ECLI:NL:RBNHO:2025:5613

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
11356560 \ WM VERZ 24-1708 en 11369657 \ WM VERZ 24-1781
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opeenstapeling van verkeersboetes bij overtreding van een geslotenverklaring

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan over een beroep tegen twee verkeersboetes die aan betrokkene zijn opgelegd voor overtredingen van een geslotenverklaring op de busbrug De Binding in Zaanstad. De overtredingen vonden plaats op 8 februari 2024, waarbij betrokkene twee keer een boete van € 119,00 ontving. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen deze boetes, waarbij de gemachtigde van betrokkene aanvoerde dat er sprake was van een opeenstapeling van boetes en verzocht om vernietiging van de tweede boete. De officier van justitie handhaafde echter het standpunt dat beide boetes terecht waren opgelegd, verwijzend naar nieuwe beleidsregels die per 18 april 2023 van kracht zijn gegaan. Deze nieuwe regels stellen dat er geen aanleiding meer is om een tweede of volgende boete te vernietigen of te matigen bij overtredingen van een geslotenverklaring.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de boetes terecht zijn opgelegd, omdat er voldoende bewijs was van de overtredingen en betrokkene geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die aanleiding geven tot twijfel. De rechter heeft ook de nieuwe beleidsregels in overweging genomen en geconcludeerd dat deze van toepassing zijn op de overtredingen die na de ingangsdatum hebben plaatsgevonden. Hierdoor was er geen grondslag meer om de tweede boete te vernietigen of te matigen, en zijn beide boetes terecht opgelegd. De kantonrechter heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 11356560 \ WM VERZ 24-1708 en 11369657 \ WM VERZ 24-1781
CJIB-nummer : [cjibnummers]
Uitspraakdatum : 13 mei 2025
Uitspraak op een beroep tegen een boete op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Appjection B.V.

De verkeersboetes en het beroep

Aan betrokkene zijn twee boetes opgelegd voor verkeersovertredingen.
Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de boetes. Het beroep is behandeld op de zitting van 29 april 2025. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. De gemachtigde van betrokkene is ook verschenen. Er is na de zitting uitspraak gedaan.
De gemachtigde van betrokkene heeft het beroep op de zitting toegelicht. De gemachtigde heeft erop gewezen dat er twee boetes zijn opgelegd voor overtredingen van dezelfde geslotenverklaring en dat dus sprake is van een opeenstapeling van boetes. Volgens de gemachtigde volgt uit beleidsregels van de officier van justitie en uit rechtspraak dat bij een dergelijke opeenstapeling van boetes de eerste boete in stand wordt gelaten, maar de tweede boete moet worden vernietigd. De gemachtigde verzoekt daarom het beroep tegen de tweede boete gegrond te verklaren.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissingen en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep tegen beide boetes ongegrond te verklaren. Daarbij heeft de officier van justitie gesteld dat er per 18 april 2023 nieuwe beleidsregels zijn die meebrengen dat er bij een opeenstapeling van boetes geen aanleiding meer is om een tweede of volgende boete te vernietigen of te matigen.

Overwegingen

De kantonrechter stelt vast dat aan betrokkene twee boetes zijn opgelegd voor een overtreding van een geslotenverklaring op busbrug De Binding in Zaanstad, op 8 februari 2024 om 08:51 uur en op 8 februari 2024 om 17:23 uur, telkens een boete van € 119,00.
Naar het oordeel van de kantonrechter zijn de boetes terecht opgelegd. In het dossier bevindt zich een verklaring van de verbalisant. Uit die verklaring blijkt voldoende dat de overtreding waarvoor de boetes zijn opgelegd, is begaan. Betrokkene heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven om daaraan te twijfelen.
De officier van justitie heeft voor de (digitale) handhaving van geslotenverklaringen als hier aan de orde beleidsregels opgesteld. Tot 18 april 2023 gold het Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen (hierna: Beleidskader). Per 18 april 2023 geldt het nieuwe Beoordelingskader parket CVOM voor digitale handhaving bij geslotenverklaringen en voetgangersgebieden (hierna: Beoordelingskader).
De gemachtigde stelt terecht dat volgens het oude Beleidskader uitgangspunt is dat de eerste boete aan betrokkene moet zijn verzonden voordat voor eenzelfde overtreding van de geslotenverklaring een volgende boete wordt opgelegd. In de praktijk leidt dit ertoe dat bij een opeenstapeling van boetes voor overtredingen van eenzelfde geslotenverklaring de tweede en volgende boetes worden vernietigd of gematigd wegens strijd met het Beleidskader. In rechtspraak is geoordeeld dat de officier van justitie aan het Beleidskader is gebonden (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24 februari 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:1663).
Echter, met ingang van 18 april 2023 geldt het nieuwe Beoordelingskader. Volgens dat Beoordelingskader geldt niet meer de regel dat de eerste boete aan betrokkene moet zijn verzonden voordat voor eenzelfde overtreding van de geslotenverklaring een volgende boete kan worden opgelegd. Er geldt dus sindsdien geen beleid meer dat bij een opeenstapeling van boetes de tweede en volgende boetes steeds worden vernietigd of gematigd.
De kantonrechter overweegt dat het nieuwe Beoordelingskader van toepassing is, omdat deze beleidsregel geldt vanaf 18 april 2023 en het hier gaat om overtredingen van na die datum.
De kantonrechter volgt het standpunt van de officier van justitie dat het huidige en geldende Beoordelingskader geen grondslag meer is om tweede en volgende boetes bij een overtreding van een geslotenverklaring te vernietigen of te matigen. Die grondslag was immers alleen gelegen in het oude Beleidskader en dat is vervallen per 18 april 2023. De officier van justitie handelt dus niet (meer) in strijd met het beleid, het huidige Beoordelingskader, door een tweede en volgende boete op te leggen bij overtreding van eenzelfde geslotenverklaring.
In dit geval zijn daarom terecht twee boetes opgelegd voor overtreding van de geslotenverklaring van De Binding in Zaanstad en is daarmee niet in strijd gehandeld met het Beoordelingskader. Daarbij neemt de kantonrechter ook in aanmerking dat het telkens gaat om afzonderlijke overtredingen, waarvoor ook een steeds afzonderlijk een boete kan worden opgelegd.
Los van het voorgaande kan de kantonrechter in een individueel geval wel aanleiding zien om een boete te matigen. Daarvoor wordt verwezen naar eerdere uitspraken daarover (Rechtbank Noord-Holland, 25 januari 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:550 en Rechtbank Noord-Holland, 4 maart 2025, ECLI:NL: RBNHO:2025:2569). Matiging kan plaatsvinden vanwege de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden of vanwege de omstandigheden waarin betrokkene verkeert. Daarbij geldt dat betrokkene feiten en omstandigheden naar voren moet brengen en zo nodig aannemelijk moet maken die reden kunnen zijn om de boete te matigen, dan wel dat dergelijke omstandigheden voldoende zijn gebleken.
De kantonrechter ziet in dit geval geen reden voor matiging. Betrokkene heeft geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die aanleiding kunnen zijn voor matiging en dergelijke feiten of omstandigheden zijn ook niet gebleken.
De enkele omstandigheid dat aan betrokkene twee boetes zijn opgelegd voor overtredingen van eenzelfde geslotenverklaring op eenzelfde dag, en de eerste boete nog niet is verzonden of door betrokkene is ontvangen, is op zichzelf onvoldoende grond voor matiging.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
Er is geen aanleiding om proceskosten toe te kennen, omdat het beroep ongegrond wordt verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 Wahv hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: