8.1De burgemeester voert beleidom de handel in drugs in Zaanstad tegen te gaan. In dit beleid staat in welke gevallen de burgemeester in principe overgaat tot sluiting van een woning. Daarin is opgenomen dat als een handelshoeveelheid softdrugs (30 gram of meer) of een handelshoeveelheid harddrugs (5 gram of meer) wordt aangetroffen in de woning, de woning (in beginsel) voor drie maanden wordt gesloten. Als er sprake is van verzwarende omstandigheden, zoals signalen die duiden op beroeps- of bedrijfsmatigheid, en er sprake is van een combinatie van middelen als bedoeld op Lijst I en II Opiumwet, kan een langere sluitginsduur noodzakelijk zijn.
Was de burgemeester bevoegd tot sluiting?
8. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling)mag worden aangenomen dat drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking als de aangetroffen hoeveelheid groter is dan een hoeveelheid voor eigen gebruik. Daarbij is in beginsel aannemelijk geacht dat de drugs voor verkoop, aflevering of verstrekking bestemd zijn, als de maximale hoeveelheid voor eigen gebruik, te weten 0,5 gram harddrugs of 5 gram softdrugs of 5 wiet- of hennepplanten, wordt overschreden.
9. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is de burgemeester bevoegd om tot sluiting over te gaan. In de woning is een hoeveelheid van vermoedelijk soft- en harddrugs aangetroffen die, gelet op de jurisprudentie, kan worden aangemerkt als een handelshoeveelheid drugs. De burgemeester mocht uitgaan van de informatie die van de politie is ontvangen en is bevestigd in de bestuurlijke rapportage van 15 mei 2025 voor wat betreft de hoeveelheden van vermoedelijk drugs die zijn aangetroffen. De aangetroffen hoeveelheden maken, dat op basis van het beleid dat de burgmeester voert, dit als ernstig geval kan worden aangemerkt.
Ter zitting is door gemachtigde van de burgemeester naar voren gebracht dat de uitslagen van de forensische tests nog niet binnen zijn en dat ook geen indicatieve tests zijn uitgevoerd. Hiermee staat weliswaar nog niet vast dat de aangetroffen hoeveelheden daadwerkelijk harddrugs zijn, maar door verzoeker is ter zitting verklaard dat hij in ieder geval cocaïne, in de wikkels, in huis had. Eerder op de dag waren ook in zijn voertuig al wikkels aangetroffen waarover eiser zelf heeft verklaard dat er cocaïne in zat.
Verzoeker heeft vermeld de drugs in een grote hoeveelheid in te kopen om de drugs vervolgens met een groep van acht mensen op festivals te gebruiken. De hoeveelheid in de dressoirkast van de woonkamer van eiser gevonden wikkels is vastgesteld 11,31 gram. Daarmee is al sprake van een overschrijding van de maximale hoeveelheid voor eigen gebruik. Dat de aangetroffen hoeveelheid niet voor verkoop, verstrekking of aflevering aanwezig was, is door verzoeker onvoldoende aannemelijk gemaakt.
De burgemeester is daarbij ook bevoegd is om artikel 13b van de Opiumwet toe te passen indien geen drugs zijn aangetroffen in de woning, maar op grond van andere feiten en omstandigheden aannemelijk is dat drugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt in de woning.In de woning van verzoeker is ook verpakkingsmateriaal, meerdere mobiele telefoons en een weegschaal aangetroffen. Daarnaast zijn er drie MMA-meldingen geweest waarin werd vermeld dat sprake is van handel vanuit de woning.
10. Hoewel ook niet door indicatieve tests is vastgesteld dat het gaat om harddrugs, was, in samenhang met wat nog meer is aangetroffen in de woning en de MMA-meldingen en wat ter zitting door beide partijen is verklaard, naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter de burgemeester ingevolge artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet bevoegd om tot het sluiten van de woning over te gaan.
Was de sluiting noodzakelijk?
11. Uit vaste rechtspraakvolgt dat bij de beoordeling van de noodzaak van de sluiting de vraag aan de orde is of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. Aan de hand van de ernst en de omvang van de overtreding dient te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
12. Verzoeker betwist dat sprake van een drugspand of loop naar de woning. De middelen in zijn woning waren alleen voor eigen gebruik. De woning is onderzocht als onderdeel van drugshandel op straat, niet als gevolg van onrust of verstoring van de openbare orde. Ter onderbouwing van dit standpunt is een verklaring van zijn buurvrouw [naam 2] van 14 mei 2025 overgelegd waarin onder meer staat vermeld dat hij zich nooit schuldig heeft gemaakt aan enige vorm van overlast.
13. In wat verzoeker aanvoert, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om te oordelen dat de burgemeester zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat sluiting van de woning noodzakelijk is. Als sprake is van dusdanige hoeveelheden van vermoedelijk drugs die zijn aangetroffen, mag de burgemeester aannemen dat deze drugs bestemd zijn voor de verkoop en dat de woning een rol speelt in de keten van drugshandel. Dit levert op zichzelf al een noodzaak tot sluiting op. Daar komt in dit geval nog bij dat in de woning verpakkingsmateriaal en een weegschaal zijn aangetroffen die wijzen op feitelijke handel. Daarnaast zijn verschillende MMA-meldingen gedaan over verzoeker, waarin is vermeld dat verzoeker mogelijk handelt in verdovende middelen vanuit zijn woning. Ook heeft de burgemeester terecht meegewogen dat de woning is gelegen in een kwetsbare wijk, waarbij de burgemeester heeft verwezen naar eerdere druggerelateerde incidenten die in de wijk hebben plaatsgevonden.
Spoedeisende bestuursdwang
14. Uit artikel 5:31, eerste lid, van de Awb volgt dat een bestuursorgaan – dat bevoegd is om een last onder bestuursdwang op te leggen – in spoedeisende gevallen kan besluiten dat bestuursdwang zal worden toegepast zonder voorafgaande last. Uit het tweede lid volgt dat indien de situatie zo spoedeisend is dat een besluit niet kan worden afgewacht, terstond bestuursdwang kan worden toegepast en dat zo spoedig mogelijk nadien alsnog een besluit als bedoeld in het eerste lid bekend wordt gemaakt.
15. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van een dusdanig gevaarlijke situatie die niet kon worden afgewacht. Daarnaast staat het pand geenszins bekend als drugspand of is er ook maar iets wat duidt op handel in of vanuit de woning. Het is per toeval dat verzoeker werd aangehouden.
16. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester op goede gronden gebruik heeft kunnen maken van de bevoegdheid genoemd in artikel 5:31 van de Awb. Gelet op de hoeveelheid van (mogelijk) verdovende middelen en wat nog meer in de woning en de garagebox is aangetroffen kon de burgemeester een zodanige verstoring van de openbare orde aannemen dat een spoedsluiting was aangewezen. De voorzieningenrechter betrekt daarbij ook de door de burgemeester geschetste omstandigheden zoals de aanname dat sprake is van contacten in het criminele circuit en dat de woning een schakel in de keten in drugs vormt, en het gevaar dat dit met zich mee brengt voor verzoeker en de omwonenden.
17. De voorzieningenrechter is wel van oordeel dat de burgemeester ten onrechte verzoeker niet in de gelegenheid heeft gesteld om een zienswijze naar voren te brengen, zoals is bepaald in artikel 4:8, eerste lid, van de Awb. Ook in de periode na de spoedsluiting tot het besluit van 16 mei 2025 is de burgemeester daar niet toe overgegaan. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester onvoldoende gemotiveerd dat gebruik is gemaakt van de uitzondering op de hoorplicht, zoals bepaald in artikel 4:11 van de Awb. Aan het bestreden besluit kleeft dus het gebrek dat verzoeker niet in de gelegenheid is gesteld om voorafgaand aan de sluiting een zienswijze in te dienen.
18. De voorzieningenrechter ziet in dit gebrek echter geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. De hiervoor genoemde belangen van de burgemeester waaronder de openbare orde en de veiligheid van de bewoners wegen daarvoor te zwaar. Bovendien kan dit gebrek op grond van artikel 6:22 van de Awb hersteld worden in de bezwaarprocedure.
Was de sluiting evenwichtig?
19. Bij de beoordeling geldt dat in het geval dat de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat sluiting van de woning noodzakelijk is, hij zich er vervolgens van dient te vergewissen dat de duur van de sluiting evenwichtig is, ook als de duur in overeenstemming is met de duur die volgt uit een beleidsregel. In de hiervoor genoemde overzichtsuitspraak van de Afdeling uit 2019 is overwogen dat bij de beoordeling van de evenwichtigheid verschillende omstandigheden van belang zijn, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, een bijzondere binding met de woning, de mogelijkheid om weer in de woning terug te keren, of de overtreder door sluiting van de woning op een zwarte lijst komt te staan bij een woningbouwcorporatie als gevolg waarvan hij voor een bepaalde duur geen nieuwe sociale huurwoning kan huren in de regio en of er minderjarige kinderen in de woning wonen. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig.
20. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is de sluiting evenwichtig.
Verzoeker heeft als gevolg van de sluiting van de woning, deze moeten verlaten en zelf elders onderdak moeten regelen. Dit is inherent aan de woningsluiting en op zichzelf geen bijzondere omstandigheid. Het uitgangspunt is verder ook dat men zelf verantwoordelijk is voor het vinden van vervangende woonruimte. Dat wordt anders als de betrokkene een bijzondere binding heeft met de woning, bijvoorbeeld om medische redenen. Uit het dossier, maar ook uit de nadere toelichting op de zitting, is dat niet gebleken. Dat eiser niet meer bij zijn moeder kan verblijven doet hier niet aan af. Er is niet gebleken van dusdanige medische omstandigheden dat verzoeker gebonden is aan zijn eigen woning. Daarnaast is door de burgemeester in het besluit vermeld dat contact kan worden opgenomen met het Leger des Heils of het sociaal wijkteam voor hulp bij tijdelijk onderdak. Ter zitting is gebleken dat hier (nog) geen gebruik van is gemaakt door verzoeker. Ook is onvoldoende gebleken dat verzoeker zijn werk alleen vanuit zijn woning kan verrichten. Verzoeker heeft spullen uit zijn woning kunnen halen, waaronder zijn laptop. Dat verzoeker geen beschikking heeft over zijn werktelefoon is niet het gevolg van de woningsluiting, maar van een mogelijk strafrechtelijk onderzoek.
De omstandigheden zoals door verzoeker aangehaald, wegen, gelet op ernst en omvang van de overtreding, minder zwaar dan het belang van sluiting. De burgemeester heeft de belangen van de openbare orde en een veilig woon- en leefklimaat zwaarder kunnen laten wegen dan de persoonlijke belangen van eiser. De burgemeester heeft bij zijn besluit terecht betrokken dat van een sluiting ook een signaal uitgaat dat drugshandel niet wordt getolereerd en het risico van herhaling.