Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 20 mei 2025 in de zaak tussen
[eiseres] ., uit [plaats] , eiseres
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Inleiding
Totstandkoming van het besluit
16 juli 2021 arbeid verricht die niet voldoet aan de voorwaarden van de verleende gecombineerde vergunningen voor verblijf en arbeid. Volgens de minister is een boete van
€ 6.000,- per overtreding gerechtvaardigd, omdat sprake is grove schuld. De minister heeft [eiseres] in de gelegenheid gesteld om de boete te betalen in een periode van één jaar, vanwege haar financiële situatie. In de beslissing op bezwaar is de minister bij dat besluit gebleven.
Beoordeling door de rechtbank
1. Beheersing van alle kennis en vaardigheden van kok niveau 3.
15 januari 2020 tot en met 1 februari 2020 geholpen in de zaak om het restaurant op gang te helpen. Het ging om incidentele arbeid die eindigde zodra het restaurant de deuren opende. Het is niet redelijk om die incidentele werkzaamheden als overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wav aan te merken, zo stelt [eiseres] . De minister voert aan dat vreemdeling 1 in die periode alleen opruim- en schoonmaakwerkzaamheden heeft verricht in verband met de verbouwing van de onderneming. Het gaat om werkzaamheden zoals het opruimen van stof en het uitpakken van nieuwe meubels. Voor die werkzaamheden was volgens de minister geen gvva afgegeven.
€ 8.000. Uitgaande van normale verwijtbaarheid, had de minister de boetebedragen moeten vaststellen op 50% van dat bedrag. Concreet betekent dit dat de minister een boete had moeten opleggen van € 4.000,- per overtreding en in totaal een bedrag van € 12.000,-. De minister heeft dit niet gedaan.
Conclusie en gevolgen
€ 4.000,- is. Daarmee komt het totale boetebedrag uit op € 12.000,-.