Op 3 november 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak over een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een bewoner van een woning in [plaats 1], had de burgemeester van de gemeente Drechterland verzocht om de beslissing tot sluiting van zijn woning te schorsen. De burgemeester had besloten de woning te sluiten voor de duur van één maand, nadat er een grote hoeveelheid lachgas was aangetroffen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten op basis van artikel 13b van de Opiumwet, gezien de aangetroffen hoeveelheid lachgas die als handelshoeveelheid kan worden aangemerkt. De voorzieningenrechter weegt mee dat de sluiting noodzakelijk is voor het herstel van de openbare orde en het woon- en leefklimaat in de omgeving. Verzoeker betwistte de noodzaak van de sluiting, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt kon stellen dat de sluiting nog steeds noodzakelijk was, ondanks het tijdsverloop sinds de overtreding. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, waardoor de sluiting van de woning kon doorgaan. De uitspraak benadrukt de bevoegdheid van de burgemeester in gevallen van drugshandel en de impact daarvan op de openbare orde.