifte, de kennisgeving of de aanvraag verstrekte inlichtingen;
b. de echtheid, juistheid en geldigheid van de stukken ter staving van de aangifte, de kennisgeving of de aanvraag;
c. in voorkomend geval, het nakomen van alle verplichtingen inzake de plaatsing van de betreffende goederen onder een douaneregeling of het verrichten van toegestane handelingen.”
19. Artikel 19 van het DWU bepaalt over de vertegenwoordigingsbevoegdheid:
“1. Een douanevertegenwoordiger dient in zijn contact met de douaneautoriteiten te verklaren dat hij voor rekening van de vertegenwoordigde persoon handelt, en aan te geven of het een directe dan wel indirecte vertegenwoordiging betreft.
Een persoon die niet verklaart te handelen als douanevertegenwoordiger of die verklaart als douanevertegenwoordiger te handelen zonder dat hij vertegenwoordigingsbevoegdheid bezit, wordt geacht in eigen naam en voor eigen rekening te handelen.”
20. Artikel 48 van het DWU bepaalt – voor zover hier van belang – het volgende.
“Ten behoeve van douanecontrole kunnen de douaneautoriteiten de juistheid en de volledigheid van de informatie die is verstrekt in een douaneaangifte, (…) en het bestaan, de echtheid, de juistheid en de geldigheid van bewijsstukken controleren (…). Die autoriteiten kunnen eveneens overgaan tot onderzoek van de goederen en/of tot het nemen van monsters, zolang zij daartoe nog de mogelijkheid hebben. (…)”
21. Artikel 173 van het DWU bepaalt over wijziging van een douaneaangifte
“1. De aangever wordt, op zijn verzoek, toegestaan een of meer gegevens in de douaneaangifte te wijzigen nadat deze door de douane is aanvaard. De wijziging mag niet tot gevolg hebben dat de douaneaangifte betrekking heeft op andere goederen dan die waarop zij oorspronkelijk betrekking had.
2. Dergelijke wijzigingen worden niet toegestaan als het verzoek daartoe wordt gedaan na een van de volgende gebeurtenissen:
a. de douaneautoriteiten hebben de aangever in kennis gesteld van hun voornemen de goederen aan een onderzoek te onderwerpen;
b. de douaneautoriteiten hebben geconstateerd dat de gegevens van de douaneaangifte onjuist zijn;
c. de douaneautoriteiten hebben de goederen vrijgegeven.
3. Op verzoek van de aangever kan, binnen drie jaar na de datum van aanvaarding van de douaneaangifte, worden toegestaan dat de douaneaangifte wordt gewijzigd na vrijgave van de goederen, zodat de aangever zijn verplichtingen inzake het plaatsen van goederen onder de desbetreffende douaneregeling kan nakomen.”
Eiseres is aangever22. In beide zaken stelt eiseres dat ten gevolge van een onbedoelde vergissing die berust op een kennelijke tikfout, zij de aangiften heeft ingediend in eigen naam en voor eigen rekening terwijl het de bedoeling was om de aangiften in te dienen als direct of indirect vertegenwoordiger.
23. De rechtbank stelt voorop dat door op deze wijze aangifte te doen, eiseres met toepassing van artikel 19, eerste lid, tweede volzin, van het DWU, de aangever is, en niet haar (gestelde) opdrachtgevers. Vervolgens is het de vraag of onder deze omstandigheid de aangiften op grond van artikel 173, derde lid, van het DWU, gewijzigd kunnen worden in die zin dat niet eiseres de aangever is, maar haar opdrachtgevers.
Toepassing van artikel 173, derde lid, van het DWU
24. De rechtbank volgt niet het betoog van verweerder dat er geen plaats is voor toepassing van artikel 173, derde lid, van het DWU vanaf het moment dat de douaneautoriteiten de aangever in kennis hebben gesteld van hun voornemen een onderzoek te starten naar de persoon van de aangever. Artikel 173, tweede lid, onder a, van het DWU, betreft een voornemen de goederen aan een onderzoek te onderwerpen. Artikel 48 van het DWU, over de controle na vrijgave van goederen, onderscheidt de controle van aangiften en bijbehorende documenten van het onderzoek van de goederen zelf. Van een onderzoek van de goederen zelf is in de onderhavige gevallen geen sprake. Ook hadden de douaneautoriteiten op het moment van indiening van de verzoeken om wijziging van de aangiften nog niet geconstateerd dat de gegevens van de aangiften onjuist waren in de zin van artikel 173, tweede lid, onder b, van het DWU. In de brief van verweerder aan eiseres van 10 december 2019 wordt slechts een onderzoek van de gegevens van de aangiften aangekondigd. Pas in het controlerapport van 3 september 2020 wordt geconstateerd dat de gegevens van de aangiften onjuist zijn. De onderhavige verzoeken om wijziging van de aangiften zijn ingediend vóór 3 september 2020 en moeten dus worden beoordeeld aan de hand van artikel 173, derde lid, van het DWU.
De betekenis van het Pfeifer & Langen-arrest voor artikel 173, derde lid, van het DWU
25. Anders dan eiseres acht de rechtbank de uitleg van het Hof van Justitie in het Pfeifer & Langen-arrest van artikel 78 van het CDW niet relevant voor de toepassing van artikel 173, derde lid, van het DWU.
26. De voorloper van artikel 173 van het DWU was niet artikel 78 van het CDW (herziening van de aangifte), maar artikel 65 van het CDW (wijziging van de aangifte). Ten opzichte van artikel 65 van het CDW biedt het derde lid van artikel 173 DWU een nieuwe mogelijkheid tot wijziging van de aangifte, zodat de uitleg over herziening van de aangifte in de zin van artikel 78 van het CDW niet één op één toe te passen is op deze nieuwe modaliteit. De rechtbank oordeelde eerder in vergelijkbare zin in haar uitspraken van 22 november 2023 (ECLI:NL:RBNHO:2023:12829) en 28 maart 2024 (ECLI:NL:RBNHO:2024:4833). De rechtbank heeft daarbij overwogen dat de aard van de belastingen in het kader van de invoer van goederen verschilt van andere belastingen, waar in de regel achteraf de in de aangiften vermelde gegevens met voldoende zekerheid kunnen worden geverifieerd, terwijl bij douaneaangiften de douaneautoriteiten de goederen slechts gedurende een korte periode fysiek kunnen controleren. Het beginsel van onherroepelijkheid van een douaneaangifte is daardoor van groot belang voor de doeltreffendheid van douanecontroles. 27. Het Hof van Justitie heeft in zijn arrest van 8 juni 2023, SC Zes Zollner Electronic SRL, C640/21, ECLI:EU:C:2023:457, hierna: het Zes Zollner-arrest) geoordeeld dat het beginsel van de onherroepelijkheid van de aangifte wordt afgezwakt door de mogelijkheid die aangifte te wijzigen, zodat die mogelijkheid een strikt uit te leggen uitzondering op dat beginsel vormt. In dit verband wijst het Hof van Justitie erop dat een strikte uitlegging van artikel 173, derde lid, van het DWU in overeenstemming is met de wil van de Uniewetgever, die in het vaststellen van deze bepaling is afgeweken van het wetsvoorstel van de Commissie en aan het voorgestelde artikel 173 de voorwaarde heeft toegevoegd dat na vrijgave van de goederen een aangifte slechts kan worden gewijzigd om de aangever in staat te stellen zijn verplichtingen inzake het plaatsen van goederen onder de desbetreffende douaneregeling na te komen. De uitleg van het Hof van Justitie van artikel 173, derde lid, van het DWU (Zes Zollner-arrest, punt 40-44) is duidelijk strikter dan zijn uitleg van artikel 78 van het CDW (Pfeifer & Langen-arrest, punt 37 en het arrest van 10 juli 2019, C-249/18, CEVA Freight, ECLI:EU:C:2019:587, punt 32).
Gelet hierop acht de rechtbank de jurisprudentie van het Hof van Justitie over de uitleg van artikel 78 van het CDW niet leidend voor de uitleg van artikel 173, derde lid, van het DWU.
Voorwaarden van artikel 173, derde lid DWU
28. Vervolgens is de vraag of de verzoeken tot wijziging voldoen aan de twee voorwaarden die artikel 173, derde lid, van het DWU daaraan stelt. De rechtbank stelt vast dat de verzoeken tot wijziging zijn gedaan binnen drie jaar. Aan de eerste voorwaarde is dus voldaan. Voor wat betreft de tweede voorwaarde, dat de wijziging van de persoon van de aangever kan worden aangemerkt als een wijziging van de aangifte die de aangever in staat stelt zijn verplichtingen inzake het plaatsen van goederen onder de desbetreffende douaneregeling na te komen, oordeelt de rechtbank als volgt.
29. Het DWU berust op een aangiftesysteem om douaneformaliteiten en controles zoveel mogelijk te beperken, en tegelijk fraude of onregelmatigheden die nadelig kunnen zijn voor de begroting van de Unie te voorkomen. Het Hof van Justitie heeft in het Zes Zollner-arrest (punt 41 en de daar aangehaalde rechtspraak) geoordeeld, dat, vanwege dit belang van aangiften voor de goede werking van de douane-unie, de aangever bij artikel 15 van het DWU wordt verplicht juiste en volledige inlichtingen te verstrekken. Dit is een algemene verplichting voor iedere aangever.
30. Eiseres stelt dat zij met het vermelden van zichzelf als aangever onjuiste gegevens heeft verstrekt in haar aangiften en betoogt dat zij dit kan herstellen door wijziging van deze aangiften. Artikel 173, derde lid, van het DWU is echter niet bedoeld om aangiften te wijzigen teneinde aan de algemene verplichting tot het verstrekken van juiste gegevens te voldoen. Artikel 15, tweede lid van het DWU maakt onderscheid tussen het aanvaarden van aansprakelijkheid voor het “nakomen van alle verplichtingen inzake de plaatsing van de betreffende goederen onder een douaneregeling” (artikel 15, tweede lid, onder c, eerste volzin) en voor “de juistheid en volledigheid van de in de aangifte verstrekte inlichtingen” (artikel 15, tweede lid, onder a). Deze verplichtingen zijn dus niet gelijk te stellen. Verder is artikel 173, derde lid, van het DWU bedoeld om de aangever in staat te stellen verplichtingen inzake het plaatsen van goederen onder de desbetreffende douaneregeling na te komen. In het geval van eiseres is de desbetreffende regeling de douaneregeling actieve veredeling EX/IM. Maar eiseres is geen houder van deze douaneregeling. Uit deze douaneregeling vloeien voor eiseres dus geen verplichtingen voort die zij kan herstellen door wijziging van haar aangiften.
31. Eiseres heeft de rechtbank verzocht prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie over – voor zover hier van belang – de reikwijdte van de wijzigingsmogelijkheid artikel 173, derde lid, van het DWU. Het Zes Zollner-arrest biedt de rechtbank echter voldoende houvast om uitspraak te doen, zodat de rechtbank geen aanleiding daarvoor ziet.
32. Gelet op het vorenoverwogene zal de rechtbank de beroepen ongegrond verklaren. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.