Geschil8. In geschil is of het verzoek van eiseres om over te gaan tot wijziging van de aangiften terecht is afgewezen.
9. Eiseres stelt dat uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof van Justitie) volgt dat de herzieningsmogelijkheid is bedoeld om de douaneprocedure in overeenstemming te brengen met de werkelijke situatie en dat verweerder aan artikel 173 van het Douanewetboek van de Unie (DWU) een te strikte uitleg geeft. De lijn van de jurisprudentie onder artikel 78 van het Communautair Douanewetboek (CDW) zou moeten worden doorgetrokken naar de uitleg van artikel 173 DWU. Eiseres heeft zich gebaseerd op uitlatingen van de Douane die achteraf niet juist zijn gebleken. Volgens haar is daarom sprake van een verschoonbare vergissing. Eiseres heeft er op mogen vertrouwen dat de door de Douane verstrekte informatie juist was. Verweerder heeft verder nagelaten de bij het besluit betrokken belangen voldoende tegen elkaar af te wegen en heeft daarom volgens eiseres het evenredigheidsbeginsel geschonden. Doordat de goederen nu niet meer biologisch zijn, vindt een waardevermindering van de goederen plaats. Het verlies dat eiseres daardoor leidt, heeft zij begroot op € 103.177.
10. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar, vergoeding van de proceskosten en schadevergoeding.
11. Verweerder neemt het standpunt in dat wijziging van de aangiften op grond van artikel 173 van het DWU niet mogelijk is, omdat de goederen in het vrije verkeer zijn gebracht en geen sprake is van een wijziging die noodzakelijk is voor het nakomen van verplichtingen van de desbetreffende douaneregeling, in dit geval de regeling in het vrije verkeer brengen. COI-certificaten moeten worden overgelegd en geviseerd voordat de goederen in het vrije verkeer worden gebracht. Door de certificaten niet tijdig over te leggen is de controleketen zoals die geldt voor biologische goederen doorbroken. Artikel 78 van het CDW is niet meer van toepassing en gezien de tekstuele verschillen tussen artikel 173 van het DWU en artikel 78 CDW kan ook de oude jurisprudentie niet meer worden toegepast. Ook al zou sprake zijn van een verschoonbare vergissing, dan nog kunnen de bescheidcodes volgens verweerder niet worden gewijzigd. Volgens verweerder kan het beroep op het vertrouwensbeginsel niet slagen, omdat slechts sprake is van telefonische inlichtingen en niet van bindende toezeggingen. Hij verwijst in dat kader naar jurisprudentie van de Hoge Raad. Ook het evenredigheidsbeginsel is volgens verweerder niet geschonden omdat artikel 173 DWU niet de mogelijkheid biedt om de aangiften te wijzigen.
12. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
Beoordeling van het geschil
Wijziging van de aangiften
13. De aangiften zijn ingediend van 8 juni 2021 tot en met 23 oktober 2021, dus na
1 mei 2016, waardoor niet artikel 78 van het CDW inzake de herziening van de aangifte van toepassing is, maar artikel 173 van het DWU. Omdat de goederen waren vrijgegeven op het moment dat eiseres haar verzoek om wijziging van de aangiften indiende, kan een eventuele herziening van de aangifte slechts worden gebaseerd op artikel 173, derde lid, van het DWU.
14. In het Zes Zollner-arrestheeft het Hof van Justitie in overweging 40 geoordeeld dat op grond van artikel 173, derde lid, van het DWU een aangifte na vrijgave van de goederen
uitsluitendkan worden gewijzigd zodat de aangever zijn verplichtingen inzake het plaatsen van goederen onder de desbetreffende douaneregeling kan nakomen. De rechtbank voegt daaraan toe dat de aard van de belastingen in het kader van de invoer van goederen verschilt van andere belastingen waar in de regel achteraf de in de aangiften vermelde gegevens met voldoende zekerheid kunnen worden geverifieerd, terwijl bij douaneaangiften de douaneautoriteiten de goederen slechts gedurende een korte periode fysiek kunnen controleren. Het beginsel van onherroepelijkheid van een douaneaangifte is daardoor van groot belang voor de doeltreffendheid van douanecontroles. In het Zes Zollner-arrest oordeelde het Hof van Justitie dat dit beginsel van de onherroepelijkheid van de aangifte wordt afgezwakt door de mogelijkheid die aangifte te wijzigen, zodat die mogelijkheid een strikt uit te leggen uitzondering op dat beginsel vormt. Een strikte uitlegging van artikel 173, derde lid, van het DWU is volgens dat arrest ook in overeenstemming met de wil van de Uniewetgever, die in het vaststellen van deze bepaling is afgeweken van het wetsvoorstel van de Commissie en aan het voorgestelde artikel 173 de voorwaarde heeft toegevoegd dat na vrijgave van de goederen een aangifte slechts kan worden gewijzigd om de aangever in staat te stellen zijn verplichtingen inzake het plaatsen van goederen onder de desbetreffende douaneregeling na te komen. De uitleg van het Hof van Justitie van artikel 173, derde lid, van het DWU in het Zes Zollner-arrest, is duidelijk strikter dan zijn uitleg van artikel 78 van het CDW zoals die blijkt uit de door eiseres aangehaalde arresten Pfeifer & Langen GmbH & Coen CEVA Freight Holland. Gelet hierop acht de rechtbank de jurisprudentie van het Hof van Justitie over de uitleg van artikel 78 van het CDW niet relevant voor de uitleg van artikel 173, derde lid, van het DWU. De rechtbank merkt daarbij op dat de voorloper van artikel 173 DWU niet artikel 78 van het CDW was, maar artikel 65 van het CDW.
15. De aangever wordt in artikel 15 van het DWU verplicht om in zijn aangiften juiste en volledige inlichtingen te verstrekken. Met het vermelden van bescheidcode Y929 heeft eiseres onjuiste gegevens verstrekt in haar aangifte. Artikel 173, derde lid, van het DWU is echter niet bedoeld om alsnog aan deze algemene verplichting tot het verstrekken van juiste gegevens te voldoen. De rechtbank verwijst in dit verband naar haar uitspraken van
22 november 2023 en van 1 augustus 2024.
16. De vraag die hier voorligt is of het wijzigen van de code Y929 naar C644 kan worden aangemerkt als een wijziging van de aangifte die de aangever in staat stelt zijn verplichtingen inzake het plaatsen van goederen onder de desbetreffende douaneregeling na te komen, als bedoeld in artikel 173, derde lid, DWU.
17. Het betreft hier de douaneregeling ‘in het vrije verkeer brengen van goederen’. Het in het vrije verkeer brengen omvat volgens artikel 201, tweede lid, van het DWU de volgende verplichtingen:
- de inning van verschuldigde invoerrechten;
- de inning, voor zover van belang, van andere heffingen, overeenkomstig de relevante voorschriften met betrekking tot de inning van deze heffingen;
- de toepassing van handelspolitieke maatregelen en verboden en beperkingen voor zover deze niet in een eerder stadium moeten worden toegepast; en
- de vervulling van andere formaliteiten voor de invoer van de goederen.
18. Bij het in het vrije verkeer brengen van de goederen kan de keuze worden gemaakt of een goed als biologisch wordt ingevoerd of als conventioneel. De keuze voor invoer als biologisch goed, gebeurt door vermelding van de bescheidcode C644 in de aangifte zodat het COI-certificaat gecontroleerd en geviseerd kan worden vóór vrijgave van de goederen. De Verordening (EG) 1235/2008 van de Commissie van 8 december 2008 houdende bepalingen ter uitvoer van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad wat de regeling voor de invoer van biologische producten uit derde landen betreft (Verordening 1235/2008) en de Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologisch producten en de etikettering van de biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (Verordening 834/2007), bevatten voorwaarden waaraan moet worden voldaan om een product in het vrije verkeer te kunnen brengen als biologisch product. Deze luiden, voor zover van belang, als volgt:
19. Artikel 13, eerste lid, van de Verordening 1235/2008, luidt:
“1. Een zending die bestaat uit in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 834/2007 bedoelde producten en die overeenkomstig artikel 33 van die verordening wordt ingevoerd, mag slechts in de Gemeenschap in het vrije verkeer worden gebracht mits:
a) een origineel controlecertificaat is overgelegd aan de desbetreffende autoriteit van de lidstaat en
b) de zending door de desbetreffende autoriteit van de lidstaat is geverifieerd en het controlecertificaat overeenkomstig lid 8 van het onderhavige artikel is geviseerd.”
20. Artikel 33 van Verordening 834/2007 luidt:
“1. Een uit een derde land ingevoerd product mag ook in de Gemeenschap als biologisch product in de handel worden gebracht mits:
a) het product is geproduceerd overeenkomstig productievoorschriften die gelijkwaardig zijn met die bedoeld in de titels III en IV;
b) de marktdeelnemers onder controlemaatregelen vallen die gelijkwaardig zijn met die bedoeld in titel V, en die controlemaatregelen permanent en doeltreffend zijn toegepast;
c) de marktdeelnemers in alle stadia van de productie, bereiding en distributie in het derde land hun activiteiten hebben onderworpen aan een controlesysteem dat overeenkomstig lid 2 is erkend of aan een controlerende autoriteit of een controleorgaan dat overeenkomstig lid 3 is erkend;
d) voor het product een certificaat is afgegeven door de bevoegde autoriteit, de controlerende autoriteit of het controleorgaan van een derde land die/dat overeenkomstig lid 2 is erkend, of door de controlerende autoriteit die of het controleorgaan dat overeenkomstig lid 3 is erkend en waaruit blijkt dat het product voldoet aan de in dit lid gestelde voorwaarden.
Het originele exemplaar van het in dit lid bedoelde certificaat vergezelt de goederen tot aan de gebouwen van de eerste geadresseerde; vervolgens houdt de importeur het certificaat ten minste twee jaar ter beschikking van de controlerende autoriteit of het controleorgaan.”
21. De goederen zijn ingevoerd uit Paraguay. Dit is een derde land als bedoeld in de verordeningen genoemd onder de vorige overweging. De voorwaarden houden – kort gezegd – dus in dat er sprake moet zijn van een ononderbroken controle op het goed, dat een origineel controlecertificaat moet worden overgelegd en dat sprake moet zijn van producten van gegarandeerde gelijkwaardigheid. Deze voorwaarden gelden uitsluitend als ervoor wordt gekozen een goed als biologisch in te voeren en niet als het goed als conventioneel in het vrije verkeer wordt gebracht. Gelet op dit facultatieve karakter is het brengen in het vrije verkeer van biologische goederen geen aparte douaneregeling. De voorwaarden uit de Verordeningen 1235/2008 en 834/2007 zijn dan ook geen verplichtingen in de zin van artikel 173, derde lid, van het DWU voor het plaatsen van de goederen onder de douaneregeling ‘in het vrije verkeer brengen’.
Gelet op het voorgaande is het vermelden van bescheidcode C644 voor biologische producten evenmin een verplichting zoals bedoeld in artikel 173, derde lid, in samenhang met artikel 201, tweede lid, van het DWU. Het wijzigen van de code Y929 naar C644 kan daarom niet worden aangemerkt als een wijziging van de aangifte die de aangever in staat stelt zijn verplichtingen inzake het plaatsen van goederen onder de desbetreffende douaneregeling na te komen als bedoeld in artikel 173, derde lid, DWU. Het andersluidende betoog van eiseres slaagt dus niet.
Verschoonbare vergissing en het vertrouwensbeginsel
22. Eiseres stelt dat de fout in de aangiften, namelijk het vermelden van bescheidcode Y929 in plaats van bescheidcode C644, het gevolg is van onjuiste informatie die zij heeft verkregen via de Nationale Helpdesk Douane (de helpdesk) en haar niet kan worden aangerekend. Daarom zou er wel degelijk ruimte bestaan en moeten worden gegeven die fout of vergissing recht te zetten.
23. Zoals hiervoor is overwogen, biedt artikel 173 DWU in dit geval niet de mogelijkheid de aangiften te wijzigen. Gezien de strikte uitleg van artikel 173 DWU zoals die volgt uit het Zes Zollner-arrest, kan daaraan niet een ruimere werking worden toegekend enkel omdat eiseres, zoals zij stelt, heeft gehandeld op advies van de helpdesk en daarmee sprake zou zijn van een verschoonbare vergissing.
24. Eiseres heeft voor haar beroep op het vertrouwensbeginsel gewezen op het telefoongesprek dat zij op 27 mei 2021 met de helpdesk heeft gevoerd naar aanleiding van een foutmelding bij het vervaardigen van de eerste aangifte. In dat telefoongesprek is volgens haar meegedeeld dat de aangifte werd geblokkeerd doordat zowel de bescheidcode N395 als de bescheidcode C644 in de aangifte werd vermeld. Op advies van de helpdesk heeft eiseres de bescheidcodes C644 en N935 verwijderd en code Y929 ingevuld. Van dit gesprek heeft zij een factuur overgelegd waaruit volgt dat dit gesprek bijna 20 minuten heeft geduurd.
25. Zo onder de werking van het DWU al ruimte zou zijn voor toepassing van het vertrouwensbeginsel heeft eiseres met wat zij heeft aangevoerd en overgelegd, tegenover de weerspreking door verweerder, niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een toezegging dan wel een bewuste en expliciete standpuntbepaling van de Douane waaraan zij het vertrouwen heeft kunnen en mogen ontlenen dat het gebruik van bescheidcode Y929 geen gevolgen zou hebben voor de biologische status van de goederen. Eiseres heeft geen nadere details verstrekt over het telefoongesprek en een indertijd opgemaakt verslag of aantekeningen van dat gesprek ontbreken. Niet kan worden vastgesteld welke vragen exact aan de helpdesk zijn voorgelegd, noch wat daarop het antwoord is geweest. Het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel slaagt niet.
26. Volgens vaste rechtspraak vereist het evenredigheidsbeginsel dat de middelen waarmee een communautaire bepaling het gestelde doel beoogt te bereiken, passend zijn en niet verder gaan dan daarvoor noodzakelijk is.Eiseres betoogt dat de gevolgen van de weigering om de aangifte te wijzigen voor haar onevenredig zijn en stelt dat verweerder de verschillende belangen onvoldoende heeft afgewogen. Daarmee heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat de strikte toepassing van artikel 173 DWU zoals die onder meer volgt uit het Zes Zollner-arrest, strijdig is met het Unierechtelijke evenredigheidsbeginsel.
Slotsom27. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Verzoek om schadevergoeding28. Eiseres heeft op grond van artikel 8:88 van de Awb verzocht om vergoeding van het door haar geleden verlies van € 103.177. Ter zitting heeft zij desgevraagd verklaard dat zij heeft bedoeld een beroep te doen op artikel 8:73 van de Awb.
29. Artikel 8:73 van de Awb biedt de mogelijkheid van een schadevergoeding indien het beroep gegrond wordt verklaard. Nu het beroep ongegrond is, is er geen reden tot schadevergoeding.
30. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.