ECLI:NL:RBNHO:2025:4285

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 april 2025
Publicatiedatum
17 april 2025
Zaaknummer
HAA 23/5514
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing omgevingsvergunning voor strijdig gebruik van mantelzorgwoning in agrarisch gebied

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, wordt de afwijzing van een omgevingsvergunning voor het gebruik van een mantelzorgwoning in strijd met het bestemmingsplan behandeld. Eiser, die een mantelzorgwoning had gebouwd zonder vergunning, verzocht om legalisering van het gebruik. Het college van burgemeester en wethouders van Hollands Kroon had de aanvraag afgewezen, omdat de bouw in strijd was met de goede ruimtelijke ordening en het bestemmingsplan, dat agrarische doeleinden voorschrijft. De rechtbank oordeelt dat het college terecht de vergunning heeft geweigerd, omdat de mantelzorgwoning zich binnen een spuitzone bevindt en de agrarische functie van de omliggende percelen niet mag worden aangetast. Eiser had geen vergunning aangevraagd voordat hij de mantelzorgwoning bouwde, wat zijn risico's met zich meebracht. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de vergunning niet onredelijk is en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen griffierecht terug en geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/5514

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 april 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: M. Bontenbal),
en
het college van burgemeester en wethouders van Hollands Kroon, (hierna: het college;
gemachtigde: mr. M.J.P. Kamp).

Inleiding

1. Het gaat in deze uitspraak om de vraag of het college de aanvraag van eiser om een omgevingsvergunning voor het strijdig gebruik van een al gebouwde mantelzorgwoning naast de woning op [adres] te [plaats] heeft kunnen afwijzen.
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 29 november 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 5 juli 2023 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep van eiser gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 27 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn echtgenote, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

2.1
De rechtbank beoordeelt of het college de omgevingsvergunning heeft mogen afwijzen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2.2
Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De totstandkoming van het bestreden besluit
3.1
Eiser woont aan de [adres] in [plaats] , op het perceel kadastraal bekend als sectie L, nummer [nummer 1] . In 2019 heeft eiser, zonder hiervoor een omgevingsvergunning te hebben, een mantelzorgwoning laten bouwen op het naastgelegen perceel, kadastraal bekend als sectie L, nummer [nummer 2] .
3.2
De mantelzorgwoning werd in eerste instantie bewoond door de schoonzus van eiser. Zij was ernstig ziek en had met spoed een woning nodig waar zij de noodzakelijke zorg kon krijgen. Eiser ging ervan uit dat hij de gronden waarop de mantelzorgwoning is gebouwd als zijn erf kon gebruiken en de mantelzorgwoning daarom vergunningsvrij kon bouwen. Zijn schoonzus is eind 2019 overleden.
3.3
Sinds september 2020 woont eisers zoon in de mantelzorgwoning.
3.4
Een medewerker van het team Veiligheid en Handhaving heeft een controle uitgevoerd op het perceel en eiser verzocht een toelichting in te dienen voor de gerealiseerde mantelzorgwoning. Dit heeft eiser op 29 november 2020 gedaan. Op 16 december 2020 heeft het college aangegeven dat de mantelzorgwoning niet vergunningvrij kon worden gebouwd.
3.5
Op 5 oktober 2022 heeft eiser een aanvraag ingediend om een omgevingsvergunning ter legalisering van de al gebouwde mantelzorgwoning.
4. De aanvraag ziet op het gebruik van gronden in strijd met het bestemmingsplan voor het bouwen van de mantelzorgwoning. In het besluit van 29 november 2022 - dat in stand is gelaten in het bestreden besluit van 5 juli 2023 - heeft het college de omgevingsvergunning geweigerd omdat de bouw van de mantelzorgwoning volgens het college in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Op het perceel geldt het bestemmingsplan ‘Buitengebied Anna Paulowna’ (het bestemmingsplan). Het perceel waarop de mantelzorgwoning staat heeft de bestemming ‘Agrarische doeleinden II’. Volgens artikel 4, eerste lid, van de planregels zijn de gronden met deze bestemming, voor zover hier van belang, bedoeld voor de uitoefening van agrarische bedrijven met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering en voor permanente bollenteelt. Een mantelzorgwoning heeft niet zo’n agrarische functie. Ook is er strijd met artikel 4, tweede lid, van de planregels, omdat buiten het bouwvlak wordt gebouwd. Weliswaar kan op grond van artikel 4, eerste lid, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor) in beginsel een omgevingsvergunning worden verleend voor het bouwen in afwijking van het bestemmingsplan, maar dit kan alleen als dit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. [1] Het college stelt dat de agrarische functie binnen de gemeente Hollands Kroon behouden en versterkt dient te worden. De vaste gedragslijn is daarom dat woonfuncties niet kunnen worden gerealiseerd als dat ten koste gaat van bestaande agrarische functies en gebruiksmogelijkheden. Een mantelzorgwoning buiten het bouwvlak leidt tot aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de omliggende agrarische gronden omdat daar volwaardige agrarische bedrijven zijn toegestaan die gewassen telen, wat meebrengt dat een spuitzone in acht moet worden genomen van 50 meter.
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
5. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt. De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 1 juli 2022 Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft. Ook is het tot die datum geldende bestemmingsplan van toepassing, dat vanaf die datum onderdeel is van het omgevingsplan.
Toetsingskader
6. Zoals hierboven onder 4 al is gezegd kan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk in afwijking van een bestemmingsplan alleen worden verleend als dit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en het gaat om een bij algemene maatregel van bestuur aanwezen geval. Daarbij geldt dat het college bij zijn besluitvorming beleidsruimte heeft. Dat betekent dat het college de keuze heeft om zijn bevoegdheid tot afwijking van het bestemmingsplan al dan niet te gebruiken. Het college dient een belangenafweging te maken waarbij de ruimtelijke effecten die optreden als gevolg van de afwijking van het bestemmingsplan worden afgewogen tegen de daarmee gediende belangen. De rechtbank toetst dan kort gezegd of het college bij die afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. Daarbij staat een goede ruimtelijke ordening voorop. De rechtbank toetst niet of zij tot hetzelfde besluit zou komen, maar beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het college in dit geval de omgevingsvergunning in redelijkheid heeft kunnen weigeren.
Is er sprake van strijd met een goede ruimtelijke orde?
7.1
Eiser voert aan dat er geen sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening. Om de gezondheid van eisers zoon te beschermen en te voorkomen dat omliggende agrarische bedrijven worden beperkt in hun bedrijfsvoering, moet in beginsel een bepaalde afstand worden aangehouden. Bij de bepaling van die spuitzone moet worden gekeken naar de maximale planologische mogelijkheden, maar daarop is in de rechtspraak een nuance aangebracht waarbij het feitelijk gebruik toch tot een uitzonderingssituatie kan leiden. [2] De percelen [nummer 3] en [nummer 4] zijn beide in eigendom van eiser. Hij heeft geen concrete plannen om het gebruik naar agrarische doeleinden te wijzigen. Dat is praktisch gezien ook niet mogelijk voor open bollenteelt, aangezien de percelen te klein zijn om met moderne machines te worden bewerkt. De eigenaar van het perceel [nummer 5] heeft toegezegd dat een deel van zijn grond, een strook ter breedte van 27 meter, niet gebruikt zal worden voor open bollenteelt. Volgens eiser is deze afstand voldoende om een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de mantelzorgwoning te waarborgen en vormt die daarom geen belemmering voor de omliggende agrarische bedrijven. Er hoeft dus geen rekening te worden gehouden met de spuitzones.
7.2
Het college heeft toepassing gegeven aan zijn vaste gedragslijn om bij de beoordeling van aanvragen voor een omgevingsvergunning in beginsel niet mee te werken aan initiatieven die de positie van agrarische bedrijven kunnen verzwakken, in plaats van ze te versterken. Dit volgt uit het coalitieakkoord 2022-2026. De rechtbank ziet geen grond om dit uitgangspunt onredelijk of op zichzelf in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten. Het toevoegen van een woonfunctie op eisers perceel kan volgens het college leiden tot aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de omliggende agrarische percelen. De mantelzorgwoning bevindt zich in een spuitzone, namelijk op ongeveer 27 meter van agrarische gronden. Daar kunnen gewassen worden bespoten, deze middelen kunnen verwaaien en een gezondheidsrisico opleveren. Volgens vaste rechtspraak wordt in het algemeen een afstand van 50 meter tussen de woning en agrarische bedrijvigheid waarbij gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt, niet onredelijk geacht. [3] Het is mogelijk om deze afstand te verkleinen, maar daaraan moet wel een deugdelijke motivering ten grondslag liggen. Dat is volgens het college hier niet het geval. Omdat de gronden die direct grenzen aan de mantelzorgwoning een agrarische bestemming hebben, is het mogelijk daar in de toekomst voor het telen van gewassen bestrijdingsmiddelen te gebruiken. Dat dit nu niet gebeurt, betekent niet dat dat in de toekomst ook zo blijft. Ook heeft eiser geen objectief of van een deskundige afkomstig advies overgelegd om aan te tonen dat in dit geval een kleinere spuitzone aanvaardbaar is. Het toestaan van de mantelzorgwoning brengt dus een verslechtering van de positie van agrarische bedrijven mee. De rechtbank kan dit betoog van het college geheel volgen. Dit betekent dat het college het toestaan van de mantelzorgwoning op deze plek in strijd met een goede ruimtelijke ordening heeft kunnen achten. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit onjuist is.
Is er sprake van strijd met het evenredigheidsbeginsel?
8.1
Eiser voert aan dat het bestreden besluit nadelige gevolgen heeft die onevenredig zijn. Uit de besluitvorming blijkt niet dat rekening is gehouden met die ingrijpende gevolgen voor eiser en zijn zoon. Er wordt alleen aangegeven dat binnen de woonbestemming genoeg plekken zijn om te (her)bouwen. Het gaat echter niet om een verplaatsbare mantelzorgunit en dit brengt dan ook hoge kosten met zich mee. Verplaatsing is geen alternatief. Eisers zoon zou dan aangewezen zijn op reguliere zorg, die overbelast is. Het maatschappelijk belang dat eiser dient door zorg te dragen voor zijn zoon wordt ook niet onderkend.
8.2
De rechtbank overweegt dat het belang van de verlening van mantelzorg aan eisers zoon niet is betwist. Eiser heeft de mantelzorgwoning echter gebouwd zonder hiervoor vooraf een vergunning te hebben verkregen of gevraagd. De nadelige gevolgen die eiser stelt te ondervinden komen daarom voor zijn risico. De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat deze gestelde nadelige gevolgen het bestreden besluit onredelijk maken. Het college heeft erop kunnen wijzen dat op andere plaatsen op eisers perceel zonder strijd met het bestemmingsplan een mantelzorgwoning kan worden gebouwd. De beroepsgrond slaagt niet.
Strijd met Omgevingsverordening Noord-Holland?
9.1
Eiser stelt zich op het standpunt dat er geen strijd is met de Omgevingsverordening. De instructieregels uit hoofdstuk 6 zijn niet van toepassing op deze vergunningaanvraag. Het college heeft niet gemotiveerd waarom hij het advies van de commissie bezwaarschriften op dit punt niet overneemt.
9.2
De rechtbank overweegt dat deze beroepsgrond niet tot een ander oordeel kan leiden. Het college heeft de omgevingsvergunning namelijk geweigerd omdat het bouwen van een mantelzorgwoning op deze plek in strijd is met het bestemmingsplan en het college niet af wilde wijken van zijn beleid.
Tijdelijke omgevingsvergunning
10.1
Eiser heeft ook aangevoerd dat hem ook een tijdelijke omgevingsvergunning had kunnen worden verleend.
10.2
Deze beroepsgrond kan ook niet slagen. In zijn aanvraag heeft eiser op de vraag of het beoogde gebruik tijdelijk is immers ‘nee’ geantwoord. Het college dient een besluit te nemen op de aanvraag zoals die voorligt. Overigens heeft hij ook geen tijdelijke periode benoemd of gesteld dat de mantelzorg voor zijn zoon slechts tijdelijk is.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en het college de omgevingsvergunning kon weigeren. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Wammes, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 10 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van de artikelen 2.10, eerste lid, onder c, en 2.12, eerste lid, onder a, onder 2, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) kan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk in afwijking van een bestemmingsplan slechts worden verleend indien dit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening
2.Uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2023:1692, en 14 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2677.