ECLI:NL:RBNHO:2025:7753

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
9 juli 2025
Zaaknummer
11636462 \ AO VERZ 25-20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kwalificatie van de overeenkomst tussen partijen als arbeidsovereenkomst en rechtsgeldigheid van ontslag op staande voet

In deze zaak is de kernvraag of de samenwerking tussen de verzoeker en Rush Safety Services B.V. moet worden gekwalificeerd als een arbeidsovereenkomst of als een overeenkomst van opdracht. De kantonrechter oordeelt dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst. De verzoeker, een beveiliger, had een overeenkomst met Rush waarin hij beveiligingsdiensten verleende. Rush beëindigde de samenwerking op 6 februari 2025, wat door de verzoeker werd betwist als een onterecht ontslag op staande voet. De kantonrechter concludeert dat het ontslag niet rechtsgeldig was, omdat de redenen voor het ontslag te vaag waren en niet voldeden aan de eisen voor een ontslag op staande voet. De verzoeker heeft recht op een gefixeerde schadevergoeding en een transitievergoeding, omdat de arbeidsovereenkomst op initiatief van de werkgever is beëindigd. Daarnaast heeft de verzoeker recht op 138 vakantie-uren per kalenderjaar. De kantonrechter wijst de verzoeken van de verzoeker toe, met uitzondering van de verzoeken die betrekking hebben op de betaling van niet-genoten vakantie-uren, omdat de exacte omvang daarvan niet kon worden vastgesteld. De proceskosten worden toegewezen aan de verzoeker, omdat Rush overwegend ongelijk heeft gekregen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 11636462 \ AO VERZ 25-20
Uitspraakdatum: 9 juli 2025
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoeker]
wonende te [plaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. P. Wieringa
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Rush Safety Services B.V.
gevestigd te Purmerend
verwerende partij
verder te noemen: Rush
gemachtigde: mr. M. Sliphorst-Dekker
De zaak in het kort
Het gaat in deze zaak in de kern om de vraag of de samenwerking tussen partijen kwalificeert als een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht. De kantonrechter is van oordeel dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. Het verzoek van werknemer om werkgever te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding en de gefixeerde schadevergoeding wordt daarom toegewezen evenals de verklaring voor recht dat werknemer recht heeft op 138 uren vakantie per kalenderjaar.

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoekschrift met producties ingediend. Rush heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 27 mei 2025 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. [verzoeker] heeft ook pleitaantekeningen overgelegd. Vóór de zitting hebben partijen bij brieven van 22 en 23 mei 2025 nog stukken toegezonden.

2.Feiten

2.1.
Partijen zijn met ingang van 1 april 2022 een overeenkomt met elkaar aangegaan. In de schriftelijke overeenkomst is bepaald dat [verzoeker] als ‘opdrachtnemer’ beveiligingsdiensten gaat uitvoeren voor Rush als beveiligingsbedrijf. In die overeenkomst staat ook dat [verzoeker] de overeenkomst is aangegaan onder de naam ‘[bedrijf 4]’.
2.2.
[verzoeker] heeft op vaste dagen werkzaamheden voor Rush verricht bij [bedrijf 1]. Daarnaast kwam het voor dat [verzoeker] (extra) werkzaamheden voor Rush verrichtte bij (onder meer) [bedrijf 2] en pop podium [bedrijf 3].
2.3.
Partijen zijn een uurtarief van (laatstelijk) € 31,- ex btw overeengekomen. [verzoeker] factureerde periodiek de gewerkte uren.
2.4.
Op 6 februari 2025 heeft Rush de samenwerking met [verzoeker] per direct beëindigd. In de schriftelijke bevestiging van de beëindiging schrijft Rush (onder meer):
“(…) Het tonen van privé beelden van [betrokkene 2] aan klanten dan wel derden met onwaarheden als ernstige uitspraken over ons gezin tot aan andere onwaarheden en verspreiden van documenten , foto’s als uitspraken wat nota bene op momenten dat jij ten behoeve van ons werkzaamheden verricht op 2 verschillende locaties en verschillende dagen is voor ons onacceptabel. (…)”

3.Het verzoek

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter voor recht te verklaren dat de overeenkomst tussen partijen kwalificeert als arbeidsovereenkomst en dat [verzoeker] recht heeft op 138 vakantie-uren per volledig kalenderjaar. Daarnaast wil [verzoeker] dat Rush Safety wordt veroordeeld tot uitbetaling van de niet-genoten vakantie-uren, de gefixeerde schadevergoeding en de transitievergoeding, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente. Dit alles met veroordeling van Rush Safety in de proceskosten.
3.2.
[verzoeker] legt aan zijn verzoek ten grondslag dat hij feitelijk voor Rush werkzaam was op basis van een arbeidsovereenkomst. [verzoeker] stelt dat hij op 6 februari 2025 op staande voet is ontslagen en dat dit ontslag niet rechtsgeldig was wegens het ontbreken van een dringende reden.

4.Het verweer

4.1.
Rush betwist dat de samenwerking tussen partijen gekwalificeerd moet worden als een arbeidsovereenkomst en voert daartoe - samengevat - het volgende aan. [verzoeker] is bewust als zzp-er bij Rush in dienst getreden en heeft alle vrijheden genoten die daarbij horen. Indien en voor zover de kantonrechter tot het oordeel komt dat de rechtsverhouding wél kwalificeert als een arbeidsovereenkomst, stelt Rush dat [verzoeker] terecht op staande voet is ontslagen. De dringende reden is gelegen in het feit dat [verzoeker] (naakt)beelden en privé-informatie over [betrokkene 2] bij klanten van Rush heeft verspreid. Ten slotte doet Rush een beroep op verrekening met de door [verzoeker] verbeurde boetes en schadevergoeding.

5.De beoordeling

Kwalificatie van de overeenkomst
5.1.
Het gaat in deze zaak in de kern om de vraag of de overeenkomst tussen [verzoeker] en Rush moet worden gekwalificeerd als arbeidsovereenkomst. De kantonrechter is van oordeel dat dit, met inachtneming van de gezichtspunten van het zogenoemde Deliveroo-arrest, het geval is. Dat oordeel wordt hierna toegelicht.
5.2.
De wet omschrijft de arbeidsovereenkomst als de overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt om in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten. [1] Als de tussen partijen overeengekomen rechten en verplichtingen voldoen aan de wettelijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst, moet de overeenkomst als zodanig worden aangemerkt. Voor deze kwalificatie is niet van belang of partijen de bedoeling hadden de overeenkomst onder de wettelijke regeling van de arbeidsovereenkomst te laten vallen. Of een overeenkomst moet worden aangemerkt als arbeidsovereenkomst, hangt af van alle omstandigheden van het geval in onderling verband bezien (dus een holistische benadering). Van belang kunnen onder meer zijn de aard en duur van de werkzaamheden, de wijze waarop de werkzaamheden en de werktijden worden bepaald, de inbedding van het werk en degene die de werkzaamheden verricht in de organisatie en de bedrijfsvoering van degene voor wie de werkzaamheden worden verricht en het al dan niet bestaan van een verplichting het werk persoonlijk uit te voeren, de wijze waarop de contractuele regeling van de verhouding van partijen is tot stand gekomen, de wijze waarop de beloning wordt bepaald en waarop deze wordt uitgekeerd, de hoogte van deze beloningen, de vraag of degene die de werkzaamheden verricht daarbij commercieel risico loopt en of hij zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt. [2]
5.3.
[verzoeker] en de heer [betrokkene 1] (de eigenaar van Rush, hierna: [betrokkene 1]) kennen elkaar al langere tijd. [verzoeker] werkte ‘aan de deur’ bij een kleine horecagelegenheid in Zaandam. De eigenaar van deze horecagelegenheid ging een grotere zaak openen en had daarom meer beveiligers nodig. [verzoeker] heeft in dit verband de onderneming van [betrokkene 1] (Rush) aangedragen. De eigenaar van het café heeft daarop besloten met Rush in zee te gaan. Rush werkt(e) enkel met beveiligers op basis van zzp-contracten. Teneinde zelf ook als beveiliger bij het café aan de slag te kunnen gaan, heeft [verzoeker] daarom per 1 april 2022 de eenmanszaak ‘[bedrijf 4]’ opgericht. [verzoeker] heeft op diezelfde datum op verzoek van Rush de (model)overeenkomst ‘particuliere beveiliging voor inhuur ZZP’ ondertekend. Enige tijd later heeft Rush aan [verzoeker] gevraagd om per 1 oktober 2022 als beveiliger bij [bedrijf 1] aan de slag te gaan.
5.4.
[verzoeker] heeft structureel werkzaamheden verricht die raakten aan de kernactiviteiten van Rush (namelijk het leveren van beveiligingsdiensten op locaties). Het werk bij de [bedrijf 1] heeft zich ontwikkeld tot een vaste dienstverlening voor 34,5 uur per week. Rush maakte het rooster, waarbij [verzoeker] standaard op maandag, dinsdag en donderdag bij de [bedrijf 1] werd ingedeeld. [verzoeker] had de vrijheid om aan te geven wanneer hij een dag niet wilde werken, maar in beginsel werd er op de vaste dagen op zijn aanwezigheid gerekend. Daarnaast verrichtte [verzoeker] op basis van oproep en beschikbaarheid invaldiensten bij [bedrijf 2] en pop podium [bedrijf 3]. Hoewel [verzoeker] zich theoretisch gezien kon laten vervangen, was dat feitelijk niet aan de orde. Ter zitting is duidelijk geworden dat [verzoeker] zich alleen kon laten vervangen door beveiligers van Rush, omdat alleen die beveiligers bevoegd zijn om beveiligingsdiensten aan klanten van Rush te leveren. Als er geen beveiliger van Rush beschikbaar was, vervulde [betrokkene 1] de rol van beveiliger zelf. [verzoeker] heeft zijn werk dus steeds persoonlijk uitgevoerd. De ‘corebusiness’ van Rush is beveiliging op locaties. Daarmee is het gezichtspunt ‘inbedding in de organisatie’ van andere betekenis omdat er geen noemenswaardige interne organisatie is waarin die inbedding kan plaatsvinden. [verzoeker] liep bij de uitvoering van zijn werk geen commercieel risico; de betaling was niet afhankelijk van de uitkomst van de werkzaamheden. Ook naar buiten toe heeft [verzoeker] zich niet als ondernemer gedragen; hij had geen website, pleegde geen acquisitie en heeft ook nooit andere opdrachtgevers gehad. De betaling op basis van facturen (onder vermelding van een btw- en KvK-nummer) past weliswaar bij een overeenkomst van opdracht, maar dit gezichtspunt is van ondergeschikt belang omdat zij in dit geval slechts een uitvloeisel lijkt te zijn van de bedoeling van partijen om de overeenkomst te laten kwalificeren als een overeenkomst van opdracht. Het initiatief voor het aangaan van een dergelijke samenwerkingsvorm lag bij Rush. Het is niet gebleken dat partijen over de voorwaarden van de samenwerking hebben onderhandeld. Al het voorgaande afwegende, is de kantonrechter van oordeel dat feitelijk sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen partijen.
Ontslag op staande voet
5.5.
Rush heeft de samenwerking tussen partijen op 6 februari 2025 per direct beëindigd. Deze beëindiging wordt gekwalificeerd als een ontslag op staande voet. Een ontslag op staande voet is alleen geldig als daarvoor een dringende reden is. [3] De kantonrechter moet bij de beoordeling van de dringende reden alle omstandigheden van het geval in aanmerking nemen. Ook moet er onverwijld worden opgezegd en moet de dringende reden onverwijld worden meegedeeld aan de werknemer. Onverwijld betekent dat dit direct of zo snel mogelijk moet gebeuren. Het gaat er daarbij om dat het voor werknemer onmiddellijk duidelijk moet zijn welke eigenschappen of gedragingen voor de werkgever aanleiding zijn geweest voor het beëindigen van de arbeidsovereenkomst.
5.6.
Uit de ontslagbrief volgt dat [verzoeker] wordt verweten dat hij privébeelden van, en privéinformatie over [betrokkene 2] (en haar gezin) met klanten van Rush en/of derden heeft gedeeld. De kantonrechter vindt deze formulering te vaag en ondoorzichtig en ter zitting werd dit desgevraagd ook niet duidelijker. Niet is geconcretiseerd om welke beelden en/of informatie het gaat en of deze beelden openbaar of op een andere manier verkrijgbaar zijn. Ook is niet duidelijk waar, wanneer en met wie [verzoeker] deze beelden en/of informatie zou hebben gedeeld. Bij de beoordeling van de gegrondheid van een ontslag op staande voet is bepalend wat ten tijde van het ontslag aan de werknemer is medegedeeld. Die mededelingen zijn in deze zaak, als gezegd, te vaag om een ontslag op staande voet te kunnen rechtvaardigen. Daarnaast kan niet worden vastgesteld dat het ontslag op staande voet onverwijld is gegeven. Rush heeft weliswaar ter zitting aangeboden om een geluidsopname in het geding te brengen waaruit zou blijken dat [verzoeker] naaktfoto’s van [betrokkene 2] aan de eigenaar van de [bedrijf 1] heeft getoond, maar dit bewijsaanbod kan de hiervoor genoemde gebreken niet herstellen.
5.7.
De conclusie is dat het ontslag niet rechtsgeldig is. Omdat [verzoeker] heeft berust in het ontslag, staat vast dat de arbeidsovereenkomst per 6 februari 2025 geëindigd is.
Gefixeerde schadevergoeding
5.8.
De verzochte vergoeding wegens onregelmatige opzegging zal worden toegewezen, omdat is opgezegd tegen een eerdere dag dan die tussen partijen geldt. [4] De vergoeding is gelijk aan het bedrag aan loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren (in dit geval tot 1 april 2025). [5] Rush wordt veroordeeld tot betaling van € 6.930,36 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2025. Dit is het bedrag dat door [verzoeker] is verzocht en waartegen Rush geen afzonderlijk verweer heeft gevoerd.
Transitievergoeding
5.9.
Het verzoek om Rush te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding wordt eveneens toegewezen. Op grond van de wet is een werkgever aan de werknemer een transitievergoeding verschuldigd indien de arbeidsovereenkomst op initiatief van de werkgever is geëindigd. De werknemer kan zijn recht op een transitievergoeding slechts kwijtraken in uitzonderlijke gevallen, waarin evident is dat het handelen of nalaten van de werknemer niet slechts als verwijtbaar, maar als ernstig verwijtbaar moet worden aangemerkt. Rush heeft onvoldoende onderbouwd dat hiervan sprake is. Dat betekent dat de transitievergoeding verschuldigd is. [6] De transitievergoeding wordt bepaald aan de hand van het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst zou zijn geëindigd als de werkgever deze regelmatig (met een juiste opzegtermijn en tegen een juiste datum) zou hebben opgezegd. Rush wordt veroordeeld tot betaling van € 4.754,62 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2025. Dit is het bedrag dat door [verzoeker] is verzocht en waartegen Rush geen afzonderlijk verweer heeft gevoerd.
Wettelijke verhoging
5.10.
De verzochte wettelijke verhoging over de gefixeerde schadevergoeding en de transitievergoeding wordt afgewezen, omdat die bedragen geen loon zijn zoals bedoeld in artikel 7:625 BW.
Vakantiedagen
5.11.
In de wet is bepaald dat werknemers per jaar recht hebben op vakantie gelijk aan viermaal de overeengekomen arbeidsduur per week. [7] Dat betekent dat [verzoeker] bij een dienstverband van 34,5 uur per week recht heeft op 138 vakantie-uren per volledig kalenderjaar. De verzochte verklaring voor recht zal daarom worden toegewezen.
5.12.
Uit het Max Planck-arrest van het Hof van Justitie (C-684/16) volgt dat vakantierechten niet vervallen zolang de werkgever de werknemer niet tijdig en op duidelijke wijze heeft geïnformeerd over het (dreigende) verval van die rechten en hem daadwerkelijk in staat heeft gesteld deze op te nemen. Vaststaat dat Rush [verzoeker] niet aldus heeft geïnformeerd, zodat van verval van vakantierechten geen sprake kan zijn.
5.13.
De kantonrechter stelt vast dat [verzoeker] recht heeft op de uitbetaling van de door hem niet-genoten vakantie-uren. Ter zitting is echter duidelijk geworden dat [verzoeker] gedurende zijn dienstverband meerdere dagen niet heeft gewerkt, waardoor de exacte omvang van zijn vakantiesaldo op dit moment niet kan worden vastgesteld. Het ligt dan ook op de weg van partijen om hierover op een later moment gezamenlijk duidelijkheid te verkrijgen. Het verzoek van [verzoeker] om Rush te veroordelen tot betaling van € 11.826,50 wordt daarom vooralsnog afgewezen.
Verrekening
5.14.
Rush stelt een tegenvordering op [verzoeker] te hebben, die zij met de toegewezen vergoedingen wil verrekenen. Dit verrekenverweer van Rush slaagt niet. In de wet is namelijk bepaald dat de rechter een vordering kan toewijzen ondanks een beroep van de gedaagde op verrekening, indien niet eenvoudig is vast te stellen of het verrekenverweer gegrond is. [8] Die situatie doet zich hier voor. [verzoeker] betwist gemotiveerd dat Rush een vordering op haar heeft, en deze kwestie zal in een afzonderlijke dagvaardingsprocedure door de kantonrechter worden beoordeeld hetgeen Rush bovendien zelf ook heeft betoogd in het verweerschrift waarin een dergelijke separate dagvaardingsprocedure is aangekondigd.
Proceskosten
5.15.
De proceskosten komen voor rekening van Rush, omdat zij overwegend ongelijk krijgt. Daarbij wordt Rush ook veroordeeld tot betaling van nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [verzoeker] worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
verklaart voor recht dat de rechtsverhouding die partijen op 1 april 2022 met elkaar zijn aangegaan kwalificeert als een arbeidsovereenkomst;
6.2.
veroordeelt Rush tot betaling aan [verzoeker] van € 6.930,36 bruto aan gefixeerde schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2025 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.3.
veroordeelt Rush tot betaling aan [verzoeker] van € 4.754,62 bruto aan transitievergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2025 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.4.
verklaart voor recht dat [verzoeker] bij een dienstverband van 34,5 uur per week recht heeft op 138 vakantie-uren per volledig kalenderjaar;
6.5.
veroordeelt Rush tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verzoeker] tot en met vandaag vaststelt op € 90,00 aan griffierecht, € 814,00 aan salaris voor de gemachtigde van [verzoeker] en € 135,00 aan nakosten;
6.6.
wijst het verzoek voor het overige af;
6.7.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A. Charbon, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken door mr. R.I.V. Scherpenhuijsen Rom, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Art. 7:610 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
2.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 24 maart 2023, te vinden op www.rechtspraak.nl onder nummer ECLI:NL:HR:2023:443
3.Artikel 7:677 lid 1 BW.
4.Artikel 7:672 lid 11 BW.
5.Artikel 7:672 lid 11.
6.Artikel 7:673 lid 1 BW.
7.Artikel 7:634 lid 1 BW.
8.Artikel 6:136 BW.