Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 mei 2025 in de zaken tussen
[eiseres] , uit [plaats] , eiseres
Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V., verweerder
Samenvatting
Procesverloop
Totstandkoming van de bestreden besluiten 2
“ De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst voor onbepaalde tijd in verband met een bij de Centrale Raad van Beroep (CRvB) aanhangige zaak waarin een soortgelijke kwestie speelt.
De besluiten berusten op overwegingen over de zorgverlening en de administratie, die leiden tot het oordeel dat niet is voldaan aan de verplichtingen die horen bij de verleningen van een pgb, door degenen op wie de verplichtingen rusten. Te weten de verzekerde of diens vertegenwoordiger. Deze besluiten leiden op zichzelf dan ook niet tot aantasting van de goede naam van eiseres. De strafzaak betekent ook niet dat de opschortings- en intrekkingsbeschikkingen tot aantasting van de goede naam leiden.
Beroepsgronden eiseres
Volgens eiseres is er sprake van een verkapt hoger beroep tegen de uitspraak van deze rechtbank van 23 januari 2020. Door geen hoger beroep in te stellen staat de uitspraak vast en moet verweerder deze uitvoeren. Voor zover er al sprake zou zijn van botsing tussen het gezag van gewijsde en rechtstoepassing ex nunc dient het gezag van gewijsde volgens eiseres te prevaleren.
Van verandering in de sinds maart 2019 geldende jurisprudentie ten aanzien van het leerstuk van het afgeleid belang is volgens eiseres geen sprake. De uitspraken van de CRvB van 23 november 2022 betreffen geen wijziging van recht.
In de uitspraak van deze rechtbank van 23 januari 2020 is volgens eiseres op basis van het geldende toetsingskader terecht overwogen dat eiseres als belanghebbende dient te worden aangemerkt. De feiten en omstandigheden in de uitspraken van de CRvB zijn, voor zover dit al kan worden nagegaan, niet gelijk aan die in onderhavige zaken. De bezwaren van eiseres zijn dan ook ten onrechte (opnieuw) niet-ontvankelijk verklaard.
Standpunten verweerder
Beoordeling door de rechtbank
Conclusie en gevolgen
Er is geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat een forfaitaire vergoeding wordt toegekend. Dit kan slechts in geval van bijzondere omstandigheden. Deze doen zich voor wanneer uitzonderlijk hoge kosten moeten worden gemaakt als gevolg van de werkwijze van een bestuursorgaan. Dat hiervan nu sprake is, is de rechtbank niet gebleken. Het al dan niet moeten voeren van een extra procedure is daarvoor onvoldoende.
Beslissing
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom verbeurt van € 100,- voor elke dag dat de hiervoor bepaalde termijn van vier maanden wordt overschreden, tot en met een maximaal bedrag van € 10.000,-;