Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
3.Het verzoek en het verweer
4.De beoordeling
het verzoek
Volgens [naam 1] maakte [verweerder] niet precies kenbaar wat het probleem was, aangezien zijn loon ongewijzigd zou blijven, zijn werkzaamheden nauwelijks zouden veranderen en hij in de praktijk geen bedrijfsleider was. [verweerder] sprak zich echter vrijwel meteen uit tegen het afbouwen van de bonusregeling en het afschalen van zijn leidinggevende en verantwoordelijke taken. Verder is onvoldoende aannemelijk geworden dat [verweerder] in het geheel niet bereid was met de wijzigingen in de arbeidsovereenkomst akkoord te gaan. Tijdens de onderhandelingen raakten de verhoudingen tussen partijen zo ernstig verstoord dat partijen wantrouwend naar elkaar werden en in een conflictsituatie belandden. Ook het handelen van [naam 1] droeg daaraan bij. [naam 1] wees bijvoorbeeld op een wijzigingsbeding in de arbeidsovereenkomst, maar dat beding staat in een concept en is niet opgenomen in de definitieve arbeidsovereenkomst. Ook is invoelbaar dat [verweerder] druk ervaarde, bijvoorbeeld daar waar [naam 1] hem erop wees dat het niet ondertekenen van de aanvullingen op zijn arbeidsovereenkomst mogelijk vervelende reacties gaat oproepen.
Dat [naam 1] in het licht van het naderende pensioen van [naam 2] , [verweerder] en [naam 5] gesprekken voerde en haar organisatiestructuur wilde wijzigen valt haar niet aan te rekenen. Vastgesteld kan worden dat [naam 1] vanaf 2021 gesprekken voerde over haar toekomstvisie en de nieuwe functie van bedrijfsleider. Dit resulteerde medio 2024 in een door [naam 1] opgestelde aanvulling op de arbeidsovereenkomst van [verweerder] en [naam 5] . Hoewel [naam 1] mogelijk ten onrechte ervan uitging dat [verweerder] daarmee akkoord was, blijkt uit de gesprekken en correspondentie daarna dat zij bereid was daarover te onderhandelen. [naam 1] paste al de functietitel en bonusregeling aan en niet is gebleken dat een verdere aanpassing van de bonusregeling een breekpunt voor [naam 1] was in de onderhandelingen. Partijen raakten vervolgens verdeeld en wantrouwend naar elkaar. Daaraan droeg [naam 1] weliswaar bij door te wijzen op een wijzigingsbeding dat niet was overeengekomen, maar [naam 1] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat sprake was van een vergissing, wat [naam 1] ook aan [verweerder] heeft gecommuniceerd. Verder uitte [naam 1] haar verbazing over het feit dat [verweerder] de aanvulling niet wilde ondertekenen, maar niet is komen vast te staan dat [naam 1] daarbij (ongeoorloofde) druk uitoefende. Ook is de gestelde bedreiging door [naam 2] , wat door [naam 1] gemotiveerd is weersproken, niet komen vast te staan.