ECLI:NL:RBNHO:2025:2915

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
19 maart 2025
Zaaknummer
AWB - 23 _ 711
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Douanerechtelijke indeling van platen van kraftpapier en hars met verzoek om preferentieel tarief

In deze zaak gaat het om de douanerechtelijke indeling van platen, bestaande uit kraftpapier en hars, en de toepassing van een preferentieel tarief. Eiseres, een B.V. gevestigd in Nederland, heeft een uitnodiging tot betaling ontvangen van de inspecteur van de Douane voor invoerrechten op de platen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de indeling van de platen onder een hogere douanecode, die een invoerrecht van 6,5% met zich meebrengt, en stelt dat de platen onder een andere code moeten vallen, die vrijgesteld is van invoerrechten. De rechtbank heeft de feiten en argumenten van beide partijen in overweging genomen, waaronder de samenstelling van de platen en de oorsprong van de goederen. De rechtbank concludeert dat de platen inderdaad een samengesteld product zijn en dat de indeling onder de door verweerder voorgestelde code correct is. Eiseres heeft niet kunnen aantonen dat de goederen recht hebben op een preferentieel tarief, omdat de benodigde attesten van oorsprong niet zijn overgelegd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en draagt verweerder op het griffierecht te vergoeden.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/711

uitspraak van de meervoudige douanekamer van 28 februari 2025 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigden: F.T. Sinay , L. Verborgh en A. Zingariello
en

de inspecteur van de Douane, verweerder.

Inleiding

Dit beroep gaat over de indeling in de Gecombineerde Nomenclatuur ( GN ) van platen (bestaande uit kraftpapier, bij elkaar gehouden door hars ) en over een verzoek om toepassing van een preferentieel tarief.
Verweerder heeft op 28 december 2021 een uitnodiging tot betaling (utb) uitgereikt aan eiseres voor een bedrag van € 1.973,14 aan invoerrechten.
Eiseres heeft bij brief van 22 december 2021 op de vooraankondiging voor het opleggen van de utb van 24 november 2021 gereageerd. Deze reactie heeft verweerder opgevat als bezwaarschrift. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 9 november 2022 het bezwaar ongegrond verklaard.
De algemeen directeur van eiseres heeft aan de rechtbank een brief, gedateerd 16 december 2022, toegestuurd waarin hij namens eiseres bezwaar maakt tegen de uitspraak op bezwaar. De rechtbank heeft dit als een beroepschrift tegen de uitspraak op bezwaar aangemerkt.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 22 november 204 hebben F.T. Sinay , L. Verborgh en A. Zingariello zich gesteld voor eiseres, onder overlegging van een geldige machtiging.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 december 2024.
Namens eiseres zijn verschenen: [naam 4] , algemeen directeur, [naam 5] , financieel directeur, bijgestaan door twee gemachtigde van eiseres: F.T. Sinay en A. Zingariello . Namens verweerder zijn verschenen: mr. [naam 6] en [naam 7] .

Overwegingen

Feiten
1. De bedrijfsactiviteiten van eiseres bestaan uit handel in hout, platen – van hout en plastic als van andere grondstoffen – en bouwstoffen.
2. Op 28 december 2020 heeft [bedrijf 1] B.V. als directe vertegenwoordiger in naam en voor rekening van eiseres een aangifte ingediend met kenmerk eindigend op 89WD57 tot plaatsing van goederen onder de douaneregeling ‘in het vrije verkeer brengen’ (de aangifte).
3. In de aangifte heeft zij, onder meer, de volgende gegevens vermeld:
Taric-code: 4823 9085 80 (0%)
Goederenomschrijving: Ander papier en karton, alsmede andere cellulosewatten en vliezen
van cellulosevezels, op maat gesneden; andere werken van
papierstof, van papier, van karton, van cellulosewatten of van
vliezen van cellulosevezels; andere
Land van oorsprong: India
Douanewaarde: € 30.356
Prijs van de goederen: € 30.356,04
Factuurnummer: 200112/SA
Preferentie: 100
4. In de uitslag van het monsteronderzoek door het douanelaboratorium van 22 februari 2021 staat onder meer:

“Onderzocht product: trespaplaat (hars met papier)

(…)
Bij onderzoek bevonden:
Uiterlijk:
Zwarte plaat.
Opgave leverancier:
Volgens opgave is de kern van het product opgebouwd uit lagen kraftpapier, geïmpregneerd met fenolhars .
(…)
Beschouwing ten aanzien van de indeling in de Gecombineerde Nomenclatuur :
De lagen kraftpapier worden bij elkaar gehouden door de melaminehars . Tevens geeft deze melaminehars het product het stijve en harde karakter.
Analoog aan uitvoeringsverordening (EU) Nr. 276/2013 wordt het product ingedeeld naar de vormhoudende kunststof. Tevens vertoond het product overeenkomsten met het in Tarifering IDR 3921.90 /2 bedoelde product.
Het product betreft een plaat, zonder celstructuur, gemaakt van polymerisatieproducten verkregen door herschikking of condensatie ( melaminehars ) gecombineerd met een andere stof (papier), zoals bedoeld bij onderstaande goederencode.
(…)

Advies goederencode: 3921.9030”

5. Op basis van het resultaat van dit monsteronderzoek heeft verweerder aan eiseres op 24 november 2021 een vooraankondiging voor het opleggen van een utb gestuurd. Hierin heeft verweerder aangekondigd de goederencode te corrigeren naar 3921 9030 waarop een tarief van 6,5% van toepassing is.
6. Bij brief van 22 december 2021 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen dit voornemen. Zij voert aan dat de direct vertegenwoordiger de goederen correct heeft ingeklaard onder het nummer (goederencode) 4823 9085 80. Ook stelt zij dat de materialen worden geproduceerd in India en dat India een preferente status heeft, zodat een invoertarief van 0% geldt.
7. Bij brief van 12 mei 2022 heeft verweerder deze reactie gekwalificeerd als bezwaarschrift tegen de utb van 28 december 2021 en als voorlopig standpunt hierop aan eiseres meegedeeld dat hij voornemens is het bezwaar ongegrond te verklaren. Verweerder houdt eraan vast dat indeling moet plaatsvinden onder Taric-code 3921 9030 00. Verder deelt verweerder mee: “U stelt recht te hebben op een preferentieel tarief van 0% omdat de goederen de oorsprong India hebben. Ik heb echter geen attest van oorsprong/oorsprongsbescheiden van u mogen ontvangen waardoor ik de preferentie zou kunnen toewijzen.”
8. Eiseres heeft op 1 juni 2022 een factuur toegestuurd met datum 11 december 2020 van verkoper [bedrijf 2] SA , gevestigd in [land 2] , met invoice no. 200112/SA. Daarin staat de volgende omschrijving van de goederen:
“Decorative laminates paper based compact Black Core
White 00113 Suede 3050x1300 x6 mm
IMO-COC-150312 FSC MIX 70%
Without protective film
PCS 660”.
Achter + Export staat onder “price”: 30.356,04.
Voorts staat op de factuur vermeld:
“STATEMENT ON ORIGIN
THE EXPORTER INREX 1414002017EC28 OF THE PRODUCTS COVERED BY THIS DOCUMENT DECLARES THAT, EXCEPT WHERE OTHERWISE CLEARLY INDICATED, THESE PRODUCTS ARE OF INDIAN PREFERENTIAL ORIGIN ACCORDING TO RULES OF ORIGIN OF THE GENERALIZED SYSTEM OF PREFERENCES OF EUROPEAN UNION AND THAT THE ORIGIN CRITERION MET IS “W” 4823.”
9. Op 13 september 2022 heeft een hoorgesprek plaatsgevonden. In het verslag daarvan staat dat eiseres van mening is dat er een juist oorsprongsbescheid aanwezig is. Verweerder heeft daarop gereageerd dat zij dit zal nagaan op juistheid betreffende de vereisten. Zij zal de aanvullende stukken bekijken en het dossier opnieuw beoordelen. Indien de inspecteur alsnog aanvullende informatie nodig heeft, zal zij contact opnemen met eiseres. Eiseres heeft vervolgens nog een aantal documenten opgestuurd, namelijk een factuur met datum 21 december 2021 van verkoper [bedrijf 2] SA , gevestigd in [land 2] , met invoice no. 210196/SA, een packing list met ref.invoice 210196/SA van [bedrijf 2] SA en productgegevens van [bedrijf 2] SA .
10. In de e-mail van 7 oktober 2022 aan de heer Smulders deelt verweerder mee dat alleen de geregistreerde exporteur gevestigd in het land van oorsprong ( India ) een attest van oorsprong mag afgegeven, terwijl de door eiseres meegeleverde factuur van een [land 2] verkoper is. Volgens verweerder kan een [land 2] verkoper de Indiase oorsprong op het handelsbescheid zetten, wanneer eiseres rechtstreeks vervoer vanuit India kan aantonen (goederenstroom). Verweerder verzoekt: “Indien u daadwerkelijk een bescheid heeft van de exporteur waar een attest van oorsprong opstaat dan ontvang ik die graag ook voor deze datum [
de rechtbank begrijpt: 14 oktober 2022]”
11. Eiseres legt vervolgens bij e-mail van 13 oktober 2022 een packing list over van [bedrijf 3] Limited , gevestigd te India , met Invoice no ET2031001193. Deze lijst betreft 22 “crate(s)” met “DOUBLE SIDE DECORATIVE LAMINATES WITH BARRIER PAPER”, Daarop staat onder meer vermeld:
“Buyer’s Order No. PO no. 213 / [eiseres] dt.
Buyers Order Date 24.10.2020
Country of Origin of India .
Material description: 00113 – SUEDE
Size (in mm): 1300*3050
Thickness (in mm): 6
Quantity (in totaal): 660.000
Net Weight (in totaal): 22767.360
Gross Weight (in totaal): 25278.360
Onderaan de packing list staat:
“STATEMENT OF ORIGIN
THE EXPORTER INREX 1414002017EC028 OF THE PRODUCTS COVERED BY THIS DOCUMENT DECLARES THAT, EXCEPT WHERE OTHERWISE CLEARLY INDICATED, THESE PRODUCTS ARE OF INDIAN PREFERENTIAL ORIGIN ACCORDING TO RULES OF ORIGIN OF THE GENERALIZED SYSTEM OF PREFERENCES OF EUROPEAN UNION AND THAT THE ORIGIN CRITERION MET IS “W” 4823.”
12. Verweerder heeft bij beslissing van 9 november 2022 het in overweging 6 genoemde bezwaar ongegrond verklaard, hetgeen heeft geleid tot het nu aanhangige beroep.
13. Het Douanelaboratorium heeft op 21 november 2024 de uitslag van het monsteronderzoek gecorrigeerd. In het rapport staat – voor zover van belang – het volgende vermeld:

“Onderzocht product: Trespaplaat (hars met papier)

(…)

Bij onderzoek bevonden:Deze gecorrigeerde uitslag vervangt de voorgaande uitslag die hiermee vervalt. De reden hiervoor is aanvulling naar aanleiding van vragen van Bezwaar en Beroep.

De uitslag is geheel herzien, alle onderdelen van de uitslag zijn aangevuld en/of gecorrigeerd.
Uiterlijk:
Harde stijve zwarte plaat, met sticker waarop “ [bedrijf 2] , Clads, Exterior Grade Compact Laminates” en een aantal nummers en getallen staan vermeld, waaronder een dikte van 6 mm.
Opgave leverancier:
Volgens informatie in een brochure van de fabrikant van het onderzochte product is de kern van het product opgebouwd uit lagen kraftpapier, geïmpregneerd met fenolhars . Het in de brochure getoonde product is aan beide kanten afgewerkt met “decorpapier” geïmpregneerd met een thermohardende hars en afgedekt met een kunststof beschermlaag.
In brochures voor andere productlijnen is vermeld dat de laag decorpapier is geïmpregneerd met melaminehars .
Analyseresultaten
Analyse Bevinding
Samenstelling bovenlaag IRALG (Q) Poly(vinylideenfluoride)
Samenstelling onderlaag IRALG (Q) Cellulose
Samenstelling onderlaag IRALG (Q) Melamine-formaldehydehars
Samenstelling boven- en onderlaag STIKSTOF Bevat stikstof
Afmetingen (b x l) OPMERKING ca. 90 x 495 mm
Celstructuur R-KENMERK Niet aanwezig
Residu TGA (Q) < 6.0%(m/m)
Opmerking t.a.v. de analyseresultaten:
De in 2021 verkregen resultaten i.c.m. de informatie van de fabrikanten bevestigen de volgende samenstelling (van boven naar beneden):
  • Toplaag van poly(vinylideenfluoride)
  • Tussenlaag van melamine-formaldehydehars
  • Kernlaag van papier en fenolhars
  • Onderlaag van melamine-formaldehydehars
O.b.v. de dikte van de lagen wordt aangenomen dat het fenolhars in meerderheid aanwezig is t.o.v. de melamine-formaldehydehars .
Beschouwing ten aanzien van de indeling in de Gecombineerde Nomenclatuur :
De lagen papier worden bij elkaar gehouden door de fenolhars (kern) en melamine-formaldehydehars (tussen- en onderlaag). Tevens gven deze harsen het product het stijve en harde karakter. Analoog aan uitvoeringsverordening (EU) Nr. 276/2013 word het product ingedeeld naar de vormhoudende kunststof. Tevens vertoont het product overeenkomsten met de producten genoemd in Tarifering IDR 3921.90/2 en de uitspraak van de Douanekamer Haarlem van 5 september 2011 in zaaknummer AWB 10/1005.
Het product betreft een plaat, zonder celstructuur, gemaakt van polymerisatieproducten verkregen door herschikking of condensatie (hoofdzakelijk fenolhars ) gecombineerd met een andere stof (papier), zoals bedoeld bij onderstaande goederencode.
Opgemerkt wordt dat in de factuur sprake is van witte platen met afmetingen 3050 x 1300 x 6 mm. Het is het Douanelaboratorium niet duidelijk hoe de ingevoerde goederen en het onderzochte product zich tot elkaar verhouden.

GN -codeTaric(…)

Ond.verd. (…) ”
Advies goederencode: 3921.90.30 00”.
Geschil
14. In geschil is of het product moet worden ingedeeld onder GN -code 3921 9030 met een invoerrecht van 6,5%, zoals verweerder primair voorstaat, of onder GN -code 4823 9085 vrij van invoerrecht, zoals eiseres voorstaat.
Als het product moet worden ingedeeld onder GN -code 3921 9030 stelt eiseres zich op het standpunt dat de goederen van oorsprong uit India zijn en dat daarom een preferentieel tarief moet worden toegepast.
15.1
Eiseres voert primair aan dat het product met indelingsregels 1 en 6 moet worden ingedeeld onder GN -code 4823 9085, omdat het gewicht van het product voor 76% bestaat uit kraftpapier en slechts voor 10% uit plantaardige harsen en 14% uit kunststoffen zoals melamine- en methanolmaterialen. De verschillende lagen kraftpapier worden geïmpregneerd met (plantaardige) harsen en gedroogd. Dit resulteert in geïmpregneerde vellen kraftpapier. De geïmpregneerde vellen kraftpapier vormen de kern van het product en worden, indien niet verder verwerkt, ingedeeld onder post 4811 van het Geharmoniseerde Systeem ( GS ) omdat deze vellen alle wezenlijke kenmerken van papier behouden. Uit de GS -toelichting volgt namelijk dat geïmpregneerd papier en karton onder hoofdstuk 48 van het GS vallen. Voor het verkrijgen van het product worden een bepaald aantal geïmpregneerde vellen papier samen met een decoratieve laag, dat het uiterlijk van het product bepaalt, en overlay-papier, dat dient ter bescherming van de decoratieve laag, op elkaar gestapeld en samengeperst. Afhankelijk van de gewenste dikte van het product zijn meer of minder vellen geïmpregneerd papier vereist. Aangezien het overgrote deel van het gewicht van het product bestaat uit kraftpapier, moet het worden ingedeeld onder GS -post 4823 “werken van papier”. Verder is het product vergelijkbaar met behangselpapier en wandbekleding die onder GS -post 4814 worden ingedeeld met toepassing van aantekening 9 op hoofdstuk 48 van het GS . Dit onderschrijft het standpunt van eiseres dat het product thuishoort onder GS -post 4823.
Indeling onder GS -post 3921 is volgens eiseres met indelingsregel 1 niet mogelijk, omdat in geen enkel stadium tijdens de fabricage van het product sprake is van folie of film van kunststof. Het gaat ook niet om een vel kunststof dat is versterkt, gelaagd of ondersteund door ander materiaal. Tariefpost 3921 heeft alleen betrekking op kunststof in combinatie met andere materialen, indien het gecombineerde product het wezenlijke karakter van kunststof behoudt en overwegend uit kunststof bestaat. Dit volgt uit de GS -toelichting op deze post. Het product heeft echter de wezenlijke kenmerken van papier, omdat het papiergewicht in het eindproduct ongeveer 70% van het totaalgewicht beslaat. Het kraftpapier bepaalt ook de gewenste dikte, de kleur en de uitstraling van het uiteindelijke product. Aangezien het product alleen onder GS -post 4823 kan worden ingedeeld, is de toepassing van indelingsregel 3 niet aan de orde.
15.2
Eiseres voert subsidiair aan dat, voor zover de rechtbank oordeelt dat het product moet worden ingedeeld onder GN -code 3921 9030, een preferentieel tarief moeten worden toegepast. De factuur van 11 december 2020 met invoice no. 200112/SA voldoet aan de vereisten die in artikel 92, derde lid, gelezen in samenhang met bijlage 22-07 van de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 2015/2447 [1] (UVo.DWU) worden gesteld aan een attest van oorsprong. De factuur is te relateren aan de aangifte en de identiteit van de betrokken geregistreerde exporteur uit India valt op te maken uit het nummer van de geregistreerd exporteur (REX-nummer). De geregistreerde exporteur-databank “Rex number validation” van DG TAXUD van de Europese Commissie verschaft de gevraagde naam en adresgegevens van de geregistreerde exporteur. De factuur van 21 december 2021 met invoice no. 210196/SA en de packing list met ref.invoice 210196/SA, ondersteunen de identificatie van de geregistreerd exporteur. Weliswaar zijn deze handelsdocumenten niet gerelateerd aan de aangifte, maar zijn wel afkomstig van dezelfde geregistreerde exporteur.
15.3
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot indeling van de goederen onder Taric-code 4823 9085 80. Zij verzoekt de betaalde invoerrechten terug te betalen met inbegrip van de wettelijk verschuldigde rente en veroordeling van verweerder tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.
16.1
Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat het gaat om een samengesteld product. De lagen kraftpapier worden bij elkaar gehouden door de fenolhars (kern) en melamine-formaldehydehars (tussen- en onderlaag). Het wezenlijke karakter wordt ontleend aan de harsen. Deze harsen geven het product het stijve en harde karakter. Dat de harsen niet enkel aan de buitenkant van het product zijn aangebracht, maar zijn verwerkt door het hele product, blijkt ook uit de productgegevens van de verkoper. Op basis van de dikte van de lagen wordt aangenomen dat het fenolhars in meerderheid aanwezig is ten opzichte van de melamine-formaldehydehars . Het product moet dus op basis van indelingsregels 2b en 3b worden ingedeeld onder Taric-code 3921 9030 00. Verweerder verwijst ter ondersteuning van deze indeling naar analogie naar de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 276/2013, de uitspraak van deze rechtbank van 5 september 2011 (ECLI:NL:RBHAA:2011:BV1234) en naar Tarifering IDR 3921.90/2. Subsidiair voert verweerder aan dat het wezenlijke karakter wordt ontleend aan de melaminehars . Dan vindt indeling plaats onder Taric-code 3921 9043 00. Melaminehars is namelijk een aminohars, dit volgt uit de onderverdeling van GS -post 3909.
16.2
Verweerder handhaaft zijn standpunt dat hij terecht de toepassing van een preferentieel tarief heeft geweigerd, omdat de overgelegde attesten van oorsprong niet voldoen aan de gestelde voorwaarden.
16.3
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
Juridisch kader
17. GN -postonderverdeling 3921 luidde ten tijde van de aangifte – voor zover van belang – als volgt:
3921 Andere platen, vellen, foliën, stroken en strippen, van kunststof
- met celstructuur
(…)
3921 90 - andere:
- - van polymerisatieproducten verkregen door herschikking of condensatie, ook
indien chemisch gewijzigd:
(…)
3921 90 30 00 - - - van fenolharsen
- - - van aminoharsen:
- - - - gelaagd:
3921 90 41 - - - - - onder hoge druk, met een decoratieve laag op een of beide zijden
3921 90 43 00 - - - - - andere
(…)”.
18. De Engelstalige toelichting van de Internationale Douaneraad (IDR) op GS -post 3921 luidt:
“This heading covers plates, sheets, film, foil and strip, of plastics, other than those of heading 39.18, 39.19 or 39.20 or of Chapter 54. It therefore covers only cellular products or those which have been reinforced, laminated, supported or similarly combined with other materials. (For the classification of plates, etc. combined with other materials, see the General Explanatory Note.)
According to Note 10 to this Chapter, the expression “plates, sheets, film, foil and strip” applies only to plates, sheets, film, foil and strip and to blocks of regular geometric shape, whether or not printed or otherwise surface worked (for example, polished, embossed, coloured, merely curved or corrugated), uncut or cut into rectangles (including squares) but not further worked (even if when so cut they become articles ready for use).”
19. De Wereld douane organisatie heeft, voor zover hier van belang, het volgende indelingsadvies gegeven voor GS -post 3921:
“Sheets, consisting of paper heavily impregnated with melamine resin, which fracture on folding due to their brittle nature and which have lost the essential character of paper, used in the manufacture of laminates.” [2]
20. GN -postonderverdeling 4823 luidde ten tijde van de aangifte – voor zover van belang – als volgt:
4823 Ander papier en karton, alsmede andere cellulosewatten en vliezen van cellulosevezels, op maat gesneden; andere werken van papierstof, van papier, van karton, van cellulosewatten of van vliezen van cellulosevezels:
(…)
4823 90 - andere:
(…)
4823 90 85 - - andere
(…)
4823 90 85 80 - - - andere”.
21. Aantekening 9 op hoofdstuk 48 van de GN luidt:
“Producten op een drager van papier of karton, die zowel geschikt zijn voor vloerbedekking als voor wandbekleding worden ingedeeld onder post 4823.”
22. De Engelstalige toelichting IDR op hoofdstuk 48 van het GS luidt – voor zover van belang – als volgt:
“Impregnated paper and paperboard
Most of these papers and paperboards are obtained by treatment with oils, waxes, plastics, etc., in such a manner as to permeate them and give them special qualities (e.g., to render them waterproof, greaseproof, and sometimes translucent or transparent). They are used largely for protective wrapping or as insulating materials.
Impregnated papers and paperboards include, oiled wrapping paper, oiled or waxed manifold paper, stencil paper, insulating paper and paperboard impregnated, e.g., with plastics, rubberised paper, paper and paperboard merely impregnated with tar or bitumen.
Certain papers such as wallpaper base may be impregnated with insecticides or chemicals.”
Beoordeling van het geschil
De indeling van het product
23. De indelingsdiscussie ziet primair op viercijferniveau: valt het product onder post 3921 “Andere platen, vellen, foliën, stroken en strippen, van kunststof” of onder post 4823 “Ander papier en karton, alsmede andere cellulosewatten en vliezen van cellulosevezels, op maat gesneden; andere werken van papierstof, van papier, van karton, van cellulosewatten of van vliezen van cellulosevezels”?
24. Voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de postonderverdelingen, de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken en de algemene indelingsregels. Het is vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof van Justitie), dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in het algemeen moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de GN -posten en in de aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken zijn omschreven. Hierbij vormen de GS - en de GN -toelichtingen nuttige aanwijzingen voor de tariefindeling, ook al zijn deze toelichtingen slechts uitleggingen en rechtens niet bindend (zie onder meer Hof van Justitie 26 april 2017, C-51/16, Stryker EMEA Supply Chain Services BV, ECLI:EU:C:2017:298, punten 39 en 45). De inhoud van GS - en GN - toelichtingen moet in overeenstemming zijn met de GN -bepalingen en mag de strekking daarvan niet wijzigen. Toelichtingen moeten, indien zij in strijd blijken met de tekst van de GN -posten en de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken, terzijde worden geschoven (zie onder meer Hof van Justitie 26 november 2015, C-44/15, Duval GmbH & Co, KG., ECLI:EU:C:2015:783, punt 24).
25. Uit het gecorrigeerde monsteronderzoek van 21 november 2024 volgt dat het product bestaat uit drie lagen: een onderlaag, toplaag en tussenlaag. Het is het Douanelaboratorium, zo volgt uit het rapport, echter niet duidelijk hoe de aangegeven goederen zich verhouden tot het product dat is onderzocht. Eiseres heeft ter zitting drie monsters overgelegd. Twee dezelfde bruine monsters met een dikte van 1 mm en een wit monster met een dikte van 6 mm. Eiseres heeft toegelicht dat het bruine monster bestaat uit losse lagen kraftpapier, aan één helft gelamineerd. In het witte monster zijn lagen kraftpapier geheel verwerkt (gelamineerd). Eiseres stelt dat het witte monster dezelfde kenmerken heeft als het ingevoerde product. Verweerder heeft dit niet bestreden. De omschrijving van het product op de factuur van 11 december 2020 met invoice no. 200112/SA is: “Decorative laminates paper based compact Black Core, White 00113 Suede 3050 x 1300 x 6 mm”. Deze omschrijving komt overeen met het witte monster, zij het dat het monster, zoals eiseres ter zitting toelichtte, wat betreft afmeting een gedeelte (een sample) is van het product genoemd in de factuur. De rechtbank acht het aannemelijk dat het 6 mm dikke monster dat is overgelegd, verder dezelfde objectieve kenmerken en eigenschappen heeft als het product dat is ingevoerd.
26. Wat betreft de objectieve kenmerken en eigenschappen van het product stelt de rechtbank aan de hand van het dossier, het witte monster en hetgeen op de zitting is besproken vast dat het product voor 76% van het totaalgewicht bestaat uit kraftpapier. In het productieproces worden losse vellen kraftpapier geïmpregneerd met fenolhars . Daarna worden de vellen gedroogd, op elkaar gestapeld en samengeperst onder hoge druk en warmte om een samensmelting te krijgen. Dat proces heet lamineren, zo heeft eiseres ter zitting toegelicht. Het product is hard, stijf en dus niet buigzaam. De onderlaag en de toplaag, bestaande uit het overlay-papier en de decoratieve laag, hebben dezelfde kleur, namelijk wit. De boven- en onderlaag hebben dezelfde uiterlijke verschijningsvorm. Zij zijn krasvast en bestand tegen weersinvloeden en UV-stralen. De tussenlaag is donker (antraciet) van kleur. Eiseres heeft toegelicht dat het product met een donkere tussenlaag bedoeld is voor externe toepassing (aan de buitenkant van gebouwen) en zich daarmee onderscheidt van het product met een lichte (wittige) tussenlaag, dat voor intern gebruik is (aan de binnenkant van gebouwen).
27. Gelet op de genoemde objectieve kenmerken en eigenschappen van het product, is de rechtbank met partijen van oordeel dat het product is samengesteld uit of met verschillende stoffen dan wel is vervaardigd door samenvoeging van verschillende goederen. Het product bestaat immers uit enerzijds een decoratieve onderlaag, en een toplaag, en anderzijds een tussenlaag (de vellen kraftpapier die geïmpregneerd zijn met fenolhars ). GN -post 3921 luidt “Andere platen, vellen, foliën, stroken en strippen” en GN -post 4823 luidt “Ander papier en karton, alsmede andere cellulosewatten en vliezen van cellulosevezels, op maat gesneden; andere werken van papierstof, van papier, van karton, van cellulosewatten of van vliezen van cellulosevezels:”. Uit de bewoordingen van deze beide posten volgt niet dat sprake is van producten die zijn samengesteld uit of met verschillende stoffen, dan wel vervaardigd zijn door samenvoeging van verschillende goederen, zodat het product niet met indelingsregel 1 ingedeeld kan worden onder GN -post 3921, dan wel onder GN -post 4823. De stelling van eiseres dat het product met indelingsregel 1 dient te worden ingedeeld onder GN -post 4823 als “werken van papier”, volgt de rechtbank dus niet.
28. Aangezien het product een samengesteld product is en geen van beide GN -posten meer specifiek is, moet het worden ingedeeld op basis van indelingsregels 2b en 3b. Op grond van indelingsregel 3b dient het product te worden ingedeeld naar de stof of naar het goed waaraan het zijn wezenlijke karakter ontleent, indien dat kan worden bepaald.
29. De rechtbank is het met het primaire standpunt van verweerder eens dat het product, gelet op de objectieve kenmerken en eigenschappen van de tussenlaag, zijn wezenlijke karakter ontleent aan de fenolhars . Het product is door de fenolhars hard en stijf en bestand tegen klimaatinvloeden. Het kan door deze eigenschappen dienen als onder andere gevelbeplating aan de buitenkant van een gebouw. Anders dan eiseres op zitting heeft betoogd, kan het product deze eigenschappen en kenmerken, zoals het afstoten van water en de hardheid, niet ontlenen aan enkel het kraftpapier. Zoals uit de bruine monsters blijkt, is kraftpapier buigzaam en niet waterafstotend. Door de fenolhars en het lamineerproces worden de lagen kraftpapier hard en waterafstotend. Door de samenvoeging met fenolhars heeft het product dus het wezenlijke karakter van kraftpapier verloren. Dat het product voor 76% van het gewicht uit kraftpapier bestaat, zoals eiseres stelt, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Naar het oordeel van de rechtbank dient het product ingedeeld te worden onder GN -code 3921 90, zoals verweerder heeft gedaan.
30. Het beroep met betrekking tot de indeling van het product in de GN is ongegrond.
Verzoek om toepassing van het preferentieel tarief
31. Niet in geschil is dat het product afkomstig is uit India . India is een land van preferentiële oorsprong waardoor bij invoer van producten uit India in de Europese Unie een preferentieel tarief van 0% mag worden toegepast.
32. Het product is op 28 december 2020 in het vrije verkeer gebracht. In haar brief van 22 december 2021, dus binnen een jaar, heeft eiseres vermeld dat het product de oorsprong India heeft en dat voor goederen uit India een preferentieel tarief geldt. Zij claimt daarmee een preferentieel tarief. Verweerder heeft deze brief behandeld als een bezwaarschrift tegen de utb en in dat kader het verzoek tot toepassing van het preferentieel tarief meegenomen.
33. Vervolgens heeft eiseres, later ook desgevraagd door verweerder, verschillende bescheiden aan verweerder gestuurd waaruit de oorsprong volgens eiseres zou moeten blijken. Complicerend daarbij is dat de goederen door een [land 2] bedrijf zijn gekocht van de Indiase geregistreerde exporteur en door het [land 2] bedrijf aan eiseres zijn verkocht. Uit die bescheiden zou volgens eiseres echter ook moeten blijken dat de goederen, overeenkomstig de gegevens vermeld in vakken 15a en 17a van de aangifte, rechtstreeks van India naar Nederland zijn vervoerd.
34. De rechtbank stelt vast dat het factuurnummer in het (inmiddels ingetrokken) controlerapport (pagina 3 van bijlage 2 bij het verweerschrift) relateert aan de factuur van 11 december 2020 met invoice no. 200112/SA van het [land 2] bedrijf aan eiseres. Op deze factuur staan de naam en het volledig adres van eiseres. Het [land 2] bedrijf kan echter volgens verweerder niet rechtsgeldig over de Indiase oorsprong verklaren. De Indiase geregistreerde exporteur kan dit wel. De kenmerken van de goederen genoemd op de packing list van de geregistreerde exporteur, genoemd in overweging 11 van deze uitspraak, waarop de naam en het adres van het [land 2] bedrijf als gegevens van de koper staan vermeld, relateren ook aan het controlerapport onderscheidenlijk de factuur van 11 december 2020. Op deze packing list staat de naam “ [eiseres] ” bij de order van de koper genoemd zonder aanduiding van de volledige naam en het adres van eiseres.
35. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres in haar brief van 22 december 2021 tijdig een aanvraag in de zin van artikel 56, derde lid, van het Douanewetboek van de Unie (DWU) heeft gedaan voor toepassing van een preferentieel tarief. Op grond van artikel 22, zevende lid, van het DWU, moet een voor de aanvrager ongunstige beschikking met redenen worden omkleed. Artikel 12 van de UVo.DWU geeft (procedure)regels voor de behandeling van een aanvraag om toepassing van een preferentieel tarief. Verweerder heeft bij brief van 12 mei 2022 meegedeeld dat zij geen attest van oorsprong/oorsprongsbescheiden van eiseres heeft ontvangen waardoor de preferentie zou kunnen worden toegewezen. Maar vervolgens heeft verweerder eiseres wel in de gelegenheid gesteld nader bewijs over te leggen.
Het Hof van Justitie heeft strikte jurisprudentie over de tijdige vervulling van voorwaarden bij een verzoek om toepassing van een preferentieel tarief. [3] Verweerder heeft informatie opgevraagd na ommekomst van de termijn genoemd in artikel 12, tweede lid, van de UVo.DWU. Niet duidelijk is evenwel of, en zo ja hoe verweerder de onder overweging 34 genoemde informatie in samenhang gewogen heeft. Verweerder heeft in de uitspraak op bezwaar van 9 november 2022 meegedeeld dat “het attest van oorsprong dat u heeft meegeleverd niet aan de gestelde eisen voldoet.” Verweerder handhaaft het bedrag van de utb, waaruit moet worden afgeleid dat het verzoek om toepassing van een preferentieel tarief is afgewezen.
36. Op grond van artikel 44, eerste lid, van het DWU heeft eiseres het recht om beroep in te stellen tegen de afwijzing van haar aanvraag om toepassing van een preferentieel tarief. Artikel 44, tweede lid, van het DWU bepaalt dat het recht op beroep in douanezaken in ten minste twee fasen kan worden uitgeoefend. Bij de invulling van dit recht op beroep hebben de lidstaten procedurele autonomie. De nationale rechtsorde van de lidstaat mag nadere procesregels geven, mits deze regels niet ongunstiger zijn dan die voor soortgelijke nationale vorderingen en de vereisten het niet onmogelijk maken de rechten uit te oefenen. [4] In Nederland geldt in de regel dat eerst bezwaar moet worden gemaakt, voordat bij de bestuursrechter beroep kan worden ingesteld (artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). [5] Deze verplichte voorprocedure is in overeenstemming met de hiervoor genoemde voorwaarden bij de invulling van de procedurele autonomie.
37. Eiseres heeft - onder de noemer van bezwaar - beroep ingesteld bij de rechtbank, ook tegen de weigering om het preferentieel tarief toe te passen. Daarbij heeft zij de uitspraak op bezwaar van 9 november 2022 overgelegd. Voor wat betreft de beslissing op het verzoek om toepassing van een preferentieel tarief bevat de beslissing van verweerder van 9 november 2022 echter een primair besluit. De rechtbank constateert dat eiseres voor wat betreft de daarna door haar geïnitieerde procedure tegen de afwijzing van haar verzoek om de toepassing van een preferentieel tarief, niet aan verweerder heeft verzocht om in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de rechtbank (artikel 7:1a, lid 1, van de Awb). Ook toen dit onderwerp ter zitting aan de orde kwam, heeft eiseres niet alsnog verzocht om of ingestemd met een rechtstreeks beroep. Het is onder deze omstandigheden niet mogelijk om tegen de afwijzing van het verzoek rechtstreeks beroep in te stellen bij de rechtbank. Artikel 7:1 van de Awb staat daaraan in de weg. De rechtbank zal het beroepschrift voor zover gericht tegen de beslissing op het verzoek om toepassing van een preferentieel tarief, aanmerken als bezwaarschrift. De rechtbank zal dit stuk op grond van artikel 6:15, tweede lid, van de Awb doorsturen naar verweerder, zodat hij het als bezwaarschrift in behandeling kan nemen. In bezwaar dient een volledige heroverweging plaats te vinden (artikel 7:11 van de Awb).
Proceskosten en griffierecht
38. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Eiseres heeft geen gelijk gekregen in haar beroep tegen de indeling van het product. Ten aanzien van het griffierecht overweegt de rechtbank dat verweerder het primaire besluit over het verzoek tot toepassing van een preferentieel tarief heeft genomen in de uitspraak op bezwaar. Dit besluit bevat een rechtsmiddelenverwijzing met de strekking dat eiseres beroep kan instellen bij de rechtbank Noord-Holland. De rechtbank acht het aannemelijk dat eiseres door dit handelen van verweerder beroep heeft ingesteld, terwijl bezwaar openstond tegen de afwijzing van het verzoek om toepassing van een preferentieel tarief. De rechtbank zal daarom, op grondslag van artikel 8:74, tweede lid, van de Awb, gelasten dat verweerder het griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • draagt de griffier op het beroepschrift, voor zover dit ziet op de afwijzing van het verzoek om toepassing van het preferentieel tarief, op grond van artikel 6:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht door te zenden aan verweerder ter behandeling als bezwaarschrift;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 365 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A. Schreuder, voorzitter, en mr. S.J. Richters en
mr. P.E.A. Chao, leden, in aanwezigheid van mr. E.P. van der Zalm, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2025.
griffier voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is per post verzonden op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de douanekamer van het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam, waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Amsterdam vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen

Voetnoten

1.Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie.
2.Tarifering IDR 3921.90/2
3.Vergelijk het arrest van het Hof van Justitie van 27 september 2001, C-253/99, ECLI:EU:C:2001:490, Bacardi GmbH, waarbij overigens een volledige douaneaangifte voor de desbetreffende goederen door de douaneautoriteiten was aanvaard.
4.Zie het arrest van het Hof van Justitie van 16 december 1976, zaak 45/76, Comet.
5.Vergelijk het arrest van de Hoge Raad van 15 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2350.