Overwegingen
Op 25 april 2023 heeft [bedrijf] B.V. als directe vertegenwoordiger van eiseres een aangifte ingediend tot plaatsing van HPL-platen onder de douaneregeling ‘in het vrije verkeer brengen’.
In de aangifte heeft zij onder meer de volgende gegevens vermeld:
“ omschrijving van de goederen: paper based decorative laminates compacts
goederencode: 39219030 00
prijs van de goederen: € 40.587,51”
3. Verweerder heeft op basis van deze gegevens de utb uitgereikt voor een bedrag van € 2.638,19, uitgaande van het invoerrecht van 6,5% dat van toepassing was op de aangegeven GN-onderverdeling.
4. In bezwaar heeft eiseres aangevoerd dat in de aangifte een onjuiste goederencode is vermeld en dat dit had moeten zijn goederencode 4823 9085 80 met een invoerrecht van 0% dan wel 4811 5900 90, eveneens belast met een invoerrecht van 0%.
Geschil
5. In geschil is de indeling van de HPL-platen (het product) in de GN.
6. Eiseres voert aan dat het product moet worden ingedeeld onder GN-onderverdeling 4811 5900. De rechthoekige platen bestaan alleen uit vliezen van cellulosevezels (cellulosebanen) die zijn geïmpregneerd en zijn voorzien van een deklaag. Eiseres acht hiermee indeling in GN-post 4811 mogelijk met toepassing van indelingsregel 1.
Eiseres wijst erop dat de producten ‘[product 1]’ en ‘[product 2]’ (gegolfde platen voor dakbedekking, bestaande uit een vel papierstof dat onder druk met bitumineuze producten is geïmpregneerd) ook worden ingedeeld onder GN-post 4811. Deze platen zijn, net als het product, rechthoekig en hard. Producten onder GN-post 4811 mogen voorzien zijn van een deklaag en zijn geïmpregneerd. De indeling van het product onder deze post wordt niet uitgesloten op grond van aantekening 2 onder g op hoofdstuk 48, omdat het product voor meer dan de helft van de totale dikte bestaat uit vliezen van cellulosevezels.
Indien ook indeling onder GN-post 3921 mogelijk zou zijn, is volgens indelingsregel 3a de meest specifieke post van toepassing. GN-post 4811 is de post met de meest specifieke omschrijving (cellulosebanen voorzien van een deklaag) en gaat daarmee voor op de sluitpost 3921, aldus eiseres. Is er geen meest specifieke post aan te wijzen, dan vindt volgens eiseres met toepassing van indelingsregel 3, letter c, ook indeling onder GN-post 4811 plaats.
Eiseres heeft haar subsidiaire standpunt dat het product onder GN-post 4823 moet worden ingedeeld ter zitting laten vallen.
Eiseres concludeert tot indeling van de goederen onder GN-post 4811, gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de utb. Zij verzoekt verder om vergoeding van de proceskosten en het griffierecht en vergoeding van immateriële schade wegens termijnoverschrijding.
7. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het product moeten worden ingedeeld onder GN-onderverdeling 3921 9030.
Het product heeft niet de objectieve kenmerken, noch de eigenschappen van papier. Papier blijft in principe slap en kan daarom voorkomen in rollen of bladen. In dit geval is sprake van harde platen, die als onomkeerbare reactie zijn ontstaan door de toevoeging van twee typen hars aan cellulose. Het is een niet-reactief, stabiel materiaal met eigenschappen die totaal verschillen van die van de samenstellende delen. Het eindproduct is daardoor niet meer te karakteriseren als papier.
Volgens verweerder gaat het om een samengesteld product dat op basis van indelingsregel 1 niet onder GN-post 4811, maar ook niet onder GN-post 3921 kan worden ingedeeld. Daarom moet op grond van de indelingsregel 3, letter b, indeling plaatsvinden naar de stof waaraan het product het wezenlijke karakter ontleent. Het product is hard en stijf en bestand tegen klimaatinvloeden en heeft niet de objectieve kenmerken en eigenschappen van papier. De goederen zijn terecht aangegeven onder de GN-post 3921. Verweerder wijst in dit verband op de uitspraken van deze rechtbank van 5 september 2011 en 31 maart 2025.
Ten aanzien van de [product 1]-platen stelt verweerder dat deze platen anders zijn geproduceerd dan de HPL-platen. De gegolfde platen bestaan uit één vel papier dat door impregnatie hard is geworden terwijl bij het product de lagen papier aan beide zijden bedekt zijn met hars.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
Juridisch kader
8. GN-post 3921 luidde ten tijde van de aangifte – voor zover van belang – als volgt:
“3921 Andere platen, vellen, foliën, stroken en strippen, van kunststof
– met celstructuur
(…)
– – van polymerisatieproducten verkregen door herschikking of condensatie, ook indien chemisch gewijzigd:
(…)
3921 90 30 – – – van fenolharsen
(…)”.
9. GN-post 4811 luidde ten tijde van de aangifte – voor zover van belang – als volgt:
“ 4811 Papier, karton, cellulosewatten en vliezen van cellulosevezels, gestreken, van een deklaag voorzien, geïmpregneerd, bekleed, aan het oppervlak gekleurd of versierd, dan wel bedrukt, op rollen of in vierkante of rechthoekige bladen, ongeacht het formaat, andere dan de producten omschreven in post 4803, 4809 of 4810:
(..)
– papier en karton, voorzien van een deklaag van, dan wel geïmpregneerd of bekleed met kunststof (andere dan kleefmiddelen)
(..)
4811 59 00 – – ander”.
Beoordeling van het geschil
10. Voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de postonderverdelingen, de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken en de algemene indelingsregels. Het is vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof van Justitie), dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in het algemeen moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de GN-posten en in de aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken zijn omschreven.
10. De rechtbank stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting de volgende objectieve kenmerken en eigenschappen van het product vast.
De kern van het product bestaat uit met fenol-formaldehydehars geïmpregneerde cellulosebanen (vliezen van cellulosevezel). Deze worden gedroogd en daarna bij elkaar gevoegd tot de gewenste dikte. De buitenste banen bevatten de kleur van het product. De stapel is aan twee zijden afgedekt met melamine-formaldehydehars (deklaag). De twee harsen (fenol- en melamine-formaldehydehars) kwalificeren als kunststof (thermoharder). Door de banen met de harsen onder hoge druk en bij hoge temperatuur samen te voegen, ontstaat een zeer dichte, harde plaat die bestand is tegen vocht en klimaatinvloeden. De platen van 3 mm dik bestaan uit 12 cellulosebanen, de platen van 6 mm uit 24 cellulosebanen en de platen van 12 mm uit 48 cellulosebanen. Daarmee bestaat 75% van de dikte van de platen uit cellulosebanen en 25% uit hars. De platen zijn geschikt voor exterieure toepassingen in bouwwerken zoals geveldelen, borstweringen, boeiboorden, overstekken, dakkapellen en luifels.
12. Gelet op de genoemde objectieve kenmerken en eigenschappen van het product is de rechtbank met partijen van oordeel dat hier sprake is van een eindproduct dat is samengesteld uit of met verschillende stoffen dan wel is vervaardigd door samenvoeging van verschillende goederen. Uit de bewoordingen van de GN-posten 3921 en 4811 volgt niet dat daaronder producten vallen die zijn samengesteld uit of met verschillende stoffen, dan wel vervaardigd zijn door samenvoeging van verschillende goederen. Dat betekent dat het product niet met indelingsregel 1 ingedeeld kan worden onder GN-post 3921, dan wel onder GN-post 4811. De stelling van eiseres dat het product met indelingsregel 1 dient te worden ingedeeld onder GN-post 4811, als ‘papier, karton, cellulosewatten dan wel vliezen van cellulosevezels’ volgt de rechtbank dus niet.
12. Naar het oordeel van de rechtbank is toepassing van indelingsregel 3a niet mogelijk, omdat geen van beide GN-posten betrekking hebben op het gehele product. Daarom moet het product worden ingedeeld op basis van indelingsregels 2b en 3b. Op grond van indelingsregel 3b moet het product worden ingedeeld naar de stof of naar het goed waaraan het zijn wezenlijke karakter ontleent, indien dat kan worden bepaald.
12. Gelet op de objectieve kenmerken en eigenschappen ontleent het product zijn wezenlijke karakter aan de harsen en moet het worden ingedeeld onder GN-post 3921. Door de bewerking/verhitting van de met fenol-formaldehydehars geïmpregneerde cellulosebanen en de melamine-formaldehydehars is het product onomkeerbaar hard, stijf en bestand tegen klimaatinvloeden geworden. Dit effect wordt niet bereikt door de cellulosebanen, maar door de twee harsen, die moeten worden aangemerkt als thermoharder. Het product ontleent hierdoor niet het wezenlijke karakter aan de cellulosebanen, maar aan de harsen.
15. Bij de beoordeling van de objectieve kenmerken en eigenschappen gaat het in de eerste plaats om die kenmerken en eigenschappen zoals deze zich bij de invoer aandienen en waarneembaar zijn. De indeling van [product 1], dan wel [product 2], die eiseres ter onderbouwing van haar standpunt heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel omdat dit wezenlijk andere producten zijn. Verweerder heeft terecht gewezen op een ander productieproces en een andere samenstelling waardoor zij andere kenmerken en eigenschappen hebben dan het product.
16. Het beroep is ongegrond.
Vergoeding immateriële schade
17. Eiseres heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens de overschrijding van de redelijke termijn.
17. Het bezwaarschrift is door verweerder op 12 mei 2023 ontvangen. Verweerder heeft uitspraak op bezwaar gedaan op 20 september 2023. Op het moment dat de rechtbank uitspraak doet op 16 juni 2025 is een periode van afgerond 25 maanden verstreken. De redelijke termijn is dus overschreden met 1 maand zodat aan eiseres een vergoeding van immateriële schade toekomt van € 500. De termijnoverschrijding is volledig toe te rekenen aan de beroepsfase. Gelet hierop zal de rechtbank de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid) veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding van € 500.
Proceskosten en griffierecht
19. De proceskosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op afgerond € 226,75 (1 punt voor het indienen van het verzoek om schadevergoeding met een waarde per punt van € 907, en een wegingsfactor 0,25), nu de proceskostenvergoeding uitsluitend wordt toegekend vanwege de vergoeding van door eiseres geleden immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.
20. De rechtbank ziet gezien het arrest van de Hoge Raad van 31 mei 2024geen aanleiding tot vergoeding van het griffierecht.
Eiseres heeft haar verzoek weliswaar voorafgaand aan de datum van dat arrest ingediend, maar op het moment van het arrest was de redelijke termijn voor de desbetreffende fase van de procedure niet overschreden. Daarom bestaat ook op grond van het door de Hoge Raad gecreëerde overgangsrecht geen recht op vergoeding van het griffierecht.