ECLI:NL:RBNHO:2025:6776

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 juni 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
10592737
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door passagiers van British Airways Plc

In deze zaak hebben de passagiers van British Airways Plc compensatie geëist voor een vlucht die meer dan drie uur vertraagd was. De passagiers, die een vervoersovereenkomst hadden gesloten voor een reis van Amsterdam via Londen naar Los Angeles, arriveerden met aanzienlijke vertraging op hun eindbestemming. De vervoerder, British Airways, heeft niet voldaan aan de verplichting om een buffertijd van 20 minuten bovenop de minimale connectietijd in acht te nemen, wat leidde tot de conclusie dat de vervoerder onvoldoende maatregelen had genomen om de vertraging te voorkomen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de passagiers recht hebben op compensatie van € 3.000,00, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de vordering tot buitengerechtelijke incassokosten afgewezen omdat de passagiers niet hebben aangetoond dat zij de vervoerder in de gelegenheid hebben gesteld om het geschil minnelijk op te lossen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken door kantonrechter M.W. Koenis op 4 juni 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10592737 \ CV EXPL 23-4152
Uitspraakdatum: 4 juni 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1], wonende te [plaats 1]

2. [eiser 2]

3. [eiser 3]beiden pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger voor hun minderjarige kinderen
[minderjarige 1]en
[minderjarige 2]
allen wonende te [plaats 2]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: [gemachtigde] (Yource B.V.)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
British Airways Plc
gevestigd te Cardiff (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J.J.O. Zandt (Ploum)
De zaak in het kort
De passagiers hebben van de vervoerder (onder meer) compensatie gevraagd voor een meer dan drie uur vertraagde vlucht. Gesteld noch gebleken is dat er een buffertijd van 20 minuten bovenop de minimale connectietijd in het reisschema van de passagiers in acht is genomen. Dit betekent dat de vervoerder onvoldoende redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging op de eindbestemming te voorkomen dan wel te beperken. De vordering van de passagiers wordt daarom toegewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hen op 11 juli 2022 moest vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Londen Heathrow Airport (Verenigd Koninkrijk) naar Los Angeles International Airport (Verenigde Staten), met de vluchtcombinatie AA6749 en AA135.
2.2.
De vervoerder heeft vlucht AA6749 van Amsterdam naar Londen (hierna: de vlucht) vertraagd uitgevoerd. De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.
2.5.
Passagiers sub 2 en sub 3 zijn door de kantonrechter gemachtigd de onderhavige procedure namens hun minderjarige kinderen te voeren.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 3.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van het incident tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 514,25, althans een in redelijke justitie door de rechtbank te bepalen bedrag, aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 3.000,00. [1] Dit bedrag is inclusief de vorderingen van de minderjarige kinderen.
3.3.
Ook verzoeken de passagiers de kantonrechter om een certificaat af te geven zoals bedoeld in artikel 53 van de herziene EEX-Verordening 1215/2012 (hierna: de Brussel I bis-Verordening.
3.4.
De vervoerder voert verweer. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De kantonrechter moet ook ambtshalve beoordelen of de passagiers in hun vordering kunnen worden ontvangen. Vast staat dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op het moment van het indienen van de dagvaarding niet bekwaam waren om zelfstandig in rechte op te treden, nu zij op dat moment minderjarig waren. Passagiers sub 2 en sub 3 hebben hun vordering aanvankelijk namens zichzelf ingesteld en niet (ook) in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger voor hun minderjarige kinderen. De kantonrechter is echter, mede gelet op de deformaliseringstendens in de rechtspraak van de Hoge Raad (zie ECLI:NL:HR:2004:AP1435 en ECLI:NL:HR:2013:1881), in de gegeven omstandigheden van oordeel dat dit niet tot niet-ontvankelijkheid leidt. De dagvaarding zal daarom als verbeterd worden gelezen, in die zin dat het is ingediend door de passagiers pro se én in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger voor hun minderjarige kinderen, hetgeen al in de kop van dit vonnis is verwerkt.
4.3.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. [2]
4.4.
De vervoerder heeft een beroep gedaan op buitengewone omstandigheden. De kantonrechter overweegt echter dat, wat er ook zij van buitengewone omstandigheden, niet is gebleken dat hij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging op de eindbestemming te voorkomen dan wel te beperken. Daarbij kan in het midden blijven wat de minimale connectietijd te Londen Heathrow was. Het Hof heeft namelijk geoordeeld dat de vervoerder in zijn vluchtplanning redelijkerwijs rekening moet houden met het risico op vertraging die het gevolg kan zijn van eventuele buitengewone omstandigheden. Daarbij moet in een bepaalde reservetijd worden voorzien. [3] De kantonrechter acht een buffer van ten minste 20 minuten noodzakelijk. Gesteld noch gebleken is echter dat er een buffertijd van 20 minuten bovenop de minimale connectietijd in het reisschema van de passagiers was opgenomen. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vervoerder onvoldoende redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging op de eindbestemming te voorkomen dan wel te beperken.
4.5.
Dit betekent dat ook als op enig moment zou komen vast te staan dat sprake was van een buitengewone omstandigheid, de vervoerder de passagiers moet compenseren in verband met de vertraging op de eindbestemming. Daarom zal de door de passagiers gevorderde hoofdsom worden toegewezen. De over de hoofdsom gevorderde wettelijke rente is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.6.
Resteert de vraag of de handelwijze van de passagiers consequenties moet hebben voor de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. Daartoe voert de vervoerder aan dat hij de door de passagiers overgelegde aanmaning niet heeft ontvangen. De passagiers hebben dit niet betwist, zodat dit is komen vast te staan. De kantonrechter is daarom van oordeel dat de passagiers door hun werkwijze en proceshouding, waarbij niet is gebleken dat zij hebben getracht om eerst op een minnelijke wijze tot beëindiging van het geschil te komen, de vervoerder niet in de gelegenheid hebben gesteld om de zaak (eventueel) buiten rechte te kunnen afdoen. De vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten – en de daarover gevorderde wettelijke rente – zal daarom worden afgewezen, en de kantonrechter ziet in de gang van zaken tevens aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
4.7.
De gevorderde afgifte van het certificaat ex artikel 53 EEX-Vo 1215/2012 wordt bij gebrek aan belang afgewezen. Een dergelijk certificaat is bedoeld voor de tenuitvoerlegging van beslissingen in een lidstaat en de vervoerder is niet in een lidstaat gevestigd.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 3.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 juli 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. Koenis, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 5 lid 3 van de Verordening.
3.HvJEU 12 mei 2011, C-294/10, ECLI:EU:C:2011:303.