ECLI:NL:RBNHO:2025:12421

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 oktober 2025
Publicatiedatum
28 oktober 2025
Zaaknummer
HAA 25/4152
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake woningsluiting op basis van de Opiumwet

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 21 oktober 2025, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld van een verzoeker wiens woning is gesloten door de burgemeester van Bloemendaal op basis van artikel 13b van de Opiumwet. De sluiting van de woning is opgelegd voor de duur van drie maanden, na de vondst van drugs in de woning. De verzoeker is het niet eens met deze sluiting en vraagt de voorzieningenrechter om de beslissing op te schorten totdat er op zijn bezwaar is beslist. De voorzieningenrechter beoordeelt of het verzoek om voorlopige voorziening een redelijke kans van slagen heeft en of er sprake is van spoedeisend belang.

De voorzieningenrechter concludeert dat de gevolgen van de sluiting voor de verzoeker groot zijn, aangezien hij hierdoor definitief uit zijn woning zal worden gezet. De voorzieningenrechter weegt het belang van de verzoeker zwaarder dan het belang van de gemeente om de woning te sluiten. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en schorst de sluiting van de woning totdat er op het bezwaar is beslist. Tevens wordt de burgemeester veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de verzoeker. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de burgemeester om in elk geval de proportionaliteit van de sluiting te beoordelen, rekening houdend met de specifieke omstandigheden van het geval.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 25/4152

uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 oktober 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats 1] , verzoeker

(gemachtigde: mr. M. Baadoudi),
en

de burgemeester van de gemeente Bloemendaal

(gemachtigde: S. van de Grift).

Samenvatting

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker hangende de beslissing van de burgemeester om de woning van verzoeker te sluiten voor de duur van drie maanden vanwege de vondst van drugs in de woning. Verzoeker is het met de sluiting niet eens. Hij verzoekt daarom om een voorlopige voorziening en voert daartoe een aantal gronden aan. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Deze vraag beantwoordt zij aan de hand van de gronden van verzoeker.
2. De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek toe
.Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Procesverloop

3. Met het bestreden besluit van 4 september 2025 heeft de burgemeester besloten de woning van verzoeker aan de [adres 1] in [plaats 1] voor de duur van drie maanden te sluiten.
4. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat de beslissing tot sluiting van de woning wordt opgeschort totdat op het bezwaar is beslist. De burgemeester heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
5. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 17 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Spoedeisend belang
6. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als onverwijlde spoed dat vereist.
7. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoeker een spoedeisend belang bij de beoordeling van het verzoek om voorlopige voorziening. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter dat de woning van verzoeker sinds 8 september 2025 is gesloten en verzoeker geen andere woning tot zijn beschikking heeft. Verzoeker slaapt op dit moment her en der. Daarbij is gebleken dat nog geen sprake is van een definitieve ontbinding van de huurovereenkomst. Namens verzoeker is ter zitting naar voren gebracht dat tegen het verzoek tot ontbinding van de huurovereenkomst een procedure is gestart. Een voorlopig oordeel over de sluiting is van belang voor de procedure bij de kantonrechter volgens verzoeker. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het verzoek inhoudelijk te behandelen.
Toetsingskader
8. De voorzieningenrechter stelt vast dat met het bestreden besluit een herstelsanctie is opgelegd in de vorm van een sluiting van de woning voor drie maanden. De bevoegdheid voor het nemen van een sluitingsbesluit is neergelegd in artikel 13b van de Opiumwet. In de overzichtsuitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 2 februari 2022 [1] en 6 juli 2022 [2] het toetsingskader voor woningsluitingen nader aangevuld. In een recente uitspraak [3] heeft de Afdeling nog benadrukt dat, gelet op de forse inbreuk die een woningsluiting kan maken op de grondrechten van een bewoner, de toetsing bij woningsluitingen op grond van artikel 13b van de Opiumwet doorgaans indringend is.
Feiten waar de voorzieningenrechter van uit gaat
9. Verzoekster huurt de woning aan de [adres 1] te [plaats 1] .
10. De burgemeester heeft op 26 augustus van de politie eenheid Noord-Holland een bestuurlijke rapportage ontvangen. In de rapportage wordt beschreven dat de politie een onderzoek heeft gedaan op [adres 2] te [plaats 2] in een eethuis. Daarbij zijn restanten van cocaïne aangetroffen. Daarop heeft de officier van justitie toestemming gegeven op 5 augustus 2025 onderzoek te doen in de woning van verzoeker (aan de [adres 1] ). Bij het onderzoek zijn verschillende materialen aangetroffen die erop duiden dat er dealeractiviteiten hebben plaatsgevonden in de woning, zoals een verpakking van een weegschaal, een vacumeermachine en een groot aantal witte envelopjes. Ook is er een witte substantie gevonden wat vermoedelijk cocaïne betreft en een zak met henneptoppen.
Na een doorzoeking zijn de volgende goederen in beslag genomen:
  • 2.73 gram cocaïne in 2x gevulde snowseals in een jas in de gang
  • 700 gram witte substantie uit een keukenkastje
  • 15 gram cocaïne vanaf de bank
  • 5.68 gram cocaïne in boterhamzakjes in de nektas van de verdachte
  • 17 gram henneptoppen vanuit het wandmeubel
  • 1.5 gram hasj in een gripzakje vanuit het wandmeubel
  • 1.3 gram cocaïne in een envelopje die op de grond lag
Na onderzoek bleek dit in totaal te zijn:
  • 8.89 gram hennep;
  • 0.58 gram hashish;
  • 18.03 gram cocaïne en
  • 464.9 gram creatine (versnijdingsmiddel).
Daarnaast zijn een geldbedrag van €1.870 aangetroffen, twee mobiele telefoons, administratie met daarop diverse namen en bedragen en diverse luxegoederen.
Uit de rapportage blijkt ook dat meerdere onbekende personen hebben aangegeven dat zij vaak aanloop naar de woning zagen, waarbij gezien werd dat er mensen binnen kwamen en na enkele minuten weer naar buiten kwamen. Dit gebeurde in wisselende samenstellingen, frequent en op wisselende tijdstippen, waaronder tijdens de nachtelijke uren.
11. Naar aanleiding van de bestuurlijke rapportage heeft de burgemeester op 27 augustus 2025 een voornemen aan verzoeker gestuurd met de mogelijkheid zijn zienswijze kenbaar te maken. Hierop heeft verzoeker niet gereageerd. De burgemeester heeft vervolgens op 4 september 2025 besloten de woning aan de [adres 1] te [plaats 1] voor de duur van drie maanden te sluiten.
Bevoegdheid
12. Uitgaande van het bepaalde in artikel 13b van de Opiumwet en gelet op de hoeveelheid aangetroffen drugs in de woning is de voorzieningenrechter van voorlopig oordeel dat de burgemeester bevoegd was om tot sluiting van de woning over te gaan. Het besluit om de woning van verzoeker voor drie maanden te sluiten is ook in overeenstemming met (de handhavingsmatrix uit) het beleid van de burgemeester. Er is namelijk meer dan 5 gram harddrugs aangetroffen en het is de eerste constatering.
Noodzakelijkheid en evenredigheid
13. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling [4] volgt echter dat de burgemeester, ook als hij geformuleerd beleid heeft op dit punt, in elk afzonderlijk geval aan de hand van de omstandigheden van het geval zal moeten beoordelen of een sluiting gerechtvaardigd is en zo ja, voor hoe lang. De burgemeester dient per geval te beoordelen of er aanleiding bestaat om van het beleid af te wijken. Steeds zal hij daarbij moeten beoordelen of zijn optreden in het concrete geval evenredig is. De burgemeester dient er in het geval van sluiting van een woning van te vergewissen of de sluiting geschikt, noodzakelijk en evenwichtig is. Onnodig zware gevolgen in verhouding tot de daarmee te dienen doelen moet worden voorkomen. Nadat de bevoegdheid is komen vast te staan, dient de burgemeester dus te beoordelen of de sluiting noodzakelijk is, of dat had kunnen worden volstaan met een minder zwaar middel om hetzelfde doel te bereiken (bijvoorbeeld oplegging van een last onder dwangsom). Daarbij overweegt de Afdeling dat toepassing van sluiting strekt tot beëindiging van de overtreding, het beëindigen van de negatieve effecten van de overtreding en het voorkomen van herhaling van de overtreding. Het herstel van de openbare orde is geen doel op zich. Bij beoordeling van de noodzaak kan de aard en de hoeveelheid van de aangetroffen drugs een rol spelen en de daarmee gepaard gaande risico’s op verdere criminaliteit. Ook kan relevant zijn of er daadwerkelijk vanuit de woning werd gehandeld, of het pand bekend stond als drugspand, of er toeloop is en of er op handel duidende attributen zijn aangetroffen, zoals gripzakjes, een weegschaal, contant geld of wapens. Verder kan sluiting van de woning noodzakelijk zijn als op grond van concrete feiten en omstandigheden aannemelijk is dat de woning een rol vervult in de keten van drugshandel als bijvoorbeeld professionele teeltlocatie of handelslocatie. Met de sluiting wordt de woning aan die keten onttrokken.
Indien de burgemeester concludeert dat de beoogde doelen niet met een minder ingrijpend middel kan worden bereikt, moet nog gekeken worden naar de gevolgen van de sluiting voor de bewoner. Daarbij moet beoordeeld worden of de sluiting evenwichtig is, gelet op de gevolgen voor de bewoner, de mate van verwijtbaarheid, de mogelijkheid van ontbinding van de huurovereenkomst en de gevolgen daarvan.
14. De voorzieningenrechter is van voorlopig oordeel dat de burgemeester onvoldoende heeft gemotiveerd dat de woningsluiting noodzakelijk en evenredig is. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Tijdens de huiszoeking is in totaal 18.03 gram cocaïne in de woning aangetroffen. Dit is weliswaar een overschrijding van de toegestane 0,5 – 5 gram, maar geen grootse hoeveelheid. Daarnaast is volgens de voorzieningenrechter uit de bestuurlijke rapportage onvoldoende gebleken of de drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft er geen buurtonderzoek plaatsgevonden. Er is in de buurt namelijk geen navraag gedaan. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt dat meerdere “onbekend gebleven personen” spontaan de politiemedewerkers zouden hebben aangesproken en wat hebben opgemerkt over de aanwezigheid van personen bij de woning. Met deze anonieme verklaringen is naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende concreet geworden dat sprake is van aanloop naar de woning in verband met de drugs. Daarmee is de conclusie dat sprake is van feitelijke handel uit de woning ook onvoldoende gemotiveerd. Ook is niet gebleken dat de woning in een voor drugscriminaliteit problematische wijk ligt. De voorzieningenrechter overweegt dat de noodzaak tot sluiten van de woning nu is gebaseerd op de vondst van 18,03 gram cocaïne, een aantal aangetroffen attributen (envelopjes en een vacumeermachine), een geldbedrag en niet concrete verklaringen van omstanders. Dit tezamen zou kunnen duiden op handel in drugs, maar voor woningsluiting is ook nodig dat de woning een schakel vormt hierin en dat is vooralsnog onvoldoende gebleken.
Daar komt bij dat de (mogelijke) gevolgen voor verzoeker van de sluiting, namelijk dat hij definitief uit zijn woning wordt gezet, omdat zijn huurcontract als gevolg van de woningsluiting buitengerechtelijk wordt ontbonden, zeer groot zijn. Verzoeker heeft ter onderbouwing van dit standpunt een brief van 8 september 2025 overlegd, waaruit blijkt dat de verhuurder gestart is met een procedure tot buitengerechtelijke ontbinding. Bovendien heeft verzoeker ter zitting toegelicht dat hij zijn sleutels nog niet heeft afgestaan en dat er op 17 november 2025 een kort geding gepland staat in het kader van de ontruiming. Eiser heeft voorts aangegeven dat hij op een zwarte lijst zal komen te staan als blijkt dat de huurovereenkomst is ontbonden, waardoor hij in een al zeer krappe woningmarkt geen andere woning zal kunnen huren. De gevolgen voor verzoeker zijn dan ook ingrijpend.
De voorzieningenrechter ziet in het bovenstaande aanleiding om het belang van verzoeker bij het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening zwaarder te laten wegen dan het belang van het college om de woning te sluiten.

Conclusie en gevolgen

15. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het besluit van 4 september 2025 is geschorst tot de beslissing op bezwaar. Dit betekent dat de woningsluiting ongedaan moet worden gemaakt zolang er niet is beslist op het bezwaar van verzoeker. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om het besluit tot woningsluiting tot zes weken na de beslissing op bezwaar te schorsen. Want de burgemeester heeft in bezwaar nog de gelegenheid om het besluit tot sluiting nader te motiveren en te onderbouwen. Als de noodzaak in bezwaar nader wordt onderbouwd dan moet het voor de burgemeester mogelijk blijven om de woning zo snel mogelijk te sluiten.
16. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst moet de burgemeester het griffierecht aan verzoeker vergoeden. Ook krijgt verzoeker een vergoeding van zijn proceskosten. De burgemeester moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoeker een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 907,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.814,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het primaire besluit tot de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 194,- aan verzoeker moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H. Affourtit-Kramer, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. I.E. Molin, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage: wettelijk kader

Opiumwet

Artikel 13b
1. De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:
een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;
een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.

Beleidsregels toepassing artikel 13b Opiumweg Bloemendaal 2023

7.5
Handhavingsmatrix:
Woningen en/of daarbij behorende erven; drugshandel en voorbereidingshandelingen
Geringe handelshoeveelheid bij woningen en/of bijbehorende erven
Als wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 13b van de Opiumwet volgt bij een eerste overtreding en bij een geringe handelshoeveelheid in beginsel een last onder dwangsom. Hiervan kan worden afgeweken als sprake is van feiten en omstandigheden die zijn benoemd in 8.1.
Geringe handelshoeveelheid drugs
Aanwezigheid hoeveelheid softdrugs (5-30 gram softdrugs of 6-20 hennepplanten).
Aanwezigheid hoeveelheid harddrugs (0,5-5 gram / 1-5 pillen / tabletten of 5-50 ml consumptie-eenheid vloeibare harddrugs)
Last onder dwangsom
Ernstig geval bij woningen en/of bijbehorende erven
Ernstig geval drugs
Constatering
1e constatering
2e constatering binnen 3 jaar na voorgaande constatering
3e en volgende constatering binnen 3 jaar na voorgaande constatering
Aanwezigheid hoeveelheid softdrugs (≥ 30 gram softdrugs of ≥ 20 hennepplanten.
Aanwezigheid hoeveelheid harddrugs (≥ 5 gram / ≥ 5 pillen / tabletten of ≥ 50 ml consumptie-eenheid vloeibare harddrugs).
Voorbereidingshandelingen bedoeld in artikel 13b, eerste lid onder b, van de Opiumwet
3 maanden sluiting
6 maanden sluiting
9 maanden sluiting

Voetnoten

3.Uitspraak van de Afdeling van 16 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2922.
4.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 16 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2922.