ECLI:NL:RBNHO:2025:7867

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
11334710 e.v. WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Digitale handhaving van geslotenverklaringen en de rechtsgeldigheid daarvan

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan op een beroep tegen boetes die zijn opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de opgelegde administratieve sancties, die zijn opgelegd voor het negeren van een gesloten verklaring. De kantonrechter heeft de zaak behandeld op 20 juni 2025, waarbij zowel de gemachtigde van de betrokkene als de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig waren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boetes zijn opgelegd, in alle zaken het negeren van een gesloten verklaring betreft. De betrokkene heeft aangevoerd dat digitale handhaving van geslotenverklaringen niet langer houdbaar is en in strijd zou zijn met verschillende rechtsbeginselen, waaronder het recht op een eerlijk proces zoals gewaarborgd in artikel 6 van het EVRM. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de wet, de Wahv, geen belemmeringen oplegt aan digitale handhaving en dat het aan de wet- en regelgever is om hierover keuzes te maken. De kantonrechter heeft geen aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat digitale handhaving in strijd is met de rechtsbeginselen en heeft het beroep ongegrond verklaard. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de bebording met betrekking tot de geslotenverklaring duidelijk zichtbaar was en dat de betrokkene hiervan kennis had kunnen nemen. De kantonrechter heeft geen reden gezien om de opgelegde boetes te matigen en heeft het beroep in deze zaken ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummers :
11334710 \ WM VERZ 24-1649
11356692 \ WM VERZ 24-1737
11369408 \ WM VERZ 24-1747
11446912 \ WM VERZ 24-2088
11495321 \ WM VERZ 25-142
11495329 \ WM VERZ 25-143
11505563 \ WM VERZ 25-162
CJIB-nummers :
[nummer]
Uitspraakdatum : 11 juli 2025

Uitspraak op een beroep tegen boetes op grond van de Wet administratief-

rechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) en proces-verbaal van de zitting

in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : J. Houweling, Verkeersboete.nl.

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene zijn een administratieve sancties (hierna te noemen: boetes) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft deze beroepen ongegrond verklaard. Tegen die beslissingen is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 20 juni 2025. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren. De gemachtigde heeft namens betrokkene het beroep op de zitting toegelicht en gevraagd om het beroep gegrond te verklaren.
Overwegingen
De gedraging waarvoor de boetes zijn opgelegd, luidt in alle zaken – kort omschreven – als volgt: als bestuurder handelen in strijd met een gesloten verklaring in beide richtingen.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren. De gemachtigde heeft namens betrokkene het beroep op de zitting toegelicht en gevraagd om het beroep gegrond te verklaren.
Niet in discussie is dat (het voertuig van) betrokkene de geslotenverklaring heeft genegeerd. Uit de verklaring van de verbalisant in het dossier blijkt dat ook. De overtreding waarvoor de boete is opgelegd, is dus begaan. Dat betekent dat een boete mocht worden opgelegd.
Namens betrokkene is aangevoerd dat digitale handhaving van geslotenverklaringen niet langer houdbaar en verdedigbaar is en strijd oplevert met het zorgvuldigheids-, evenredigheids- en vertrouwensbeginsel en met het bepaalde in artikel 6 EVRM. De aantallen en locaties waar op een dergelijke wijze wordt gehandhaafd zijn enorm in omvang toegenomen en er bestaat grote maatschappelijke onvrede hierover. Het gaat veelal om onduidelijke situaties en borden die zonder (duidelijke) vooraankondiging door nietsvermoedende burgers worden gepasseerd. In gevallen waarbij het doorrijden enkel tijdens spitsuren beperkt wordt is juridisch gezien geen sprake meer van een verbod, maar van een uitzondering die wordt gepresenteerd als regel. De bebording wordt massaal gepasseerd tijdens spitstijden en de hoeveelheid overtredingen laat per definitie al twijfels rijzen bij de effectiviteit van de bebording. Volgens betrokkene vindt zowel de landelijke als de lokale politiek inmiddels dat er paal en perk moet worden gesteld aan deze vorm van handhaving en in het televisieprogramma “Kassa” is hieraan onlangs ook aandacht besteed. Betrokkene meent dat het aan de kantonrechter is om rechtsbescherming te bieden, ongeacht of er strikt genomen aan de wettelijke vereisten voor digitale handhaving wordt voldaan. Betrokkene zou graag zien dat de kantonrechter over deze problematiek een prejudiciële vraag stelt.
Deze beroepsgrond slaagt niet, om de volgende reden.
De wet, de Wahv, staat niet in de weg aan digitale handhaving van geslotenverklaringen (zie ook de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 1 september 2022, te vinden op www.recht-spraak.nl met nummer ECLI:NL:GHARL:2022:7566). Het is niet aan de kantonrechter om in zijn algemeenheid te oordelen dat digitale handhaving van geslotenverklaringen niet (meer) wenselijk of verdedigbaar is. Het is aan de wet- en regelgever om hierin keuzes te maken. De kantonrechter ziet evenmin ruimte om in zijn algemeenheid te oordelen dat digitale handhaving in strijd is met de namens betrokkene genoemde algemene rechtsbeginselen. Voor het stellen van een prejudiciële vraag is geen ruimte of aanleiding.
De kantonrechter ziet verder in wat namens betrokkene is aangevoerd geen aanknopingspunten voor het oordeel dat digitale handhaving in strijd is met het in artikel 6 van het EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces. Niet is gebleken dat daadwerkelijk sprake is van een zodanig verwarrende maatregel dat zelfs zorgvuldige burgers structureel de fout in gaan, zoals namens betrokkene is betoogd. Dat in geval van digitale handhaving van geslotenverklaringen (ten opzichte van andere overtredingen) sprake is van een disproportioneel grote hoeveelheid overtredingen is niet onderbouwd en media-aandacht is daarvoor niet genoeg. Zelfs als dat het geval zou zijn, ziet de kantonrechter zonder nadere toelichting niet in waarom dat strijd zou opleveren met de in artikel 6 van het EVRM neergelegde rechten.
De kantonrechter kan wel beoordelen of in een concreet geval wordt voldaan aan de voorwaarden van beleidsregels die het openbaar ministerie heeft opgesteld voor digitale handhaving. Dit betekent dat de kantonrechter onder meer toetst of de geslotenverklaring tijdig wordt aangekondigd door de plaatsing van vooraankondigingsborden en of de bebording ter plaatse van de geslotenverklaring aanwezig en duidelijk waarneembaar is. Alleen indien dat het geval is, mag een boete voor het negeren van een geslotenverklaring worden opgelegd. Daarbij geldt dat van iedere weggebruiker mag worden verwacht te allen tijde oplettend te zijn op de aanwezige bebording. Daarbij wordt ook verwacht dat de weggebruiker zo nodig het rijgedrag en de snelheid aanpast teneinde van de bebording kennis te kunnen nemen.
In dit geval blijkt uit de beschikbare schouwrapporten dat de bebording met betrekking tot de geslotenverklaring juist was opgesteld en dat de bebording duidelijk zichtbaar was. Betrokkene had daarvan dus kennis kunnen nemen. Dat betrokkene de bebording niet goed of over het hoofd heeft gezien, is dan ook een omstandigheid waarvoor de gevolgen voor rekening van betrokkene dienen te komen.
Namens betrokkene is verder aangevoerd dat in dit geval sprake is van meerdere boetes die zijn opgelegd voor dezelfde overtreding, binnen een kort tijdsbestek. Betrokkene stelt dat aan een weggebruiker het recht toekomt om zich te vergissen, dat er gelegenheid moet zijn om het gedrag aan te passen en dat het opleggen van meerdere boetes in zo’n geval strijd oplevert met het evenredigheidsbeginsel.
De kantonrechter gaat hier niet in mee. De kantonrechter oordeelt dat het huidige en geldende Beoordelingskader geen grondslag meer is om tweede en volgende boetes bij een overtreding van een geslotenverklaring te vernietigen of te matigen en verwijst naar een eerdere uitspraak daarover (Rb. Noord-Holland, 13 mei 2025, ECLI:NL:RBNHO:2025:5613). Het beroep op opeenstapeling of cumulatie slaagt dus niet. In dit geval zijn daarom terecht meerdere boetes opgelegd voor overtreding van de geslotenverklaring en is niet in strijd gehandeld met het Beoordelingskader. Daarbij neemt de kantonrechter ook in aanmerking dat het telkens gaat om afzonderlijke overtredingen, waarvoor ook een steeds afzonderlijk een boete kan worden opgelegd. Los van het voorgaande kan de kantonrechter in een individueel geval wel aanleiding zien om een boete te matigen. Daarvoor wordt verwezen naar eerdere uitspraken daarover (Rb. Noord-Holland, 25 januari 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:550 en Rb. Noord-Holland, 4 maart 2025, ECLI:NL: RBNHO:2025:2569). Matiging kan plaatsvinden vanwege de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden of vanwege de omstandigheden waarin betrokkene verkeert. Daarbij geldt dat betrokkene feiten en omstandigheden naar voren moet brengen en zo nodig aannemelijk moet maken die reden kunnen zijn om de boete te matigen, dan wel dat dergelijke omstandigheden voldoende zijn gebleken. De kantonrechter ziet in dit geval geen reden voor matiging. Betrokkene heeft geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die aanleiding kunnen zijn voor matiging en dergelijke feiten of omstandigheden zijn ook niet gebleken.
De kantonrechter ziet geen reden om de boetes te matigen.
Het beroep in onderhavige zaken wordt daarom ongegrond verklaard.
Er is geen aanleiding om proceskosten toe te kennen, omdat het beroep in onderhavige zaken ongegrond wordt verklaard.

De uitspraak

Inzake de dossiers met het kenmerk en cjibnummer:
11334710 \ WM VERZ 24-1649 [nummer]
11356692 \ WM VERZ 24-1737 [nummer]
11369408 \ WM VERZ 24-1747 [nummer]
11446912 \ WM VERZ 24-2088 [nummer]
11495321 \ WM VERZ 25-142 [nummer]
11495329 \ WM VERZ 25-143 [nummer]
11505563 \ WM VERZ 25-162 [nummer]
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoekt tot procesvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Slijkhuis, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: