Beoordeling door de rechtbank
16. Voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de postonderverdelingen, de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken en de algemene indelingsregels. Het is vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: Hof van Justitie), dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in het algemeen moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de GN -posten en in de aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken zijn omschreven. Hierbij vormen de GS - en de GN -toelichtingen nuttige aanwijzingen voor de tariefindeling, ook al zijn deze toelichtingen slechts uitleggingen en rechtens niet bindend (zie onder meer Hof van Justitie 26 april 2017, C-51/16, Stryker EMEA Supply Chain Services BV, ECLI:EU:C:2017:298, punt 39 en 45). De inhoud van GS - en GN - toelichtingen moet in overeenstemming zijn met de GN -bepalingen en mag de strekking daarvan niet wijzigen. Toelichtingen moeten, indien zij in strijd blijken met de tekst van de GN -posten en de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken, terzijde worden geschoven (zie onder meer Hof van Justitie 26 november 2015, C-44/15 Duval GmbH & Co, KG., ECLI:EU:C:2015:783, punt 24).
Objectieve kenmerken en eigenschappen product
17. Gelet op de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank het volgende vast over het product. Het product is gemaakt van zetmeel, zijnde een groot aantal glucose moleculen aan elkaar verbonden (polymeer). Het product ondergaat verschillende productiestappen zodat het aantal aan elkaar verbonden glucose moleculen afneemt én de verbindingen tussen deze glucose moleculen veranderen. Voor het geschil in beroep zijn de achtereenvolgende productiestappen ‘Dextrinazation’ en ‘Enzyme Treatment’ van belang (zie de onder 4 hiervoor opgenomen ‘Process Flow Diagram’). Bij de productiestap “Dextrinization” vindt hydrolyse (met zuur), transglucosidatie en repolymerisatie plaats. In deze productiestap worden de α-1,4 en α-1,6 verbindingen uit het zetmeel gewijzigd in die zin dat een deel van de α-1,4 verbindingen wordt afgebroken, extra α-1,6 verbindingen worden gevormd en nieuwe α- en β-1,2 en 1,3 verbindingen worden gevormd (zie het hiervoor onder 5 opgenomen schema). Het doel van de dextrinisatie is mede om deze α- en β-1,2 en 1,3 verbindingen te vormen, omdat deze verbindingen het product (deels) onverteerbaar maken, en niet kunnen worden gevormd door het enkele enzymatische hydrolyseren van zetmeel. In de daaropvolgende productiestap “Enzyme Treatment” vindt pas de hydrolysatie met enzymen plaats. De rechtbank neemt als vaststaand aan dat het product een oligomeer is. Het CAS-nummer van het product is 9050-36-6. Dit is hetzelfde CAS nummer als van maltodextrine.
18. Aangezien het product een oligomeer (bestaande uit een beperkt aantal glucose moleculen) is, kan het niet worden ingedeeld als gewijzigd zetmeel van GN -post 3503, aangezien zetmeel een polymeer (bestaande uit een groot aantal glucose moleculen) is. Ook indeling als polymeer van (de rest) GN -post 3913 is hierom uitgesloten.
De rechtbank volgt partijen in hun standpunt dat het product niet kan worden ingedeeld als een suiker van GN -posten 1701, 1703 en 1704. Binnen GN -post 1702 (andere suikers) komt alleen onderverdeling 1702 90 in aanmerking, omdat het product niet onder een van de andere onderverdelingen van GN -post 1702, zoals glucose, kan worden ingedeeld. Dat blijkt reeds uit het aantal reducerende suikers wat vereist is voor indeling als glucose.
Binnen onderverdeling 1702 90 rijst de vraag of het product kan worden aangemerkt als een maltodextrine van GN -onderverdeling 1702 9050 . Het GS en de GN bevatten geen definitie van maltodextrine. Hoewel maltodextrines niet met name worden genoemd in de GS -onderverdelingen, bevat de GS-toelichting op GS -post 1702 wel een beschrijving van maltodextrines als een van de andere suikers van deze GS -post.
19. Bij gebrek aan een wettelijke definitie van maltodextrine acht de rechtbank de beschrijving in de GS-toelichting een nuttige aanwijzing. Volgens deze beschrijving worden maltodextrines verkregen door hetzelfde proces als commerciële glucose, maar het zetmeel wordt minder ver (enzymatisch) gehydrolyseerd dan commerciële glucose. In de GS-toelichting wordt commerciële glucose beschreven als te zijn verkregen door zetmeel te hydrolyseren met zuren en/of enzymen. Doordat bij maltodextrines het zetmeel minder ver wordt gehydrolyseerd dan commerciële glucose, bevatten maltodextrines minder reducerende suikers dan commerciële glucose.
20. De rechtbank overweegt dat het product niet op eenzelfde wijze is verkregen als commerciële glucose. Het productieproces is weliswaar begonnen met de grondstof zetmeel, maar de (enzymatische) hydrolyse heeft daarop niet plaatsgevonden. In zetmeel bevinden zich alleen α-1,4 en α-1,6 verbindingen. Bij (enzymatische) hydrolyse worden chemische verbindingen gesplitst onder toevoeging van een watermolecuul. Dit betekent dat (enzymatisch) gehydrolyseerd zetmeel alleen α-1,4 en α-1,6 verbindingen bevat. Bij de vervaardiging van het product vindt echter in de eerste plaats dextrinisatie plaats waarbij het zetmeel wordt afgebroken en weer samengevoegd. Bij deze bewerking worden de α-1,4 en α-1,6 verbindingen gewijzigd in die zin dat een deel van de α-1,4 verbindingen wordt afgebroken, extra α-1,6 verbindingen worden gevormd en nieuwe α- en β-1,2 en 1,3 verbindingen worden gevormd. De chemische structuur kan, door deze wijziging in het type verbindingen, niet langer worden aangemerkt als de structuur van zetmeel. Deze chemische structuur bevat namelijk α- en β-1,2 en 1,3, α-1,4 en α-1,6 verbindingen. Deze verbindingen komen niet, respectievelijk niet in deze verhoudingen voor in zetmeel. Pas in de daaropvolgende productiestap “Enzyme Treatment” vindt hydrolysatie met enzymen plaats. Dat betekent dat de enzymatische hydrolyse plaatsvindt op een andere chemische structuur dan zetmeel en dus niet sprake is van hetzelfde proces als bij het verkrijgen van commerciële glucose. Hierdoor heeft het product een andere chemische structuur verkregen dan de structuur van maltodextrine. Dit betekent dat het product niet voldoet aan de objectieve kenmerken en eigenschappen van maltodextrine als bedoeld in GN -onderverdeling 1702 9050 .
21. Dat het product hetzelfde CAS-nummer heeft als maltodextrine leidt niet tot een ander oordeel, reeds omdat indeling van maltodextrine niet plaats vindt aan de hand van het CAS-nummer en dit CAS-nummer bij GN -onderverdeling 1702 9050 , anders dan bij sommige andere GN -onderverdelingen, niet wordt genoemd als een voor de indeling relevant gegeven. Eiseres heeft verder gesteld dat het product ook een EC-nummer heeft, maar heeft niet onderbouwd wat de relevantie van een EC-nummer is voor de indeling.
22. Dat het product via de refractometermethode van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 974/2014 een – omgerekend – suikergehalte heeft van 100,5, is anders dan eiseres meent niet een bevestiging van haar standpunt dat het product niet in GN -onderverdeling 1702 9095 kan worden ingedeeld. Het product wordt immers niet ingedeeld aan de hand van de refractometermethode, de methode dient ook niet om de indeling uit te leggen, maar slechts om producten, nadat zij in GN -onderverdeling 1702 9095 zijn ingedeeld, een suikergehalte toe te kennen. In die toepassing is de refractometermethode dwingend voorgeschreven in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 974/2014.
Verlengde verjaringstermijn
23. Eiseres heeft zich zowel in bezwaar als in beroep op het standpunt gesteld dat verweerder de verlengde verjaringstermijn van artikel 7:7 van de Adw ten onrechte heeft toegepast. Verweerder heeft eerst ter zitting van de rechtbank gereageerd op dit standpunt. Nu verweerder in zijn uitspraak op bezwaar niet heeft beslist op dit – wezenlijke – standpunt van eiseres en geen rechtvaardiging heeft aangedragen voor het kennelijk terzijde schuiven van dit standpunt, berust de uitspraak op bezwaar in zoverre niet op een deugdelijke motivering in de zin van artikel 7:12, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank zal echter met toepassing van artikel 6:22 van de Awb aan deze schending voorbijgaan, nu niet aannemelijk is geworden dat eiseres in haar belangen is geschaad. Zij heeft immers in beroep haar grieven kunnen aanvoeren, hetgeen zij ook heeft gedaan. Bovendien hebben partijen ter zitting uitdrukkelijk aan de rechtbank gevraagd de zaak op dit onderdeel niet ter behandeling terug te sturen naar verweerder, maar zelf te oordelen over de door verweerder toegepaste verlengde verjaringstermijn. De rechtbank zal partijen hierin volgen.
24. De onderhavige douaneschulden zijn ontstaan in de periode van 11 oktober 2017 tot en met 6 september 2019. De mededeling ervan heeft plaatsgevonden op 1 juni 2021, en dus voor de douaneschulden die zijn ontstaan voor 2 juni 2018 buiten de termijn van drie jaar van artikel 103, eerste lid, van het DWU en binnen de termijn van vijf jaar van artikel 103, tweede lid, van het DWU. Dat betekent dat de utb voor de douaneschulden die zijn ontstaan vóór 2 juni 2018 alleen in stand kan blijven indien de verlengde verjaringstermijn van artikel 103, tweede lid, van het DWU gelezen in samenhang met artikel 7:7 van de Adw kan worden toegepast.
25. De mededeling van een douaneschuld moet op grond van artikel 103, eerste lid, van het DWU plaatsvinden binnen een termijn van drie jaren nadat de douaneschuld is ontstaan. Deze termijn wordt op grond van artikel 103, tweede lid, van het DWU, in overeenstemming met het nationale recht, verlengd tot minimaal vijf en maximaal tien jaar wanneer de douaneschuld is ontstaan ingevolge een handeling die op het tijdstip dat zij werd verricht strafrechtelijk vervolgbaar was. In artikel 7:7 van de Adw is die termijn bepaald op vijf jaar. In artikel 10:5, eerste lid, aanhef, letter a, en slot, van de Adw werd tot 1 juli 2024 bepaald dat het onjuist of onvolledig doen van een ingevolge de douanewetgeving vereiste aangifte een strafbaar feit is. Opzet of schuld vormt van deze overtreding niet een bestanddeel en is dus evenmin een toepassingsvoorwaarde voor de verlengde verjaringstermijn.
26. Dat opzet of schuld geen voorwaarde vormt voor toepassing van de verlengde verjaringstermijn is niet in strijd met het Unierecht (waaronder het gelijkwaardigheidsbeginsel en het doeltreffendheidsbeginsel waarop eiseres zich beroept). Het begrip ‘strafrechtelijk vervolgbare handeling’ heeft in het kader van de verlengde verjaringstermijn betrekking op handelingen die in de rechtsorde van de heffende lidstaat als strafbare feiten in de zin van het nationale strafrecht worden aangemerkt (zie Hof van Justitie, 16 juli 2009, C-124/08 en C-128/08, Snauwaert en Deschaumes, ECLI:EU:C:2009:469, punt 25). Uit het arrest van de Hoge Raad van 30 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2195, r.o. 3.8.5 volgt verder dat een strafrechtelijk vervolgbare handeling zich in dit verband reeds voordoet indien aan een delictsomschrijving is voldaan. 27. Nu vaststaat dat eiseres in de onderhavige aangiften het product heeft aangegeven onder vermelding van een onjuiste GN -onderverdeling , zijn de bestanddelen van de overtreding omschreven in artikel 10:5, eerste lid, aanhef, letter a, en slot, van de Adw aanwezig en is de verlengde verjaringstermijn van toepassing. Uit het arrest van de Hoge Raad van 30 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2195, r.o. 3.8.5 volgt dat daaraan niet afdoet dat het handelen van de betrokkene berustte op een pleitbaar standpunt. Omdat opzet of schuld niet als delictsbestanddeel wordt vermeld in artikel 10:5, eerste lid, aanhef, letter a, en slot, van de Adw, kan ook AVAS – waarvan het pleitbaar standpunt blijkens het arrest van de Hoge Raad van 13 mei 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC4991, r.o. 3.4 een verschijningsvorm moet worden genoemd – niet ertoe leiden dat niet aan de delictsomschrijving van die bepaling wordt voldaan. 28. In het hiervoor onder 23 genoemde gebrek in de uitspraak op bezwaar ziet de rechtbank wel aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten die eiseres in beroep heeft moeten maken.