Beoordeling door de voorzieningenrechter
5. De voorzieningenrechter ziet in de aangekondigde sluiting een voldoende spoedeisend belang zoals dat voor het treffen van een voorlopige voorziening is vereist. Nu verzoekers een spoedeisend belang hebben, zal de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening inhoudelijk beoordelen.
6. De voorzieningenrechter kan bij de vraag of hij een voorlopige voorziening zal treffen, beoordelen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Daarnaast kan de voorzieningenrechter de belangen van verzoeker die pleiten vóór het treffen van een voorlopige voorziening en de algemene belangen, c.q. de belangen waar verweerder voor staat, die pleiten tegen het treffen daarvan, in haar afweging betrekken. Ook dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen.
7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Feiten waar de voorzieningenrechter van uit gaat
8. Verzoekers zijn eigenaars van de woning en het lokaal aan de [adres] te [plaats] .
9. De burgemeester heeft op 4 februari 2025 van de politie eenheid Noord-Holland een bestuurlijke rapportage ontvangen. Hieruit volgt dat de politie naar aanleiding van een Meld Misdaad Anoniem (MMA)-melding over een mogelijke hennepkwekerij een onderzoek is gestart. Uit onderzoek is gebleken dat verzoekers het lokaal (de schuur) in gebruik hadden als een B&B, met de heer [naam] als huurder. Tijdens een warmtemeting bij de achterkant van deze schuur is een warmtebron vastgesteld, mogelijk een hennepkwekerij. De huurder van de B&B is eerder in een voertuig aangetroffen met een geïsoleerde tent, welke vaak gebruikt worden voor het opzetten van een hennepkwekerij. Naar aanleiding van deze informatie heeft de politie een nader onderzoek ingesteld op het adres.
10. Op 9 januari 2025 heeft de politie onderzoek gedaan in de woning van verzoekers. In de woning werd na onderzoek geen kwekerij aangetroffen. Vervolgens heeft de politie gevraagd om de schuur te onderzoeken, waarbij eigenaren hebben geprobeerd deze te openen met de sleutel maar deze was van binnenuit afgesloten. Tijdens het open breken van de deur deed de heer [naam] open. Desgevraagd heeft de heer [naam] een op een vuurwapen gelijkend wapen overgelegd. In de schuur werd een in werking zijnde hennepkweektent aangetroffen met een assimilatielamp, een luchtafzuigsysteem met twee luchtzuigers, een koolstoffilter en twee ventilatoren, een tijdklok en een drietal grote hennepplanten. Verder zijn in de schuur aangetroffen:
- 4 x weegschaal
- Wit poeder in plastic-zak verdovende middelen 95 gram
- Beige brok in plastic zak, verdovende middelen 55 gram
- 3 witte blokken in plastic zak verdovende middelen 53 gram
- Wit blok in plastic zak verdovende middelen 149 gram
- 5 gripzakjes witte brokjes verdovende middelen 2 gram
- 14 envelopjes verdovende middelen
- 2 oranje pilletjes (XTC)
- 4 envelopjes verdovende middelen 7 gram
- 25 gripzakjes wit poeder verdovende middelen 13 gram
- 19 gripzakjes hasjiesj 11 gram
- 1 zakje met hasjiesj, 1 gram
- 8 gripzakjes hasjiesj 10 gram
- 7 gripzakjes hasjiesj 7 gram
- 6 gripzakjes hasjiesj 3 gram
- Geld (1090 euro)
In totaal is in het lokaal ongeveer 374 gram aan verdovende middelen, vermoedelijk harddrugs, 32 gram hasjiesj en 3 hennepplanten aangetroffen. Dit blijkt uit de bestuurlijke rapportage van 4 februari 2025.
Waar gaat het in deze zaak om?
11. Naar aanleiding van de bestuurlijke rapportage heeft de burgemeester op 3 maart 2025 een aangetekende brief aan verzoekers verstuurd met het voornemen om de schuur voor de duur van zes maanden te sluiten. Verzoekers worden in dit voornemen in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen. Deze brief is door verzoekers niet ontvangen en op 20 maart 2025 weer bij de burgemeester retour gekomen.
12. Bij besluit van 21 maart 2025 heeft de burgemeester de schuur gesloten voor een periode van zes maanden, ingaande twee weken na verzending van het besluit. Dit besluit is eveneens per aangetekende post verzonden. Op 25 maart 2025 is het besluit en het voornemen per reguliere post aan verzoekers verzonden.
13. Verzoekers zijn het met de sluiting niet eens. Zij geven aan het voornemen tot sluiting van 3 maart 2025 niet te hebben ontvangen. Op 12 maart 2025 hebben zij wél een omgevingsvergunning ontvangen voor het verbouwen van hun woning. Op 13 maart 2025 zijn zij daarom met hun gezin (twee minderjarige kinderen) naar de schuur verhuisd en begonnen met de sloop van de woning. Indien de schuur nu gesloten zal worden hebben zij geen onderdak, aldus verzoekers.
Was de burgemeester bevoegd om de schuur te sluiten?
14. De burgemeester heeft invulling gegeven aan de bevoegdheid die hem op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet toekomt. De vondst van de drugs en de vastgestelde hoeveelheid worden door verzoekers niet betwist. Dat leidt ertoe dat de burgemeester in beginsel bevoegd moet worden geacht om toepassing te geven aan artikel 13b van de Opiumwet.
15. Aan de voorzieningenrechter ligt ter beoordeling voor of de burgemeester in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om tot sluiting van de woning over te gaan. Hij neemt daarbij de vaste jurisprudentie en het beleid van verweerderin acht en beoordeelt de noodzakelijkheid en de evenredigheid van de maatregel.
Is sluiting van de woning noodzakelijk?
16. Het uitgangspunt van de beleidsregel is dat de burgemeester overgaat tot een schriftelijke waarschuwing als sprake is van een geringe handelshoeveelheid drugs. Tevens volgt uit het beleid dat de burgemeester overgaat tot sluiting van de woning of het lokaal bij het aantreffen van een handelshoeveelheid van meer dan 30 gram softdrugs en/of meer dan 5 gram harddrugs. De omstandigheid dat er meer dan 30 gram softdrugs is aangetroffen (te weten 32 gram hasjiesj en 3 hennepplanten) en meer dan 5 gram harddrugs (te weten 374 gram) maakt dat er – volgens het beleid – sprake is van een ernstig geval, waarbij uit de handhavingsmatrix een sluiting van zes maanden volgt. Gelet op de hoeveelheid aangetroffen drugs en de overige aangetroffen spullen kan de voorzieningenrechter het standpunt van verweerder volgen dat sprake is van een ernstig geval, zoals bedoeld in het beleid.
17. Uit vaste rechtspraakvolgt dat bij de beoordeling van de noodzaak van de sluiting de vraag aan de orde is of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. Aan de hand van de ernst en de omvang van de overtreding dient te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Voor de beoordeling van de ernst en omvang van de overtreding is van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld. Met een sluiting wordt bekendheid van het pand als drugspand weggenomen en wordt de “loop” naar het pand eruit gehaald. Daarmee wordt beoogd om het pand aan het drugscircuit te onttrekken. Dat drugs in of vanuit het pand werden verhandeld, kan bijvoorbeeld blijken uit meldingen bij de politie over mogelijke handel vanuit het pand, verklaringen van buurtbewoners of het aantreffen van een grote hoeveelheid drugs en/of attributen die duiden op handel vanuit het pand. Als er geen of weinig aanwijzingen zijn dat in of vanuit het pand drugs worden verhandeld en dit ook niet of onvoldoende door de burgemeester wordt onderbouwd, zal er doorgaans een mindere mate van of geen overlast zijn in de omgeving van het pand en wordt de openbare orde in mindere mate of niet verstoord.Voorts zijn er een aantal aanvullende omstandigheden die de noodzaak tot sluiting groter kunnen maken, bijvoorbeeld de aanwezigheid van een handelshoeveelheid harddrugs, een recidivesituatie of de ligging van een woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk. Ook kan de vraag van belang zijn of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld.
18. De voorzieningenrechter constateert dat er geen feitelijke handel vanuit de schuur waargenomen is en er ook geen sprake is van een ‘loop’ naar de schuur. De burgemeester heeft erkend dat er geen meldingen van overlast zijn geweest of verklaringen van buurtbewoners, die zouden kunnen wijzen op handel vanuit de schuur. Ook van recidive is niet gebleken en bovendien is er geen sprake van een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk. Hoewel de voorzieningenrechter het standpunt van de burgemeester volgt dat uit de aangetroffen hoeveelheid drugs en verpakkingsmateriaal blijkt dat er sprake was van handel in drugs door de heer de Jonge , is niet gebleken van ‘loop’ naar de schuur.
19. De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit het vorenstaande blijkt dat er factoren zijn die de noodzaak tot sluiting onderschrijven (het aantreffen van harddrugs en attributen die duiden op handel) en factoren die de noodzaak minder maken (geen aanwijzing voor ‘loop’ naar de schuur, geen meldingen van overlast, geen recidive, geen voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk). Het is dan aan de burgemeester om nader te motiveren dat sluiting van de schuur noodzakelijk is, waarbij niet uitsluitend kan worden afgegaan op de hoeveelheid drugs die is aangetroffen, maar waarbij alle omstandigheden van het geval in aanmerking worden genomen. Uit hetgeen de burgemeester naar voren heeft gebracht blijkt naar het oordeel van de voorzieningenrechter voorshands onvoldoende dat sluiting van de schuur in dit specifieke geval noodzakelijk is voor het herstel van de openbare orde en de veiligheid in de directe omgeving van de schuur. Niet is gebleken van enige overlast of hinder voor omwonenden waaruit de aantasting van hun woon- en leefklimaat zou moeten blijken. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat de burgemeester die noodzakelijkheid bij de nog te nemen beslissing op bezwaar nader dient te onderbouwen en te motiveren. Van verweerder mag worden gevergd niet alleen in algemene termen te verwijzen naar het beleid, maar ook concreet in te gaan op de vraag waarom juist in deze specifieke situatie sluiting van de schuur noodzakelijk geacht wordt. Daaraan voegt de voorzieningenrechter het volgende toe.
Is sluiting van de woning evenredig?
20. Uit vaste rechtspraak volgt dat ook als sluiting van een woning in beginsel noodzakelijk wordt geacht, dat niet weg neemt dat de sluiting ook evenredig moet zijn. Daarbij kunnen onder meer de verwijtbaarheid, de gevolgen van de sluiting en de aanwezigheid van minderjarige kinderen een rol spelen.De nadelige gevolgen van een sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk vindt.
21. Inherent aan een sluiting van een woning is dat een bewoner de woning moet verlaten. Uit vaste rechtspraak volgt dan ook de het verlaten van de woning op zichzelf geen bijzondere omstandigheid is.De voorzieningenrechter is van oordeel dat in het geval van verzoekers echter wel sprake is van bijzondere omstandigheden. Vaak is degene die de gesloten woning moet verlaten namelijk ook degene die zelf verantwoordelijk was voor de drugshandel. In dit geval heeft de huurder de schuur echter al verlaten en woonden verzoekers ten tijde van het primaire besluit met hun gezin in de te sluiten schuur.
22. Onder die omstandigheid betekent sluiting van de schuur dat verzoekers en hun gezin vooralsnog geen onderdak hebben en op heel korte termijn op zoek moeten naar vervangende woonruimte. Dat verzoekers daarin ook zullen slagen staat in het geheel niet vast. Verzoekers hebben aangegeven dat er in de omgeving van de woning geen beschikbare opvang te vinden is. Zo zijn (particuliere) huurwoningen enkel beschikbaar met contracten van minimaal twee jaar en zijn campingplaatsen beschikbaar voor de duur van maximaal drie weken. Een en ander is door verweerder ter zitting niet gemotiveerd betwist zodat de voorzieningenrechter er naar voorlopig oordeel vanuit gaat dat het voor verzoekers uiterst lastig zal zijn om voor hen met hun minderjarige kinderen snel vervangende woonruimte te vinden.
23. Het is voorts vaste rechtspraak dat de vraag of de rechthebbende een verwijt van de overtreding kan worden gemaakt, een rol kan spelen in de evenredigheidsbeoordeling. Het ontbreken van iedere betrokkenheid bij de overtreding kan afzonderlijk of tezamen met andere omstandigheden maken dat de burgemeester niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot sluiting gebruik heeft kunnen maken. De burgemeester stelt zich op het standpunt dat een verhuurder verplicht is om concreet toezicht te houden op het gebruik van panden die worden verhuurd. Van een verhuurder mag worden verwacht dat hij zich informeert over het gebruik van het pand en dat regelmatig bezoek aan een pand onvoldoende is. Er moeten ook controles worden uitgevoerd op het gebruik van het pand.Verzoekers hebben zich op het standpunt gesteld dat zij een aantal keer in de schuur zijn geweest maar daar niks gezien hebben, omdat de hennepplanten zich op de bovenverdieping in de slaapkamer begaven. Dit laatste is door de burgemeester niet betwist. De voorzieningenrechter is van oordeel dat, hoewel verzoekers inderdaad tot op zekere mate een plicht hebben om zich ervan te vergewissen wat er in de door hen verhuurde schuur afspeelde, deze plicht niet zo ver strekte dat verzoekers zonder enige aanleiding of verdenking controles diende uit te voeren in de slaapkamer van de huurder.
24. Alles overziend ziet de voorzieningenrechter daarom – in het bijzonder gelet op het zwaarwegend belang van de minderjarige kinderen van verzoekers bij een stabiele woonsituatie – aanleiding om het verzoek om een voorlopige voorziening op de hiernavolgende wijze toe te wijzen.