Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de meervoudige douanekamer van 15 augustus 2024 in de zaak tussen
[eiseres] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres
de inspecteur van de Douane, kantoor Eindhoven, verweerder.
Inleiding en procesverloop
Feiten
€ 4.115,83 aan rente op achterstallen.
11 november 2022 het bezwaar ongegrond heeft verklaard.
Geschil en standpunten van partijen
Beoordeling door de rechtbank
20 oktober 2017 tot en met 27 november 2019 zijn, met inachtneming van artikel 103, derde lid, onder b, van het DWU, ten dele meer dan drie jaar en dertig dagen voorafgaand aan de datum van de utb ontstaan. De rechtbank zal beoordelen of in het geval van eiseres de verlengde verjaringstermijn van artikel 7:7 van de Adw kan worden toegepast.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid) tot vergoeding aan eiseres van de aan de beroepsfase toerekenbare immateriële schade vastgesteld op een bedrag van € 500;
- veroordeelt de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid) in de proceskosten van eiseres, tot een bedrag van € 219; en
- draagt de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid) op het betaalde griffierecht van € 365 aan eiseres te vergoeden.