ECLI:NL:RBNHO:2025:3310

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 maart 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
23/4555 en 22/5699
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugbetaling van invoerrechten bij retourzendingen door consumenten

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 13 maart 2025, wordt geoordeeld over de verzoeken van eiseres, een GmbH, om terugbetaling van invoerrechten die zijn betaald voor goederen die door consumenten zijn geretourneerd. Eiseres had in totaal twee verzoeken ingediend, één voor het tweede kwartaal van 2021 ter waarde van € 694.744,70 en één voor het derde kwartaal van 2021 ter waarde van € 535.165,96. Beide verzoeken werden door de inspecteur van de Douane afgewezen, waarna eiseres bezwaar maakte en beroep instelde bij de rechtbank. De rechtbank splitste de zaken in twee aparte zaaknummers.

De rechtbank oordeelt dat eiseres niet heeft voldaan aan haar bewijslast met betrekking tot artikel 118 van het Douanewetboek van de Unie (DWU). Eiseres stelde dat de retourzendingen van consumenten aanleiding gaven voor terugbetaling van de invoerrechten, maar de rechtbank concludeert dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de goederen op het moment van invoer gebrekkig of non-conform waren. Eiseres had ook niet gespecificeerd welke invoeraangiften gekoppeld waren aan de verzoeken om terugbetaling, waardoor de rechtbank niet kon verifiëren op welke basis de terugbetalingen werden gevraagd.

Daarnaast werd het beroep op artikel 120 van het DWU verworpen, omdat de gestelde bijzondere omstandigheden niet op het moment van invoer bestonden. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en bevestigt de afwijzing van de verzoeken om terugbetaling door de Douane. Eiseres heeft geen recht op terugbetaling van de invoerrechten, en er is geen aanleiding voor vergoeding van proceskosten of griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 23/4554 en HAA 23/4555

uitspraak van de meervoudige douanekamer van 13 maart 2025 in de zaken tussen

[eiseres] GmbH, gevestigd te [vestigingsplaats] ( [land 1] ), eiseres

(gemachtigde: mr. D.G.A. Arends),
en

de inspecteur van de Douane, verweerder.

Inleiding

In deze zaken oordeelt de rechtbank over de vraag of eiseres recht heeft op terugbetaling van invoerrechten die zij heeft betaald voor goederen die door haar afnemers (consumenten) zijn geretourneerd.
Zaak HAA 23/4554
Eiseres heeft een verzoek om terugbetaling ingediend voor een bedrag aan invoerrechten van € 694.744,70 uit aangiften voor het vrije verkeer die eiseres in het tweede kwartaal van 2021 heeft ingediend.
Zaak HAA 23/4555
Eiseres heeft een verzoek om terugbetaling ingediend voor een bedrag aan invoerrechten van € 535.165,96 uit aangiften voor het vrije verkeer die eiseres in het derde kwartaal van 2021 heeft ingediend.
Beide zaken
Bij besluiten van 25 mei 2022 heeft verweerder de verzoeken om terugbetaling afgewezen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt. In de uitspraak op bezwaar van 17 mei 2023 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft bij brief van 23 juni 2023 beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep gesplitst in bovenvermelde zaaknummers.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Verweerder heeft een deel van de stukken van het geding in elektronische vorm aan de rechtbank verstrekt.
Op 30 januari 2025 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgevonden. Namens eiseres zijn verschenen gemachtigde en zijn kantoorgenoten mr. [naam 1] en [naam 2] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. dr. [naam 3] ,
mr. [naam 4] en [naam 5] .

Feiten

1. Eiseres maakt deel uit van [moederbedrijf] , een multinational die, voor zover hier van belang, via het internet kleding verkoopt aan particulieren. De handelwijze hierbij is als volgt. De particulier plaatst zijn bestelling op een van de websites van eiseres ( [website 1] , [website 2] of [website 3] ), waarna eiseres het bestelde product koopt van [bedrijf 4] Ltd ( [bedrijf 4] Ltd), gevestigd in [land 2] , waar de producten ook liggen opgeslagen. [bedrijf 4] Ltd maakt ook deel uit van de multinational. Zij verkoopt de producten aan eiseres onder de leveringsconditie CIF [plaats 1] .
De producten worden door [bedrijf 4] Ltd in [plaats 1] aan eiseres geleverd. De aangiften voor het vrije verkeer worden, onder meer, door haar direct vertegenwoordiger [bedrijf 2] BV ingediend. Voor het vaststellen van de douanewaarde hanteert eisers haar transactieprijs met [bedrijf 4] Ltd. Vanuit [plaats 1] worden de goederen vervoerd naar het centrale distributiecentrum van eiseres in [plaats 2] ( [land 1] ). Daar maakt eiseres de producten gereed voor verdere verzending via bezorgdienstverlener [bedrijf 3] naar haar afnemers, de consumenten.
2. Op de consumentenkoop tussen eiseres en haar afnemers zijn de algemene voorwaarden en retourvoorwaarden van eiseres van toepassing. Voor de inhoud van de algemene voorwaarden en de retourvoorwaarden heeft eiseres verwezen naar hetgeen hierover op haar website staat. Ten tijde van de behandeling van het beroep is op de website van eiseres slechts relevante informatie terug te vinden voor bestellingen die zijn gedaan op of na 26 september 2023. Eiseres heeft ter zitting verklaard dat in de onderhavige periode de consument zijn bestelling aan eiseres kon retourneren, zonder te zijn gebonden aan een termijn of een (specifiek aan te wijzen) reden voor retournering.
3. Bij een retourzending kan de consument op een formulier daarvoor onder meer de volgende redenen aankruisen: “Artikel zu klein” (6 codes mogelijk), “Artikel zu groβ“ (6 codes mogelijk), „Qualität“ (fehlerhaft), „Weitere Gründe“ (Auswahlbestellung, um passende Gröβe/Farbe zu finden), „Service“ (falscher Artikel versendet, Monogramm nicht wie gewünscht, Saumlange nicht wie gewünscht, verspätete Lieferung), „Artikel gefallt nicht“ (Stil gefällt nicht, Material gefällt nicht, Farbe gefällt nicht).
In algemene zin wordt bij minder dan 5% van de retourzendingen ‘gebrekkige goederen’ aangekruist. In de meeste gevallen wordt in het geheel geen reden aangegeven voor de retourzending.
4. De consument stuurt de retourzending naar de vestiging van eiseres in [vestigingsplaats] ( [land 1] ). Eiseres consolideert de retourzendingen en stuurt alle geretourneerde producten naar [bedrijf 4] Ltd in [land 2] .
5. In een op 21 mei 2021 tussen eiseres (“ Buyer ”) en [bedrijf 4] Ltd (“ Supplier ”) gesloten overeenkomst, die met terugwerkende kracht tot 31 januari 2021 tussen hen geldt, is over de leveringen onder meer het volgende opgenomen:
3.3.
Shipment. [Upon Buyer request, Supplier will pick, pack and ship Product for delivery to Buyer or Buyer ’s end customer in accordance with Buyer specifications.] Except as otherwise agreed by the Parties, all Products supplied by Supplier shall be delivered CIF [plaats 1] .
(…)
3.5.
Inspection of Products. Upon delivery of the Products, Buyer or its designee shall inspect the Products and notify Supplier of any damage, tampering, shortage, or other discrepancy between the Products and the shipping documents. If Supplier receives such notification, Supplier shall correct any such deficiency and/or non-conformance at its own cost. The Products shall be deemed accepted if Buyer does not give written notice of rejection of any or all Products promptly after delivery.
(…)
“3.7.
Returns. Buyer may return Products to Supplier for a full refund at any time within 6 months of receipt for any of the following reasons: (a) at the time of release the Product was defective or damaged; or (b) at the time of release the Product did not comply with the terms of this Agreement on the basis of which the Product was imported. Products so returned shall not have been used, except for such initial use as may have been necessary to establish that they were defective or did not comply with the terms of this Agreement.”

Geschil en standpunten van partijen

6. In geschil is of verweerder de verzoeken om terugbetaling terecht heeft afgewezen.
7. Ter zitting heeft eiseres bevestigd dat het verzoek om terugbetaling over het tweede kwartaal van 2021 (zaaknummer HAA 23/4554) niet betrekking heeft op € 697.744,70 aan invoerrechten, maar zich beperkt tot een bedrag van € 687.252,39 aan invoerrechten.
8. Tussen partijen is niet in geschil dat niet alle aangiften voor het vrije verkeer die in de verzoeken om terugbetaling zijn opgenomen, zijn ingediend door of namens eiseres en dat eiseres niet in alle gevallen degene is die de invoerrechten over die aangiften heeft betaald. De verzoeken om terugbetaling zien dus op hogere bedragen dan waarop eiseres feitelijk aanspraak zou kunnen maken. Verweerder heeft bij de uitspraak op bezwaar een lijst gevoegd met aangiften die niet door of namens eiseres zijn ingediend. Ter zitting heeft gemachtigde verklaard uitsluitend namens eiseres op te treden en niet namens andere aangevers. De verzoeken om terugbetaling heeft zij echter niet dienovereenkomstig verlaagd omdat het uitrekenen van het bedrag aan invoerrechten dat niet thuishoort in de verzoeken om terugbetaling een tijdrovende bezigheid is. Eiseres wil eerst antwoord op de principiële vraag of in zijn algemeenheid recht op terugbetaling bestaat op grond van artikel 118 van het Douanewetboek van de Unie (DWU) wanneer consumenten hun aankopen retourneren.
9. Eiseres stelt dat alle in de verzoeken om terugbetaling opgenomen invoeraangiften te koppelen zijn aan uitvoeraangiften en dat die uitvoeraangiften het gevolg zijn van retourzendingen van de klanten van eiseres. Eiseres stelt zich op het standpunt dat voor alle producten die door de consument worden geretourneerd aan eiseres en vervolgens door eiseres worden geretourneerd aan [bedrijf 4] Ltd moet worden aangenomen dat zij hetzij beschadigd waren op het moment van invoer, hetzij niet in overeenstemming waren met de bepalingen van het contract in de zin van artikel 118, eerste lid, van het DWU.
Voor de uitleg van het begrip ‘in overeenstemming met de bepalingen van het contract’ sluit eiseres aan bij de artikelen 6 en 7 van de Richtlijn consumentenkoop [1] : zowel subjectieve non-conformiteit (artikel 6) als objectieve non-conformiteit (artikel 7) geeft recht op retournering van het product. Hierdoor zijn de producten ook non-conform in de zin van artikel 118, eerste lid, van het DWU.
Eiseres koopt de goederen van [bedrijf 4] Ltd onder de voorwaarde dat de producten in overeenstemming zijn met de wensen van de klant. Dit staat weliswaar niet met zoveel woorden in de overeenkomst, maar is wel af te leiden uit artikel 3.7. daarvan en dat kan eiseres ook laten blijken aan de hand van een audit trail die op de administratie van eiseres zou kunnen worden uitgevoerd.
Eiseres verwijst naar het arrest van het Hof van Justitie van 12 oktober 2017, nr. C-661/15 [2] waarin is geoordeeld dat gebreken in goederen ook kunnen worden geconstateerd door de eindgebruikers in plaats van de importeur. Verder meent eiseres dat al uit de aard van de producten blijkt dat het defect aanwezig is geweest op het moment van invoer omdat kleding niet beschadigd raakt door vervoer.
Door de uitleg van verweerder wordt artikel 118 van het DWU een dode letter, omdat goederen die al voorafgaand aan de invoer worden gecontroleerd (in [plaats 1] ) niet zullen worden ingevoerd.
Verder meent eiseres dat Brexit een bijzondere omstandigheid is in de zin van artikel 120 van het DWU en dat in het kader van de billijkheid soepel moet worden omgegaan met het vereiste dat in de uitvoeraangiften aangetekend moet worden dat voor de goederen een beroep wordt gedaan op terugbetaling in de zin van artikel 118 van het DWU.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en terugbetaling van de betaalde invoerrechten. Ook verzoekt eiseres vergoeding van de proceskosten in beroep.
10. Verweerder merkt op dat hij de door eiseres gestelde koppeling tussen de invoeraangiften en uitvoeraangiften niet kan maken. Eiseres heeft slechts de kenmerken van de invoeraangiften verstrekt, zonder te specificeren op welke regels van de aangiften de verzoeken betrekking hebben. De aangiften van eiseres bestaan uit vele artikelen, ter illustratie heeft verweerder een aangifte van eiseres van 99 regels overgelegd. De voor de terugbetalingsverzoeken aangeleverde aangiftebestanden zijn slecht te vergelijken met de aangiftegegevens van de douane. Verweerder twijfelt aan de juistheid van de data. Verder wijst verweerder erop dat door het ontbreken van de specificatie als bedoeld onder 8 niet kan worden vastgesteld op welk bedrag de teruggaafverzoeken precies zien.
Inhoudelijk stelt verweerder zich op het standpunt dat op grond van artikel 118, eerste lid, van het DWU geen recht bestaat op terugbetaling, omdat eiseres de importeur van de goederen is en niet de consumenten aan wie zij de goederen heeft verkocht. Eiseres koopt de goederen van [bedrijf 4] Ltd en voert de goederen in eigen naam en voor eigen rekening in. Het ‘contract op grond waarvan de goederen zijn ingevoerd’ in de zin van artikel 118, eerste lid, van het DWU, is de overeenkomst tussen eiseres en [bedrijf 4] Ltd. Eiseres is ‘ Buyer ’, [bedrijf 4] Ltd is ‘ Supplier ’. Dit betreft intercompany transacties. De consumenten kopen hun goederen in een intracommunautaire transactie, zo staat het ook op de website van eiseres.
Bovendien heeft eiseres niet het bewijs geleverd dat de goederen op het moment van invoer gebrekkig of non-conform waren. Verweerder betwist dat bij kleding vastgestelde gebreken altijd al voor de invoer aanwezig zijn.
Ook heeft eiseres niet voldaan aan de voorwaarde van artikel 118, tweede lid, van het DWU omdat in de uitvoeraangiften niet de melding ‘verzoek om terugbetaling DWU’ is opgenomen.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.

Beoordeling door de rechtbank

11. Eiseres heeft verzocht om terugbetaling van invoerrechten op de grond dat de importeur de goederen heeft geweigerd in de zin van artikel 118, eerste lid, van het DWU. Op eiseres rust dus de last aannemelijk te maken dat zij voldoet aan de voorwaarden voor terugbetaling.
12. Eiseres heeft in de bijlagen bij haar verzoeken om terugbetaling specificaties opgenomen (in de vorm van excel-bestanden) waaruit blijkt dat zij over het tweede kwartaal van 2021 voor in totaal ruim 69.000 aangifteregels terugbetaling vraagt en over het derde kwartaal van 2021 voor in totaal ruim 66.000 aangifteregels. Zij heeft in die specificaties een aantal gegevens over de goederen vermeld, maar heeft, om haar moverende redenen, niet gespecificeerd voor welke regels uit de aangiften (die op grond van artikel 222 van de Uitvoeringsverordening DWU alle als afzonderlijke aangiften worden beschouwd) zij terugbetaling vraagt.
13. Uit de door eiseres verstrekte overzichten van de uitvoeraangiften waarmee de producten zouden zijn uitgevoerd, blijkt niet aan welke invoeraangiften zij kunnen worden gekoppeld. Ook is niet gebleken dat eiseres in de aangiften ten uitvoer een verwijzing heeft opgenomen (door vermelding van code 95022 in vak 44 of op enige andere wijze) naar de gestelde weigering door de importeur of het op grond van artikel 118 van het DWU in te dienen verzoek om terugbetaling.
14. Aldus kan niet worden geverifieerd voor welke aangiften/aangifteregels eiseres terugbetaling vraagt en mede daardoor kan ook niet worden nagegaan welke goederen van die aangiften voor het vrije verkeer later weer zijn uitgevoerd. Het buiten het douanegebied van de Unie brengen van de betreffende goederen is op grond van artikel 118, tweede lid, van het DWU een voorwaarde voor het verlenen van de terugbetaling.
15. Al het voorgaande leidt de rechtbank in dit geval tot het oordeel dat eiseres niet heeft voldaan aan haar bewijslast ten aanzien van artikel 118 van het DWU.
16. Eiseres heeft zich subsidiair beroepen op toepassing van artikel 120 van het DWU. Van bijzondere omstandigheden kan echter geen sprake zijn reeds omdat die moeten bestaan op het moment van invoer en het gestelde weigeren van de producten door de consument plaats vindt na de invoer. Overigens heeft eiseres ook niet onderbouwd op welke manier Brexit voor haar een bijzondere omstandigheid is, anders dan dat zij na Brexit te maken kreeg met invoerformaliteiten en zij zich daarop onvoldoende had voorbereid. Tenslotte kan de enkele stelling van eiseres dat haar verzoeken om ongeldigmaking van de aangiften op basis van artikel 174, tweede lid, van het DWU juncto artikel 148, derde lid, van de GVo DWU [3] zijn afgewezen niet leiden tot de conclusie dat sprake is van een bijzondere omstandigheid.
17. Op grond van artikel 121, tweede lid, van het DWU dient de rechtbank de verzoeken om terugbetaling op hun merites te onderzoeken in het licht van de andere in artikel 116 van het DWU genoemde gronden voor terugbetaling. Van recht op terugbetaling op grond van de terugbetalingsgronden als bedoeld in artikel 117 en artikel 119 van het DWU is evenwel niet gebleken.

Conclusie en gevolgen

18. Gelet op vorengaande heeft verweerder de verzoeken om terugbetaling terecht afgewezen. De beroepen dienen ongegrond te worden verklaard.
19. Gelet op hetgeen hiervoor bij 8 is overwogen, had verweerder de verzoeken om terugbetaling niet-ontvankelijk moeten verklaren voor zover die betrekking hebben op andere belanghebbenden dan eiseres. Dit leidt echter niet tot gegronde beroepen. Eiseres heeft namelijk gezien de ongegrondverklaring geen processueel belang bij een terugwijzing naar verweerder teneinde de verzoeken om terugbetaling niet-ontvankelijk te verklaren voor zover zij betrekking hebben op wat door andere belanghebbenden op aangiften is voldaan. [4]
20. Voor een veroordeling in de proceskosten of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.M.C. Schipper, voorzitter, en mr. G.J. Ebbeling en
mr. S.J. Richters, leden, in aanwezigheid van mr. E.P. van der Zalm, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2025.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Amsterdam (Douanekamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam, waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Amsterdam vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Richtlijn (EU) 2019/771 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 betreffende bepaalde aspecten van overeenkomsten voor de verkoop van goederen, tot wijziging van Verordening (EU) 2017/2394 en Richtlijn 2009/22/EG, en tot intrekking van Richtlijn 1999/44/EG, PB EU 2019, L 771.
2.ECLI:EU:C:2017:753, X BV.
3.Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het Douanewetboek van de Unie.
4.Vgl. Hoge Raad 8 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1033, r.o. 3.1