ECLI:NL:RBNHO:2025:3045

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
21 maart 2025
Zaaknummer
C/15/362148 / FA RK 25-847
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opvolgende rechterlijke machtiging in het kader van de Wet zorg en dwang

Op 4 maart 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, een beschikking gegeven in de zaak met zaaknummer C/15/362148 / FA RK 25-847. Deze beschikking betreft een opvolgende rechterlijke machtiging voor de duur van één jaar, ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 18 februari 2025. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde datum gehouden, waarbij de betrokkenen, waaronder de betrokkene en zijn advocaat, aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, de ziekte van Wernicke-Korsakov, wat leidt tot ernstig nadeel, waaronder materiële schade en maatschappelijke teloorgang. De rechtbank heeft geoordeeld dat de voortzetting van het verblijf van de betrokkene noodzakelijk is om dit ernstig nadeel te voorkomen.

De advocaat van de betrokkene heeft verweer gevoerd tegen de onafhankelijkheid van de arts die de medische verklaring heeft afgegeven, maar de rechtbank heeft dit verweer verworpen. De rechtbank concludeert dat de medische verklaring voldoet aan de wettelijke eisen en dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen. De rechtbank heeft ook het verweer verworpen dat de termijn van de huidige rechterlijke machtiging was verlopen, en heeft geoordeeld dat het verzoek tot opvolgende machtiging tijdig was ingediend. De rechtbank verleent de machtiging tot en met 2 maart 2026, en deze beschikking is openbaar uitgesproken door mr. M.T. Goossens, rechter, in aanwezigheid van A.M. Pieters als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
Opvolgende rechterlijke machtiging
zaak-/rekestnr.: C/15/362148 / FA RK 25-847
beschikking van de rechtbank van 4 maart 2025,
naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een opvolgende machtiging voor de duur van [twee OF vijf] jaar als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] , [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in [locatie] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. B.J. de Groot te Haarlem.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op
18 februari 2025.
1.2.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de aanvraag d.d. 6 februari 2025;
- de medische verklaring d.d.13 februari 2025;
- het zorgplan d.d.30 januari 2025.
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 4 maart 2025, op voornoemde locatie.
1.4.
Ter zitting waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- [specialist ouderengeneeskunde] , specialist ouderengeneeskunde;
- [zorgverantwoordelijke] , zorgverantwoordelijke.
Ook zijn [dochter] , de dochter van betrokkene, en [bewindvoerder / medementor] , voorgesteld bewindvoerder/medementor, bij de zitting aanwezig.

2.Beoordeling

2.1.
Op 2 september 2024 is door de rechtbank een machtiging opname verleend tot en met 2 maart 2025.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening te weten de ziekte van Wernicke-Korsakov
.
2.3.
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
- materiële schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang;
- de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
2.4.
De voortzetting van het verblijf is noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden
2.5.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.6.
Gebleken is dat betrokkene zich verzet tegen de voortzetting van het verblijf.
.
2.7.
Namens betrokkene is aangevoerd dat de medische verklaring niet voldoet aan de wettelijke vereisten, nu de arts die de medische verklaring heeft opgesteld
eerder als onafhankelijk medisch arts verklaringen heeft afgelegd die ten grondslag hebben gelegen aan verplichte zorg en als arts en medewerker wet zorg en dwang
is verbonden aan de desbetreffende zorgaanbieder van de accommodatie waar betrokkene verblijft. De advocaat verzoekt de beslissing aan te houden in afwachting van een nieuwe beoordeling van het verzoek.
2.7.1.
De rechtbank gaat aan het verweer voorbij en overweegt hiertoe als volgt.
Het feit dat de beoordelend arts betrokkene eerder heeft beoordeeld, hetgeen overigens slechts is gesteld en niet is aangetoond, staat aan de onafhankelijkheid van de door hem afgelegde verklaring over de situatie van betrokkene op dit moment niet in de weg.
Verder mag op grond van artikel 26 vijfde lid, onderdeel van de Wzd, de arts die de medische verklaring afgeeft in dienst zijn van de zorgaanbieder waar betrokkene is opgenomen. Wel dient de arts onafhankelijk van de zorgaanbieder te functioneren en mag deze gedurende ten minste één jaar geen zorg aan betrokkene hebben verleend. Uit de verkregen informatie en hetgeen door de bij de zitting aanwezige specialist ouderengeneeskunde naar voren is gebracht, blijkt dat specialist ouderengeneeskunde Helle niet bij de behandeling van betrokkene betrokken is en als zodanig niet bekend met hem is. Het feit dat de specialist als Wzd functionaris bij de zorggroep betrokken is, en als zodanig juist aangesteld is om de belangen van cliënten te behartigen, doet daar niets aan af. Daarmee concludeert de rechtbank dat de betreffende specialist voldoende onafhankelijk was om de medische verklaring op te stellen en dat betrokkene niet in zijn belangen is geschaad.
2.8.
Tevens heeft de advocaat verweer gevoerd ten aanzien van de termijn van het verzoek. Zij voert daartoe aan dat, gelet op het feit dat de termijn van de huidige rechterlijke machtiging is verlopen, geen sprake kan zijn van een verzoek tot een opvolgende machtiging.
2.8.1
De rechtbank gaat tevens voorbij aan dit verweer en overweegt daartoe als volgt. Vaststaat dat voor betrokkene recent een crisismaatregel, een voortzetting crisismaatregel en een zorgmachtiging zijn afgegeven. In deze crisissituatie heeft betrokkene enige tijd elders verbleven, in een accommodatie voor de WvGGZ. Met de terugkeer van betrokkene op zijn huidige verblijfplaats bij [zorgaanbieder] is de eerder afgegeven rechterlijke machtiging herleefd. De termijn van deze machtiging loopt tot 2 maart 2025. Het voorliggende verzoek voor een opvolgende rechterlijke machtiging is door het CIZ ingediend op 18 februari 2025.
Uit de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 39, lid 5, Wzd blijkt niet dat de wetgever in een dergelijk geval de verlening van een opvolgende machtiging heeft willen uitsluiten. Volgens de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2021:227) dient de rechter de termijnoverschrijding dan wel in mindering te brengen op de geldigheidsduur van de verzochte machtiging.
2.9.
De rechtbank komt daarmee tot het oordeel dat, met in achtneming van hetgeen hiervoor is overwogen, de overgelegde medische verklaring voldoet aan de hieraan te stellen eisen en tevens dat het verzoek voldoet aan de criteria voor een beoordeling in het kader van een opvolgende rechterlijke machtiging. De machtiging zal derhalve worden verleend voor de (verzochte) duur van één jaar, en geldt aldus tot en met 2 maart 2026.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een opvolgende machtiging tot voortzetting van het verblijf ten aanzien van:
[betrokkene] ,geboren op [geboortedatum] , [geboorteplaats] ;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 2 maart 2026.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.T. Goossens, rechter, in tegenwoordigheid van
A.M. Pieters als griffier en in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2025.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 18 maart 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.