Uitspraak
1.[verweerder 1],
2.
[verweerder 2],
1.[belanghebbende 1],
2.
[belanghebbende 2],
hierna samen te noemen: [belanghebbenden].
1.De procedure
- de pleitaantekeningen die op de mondelinge behandeling van 8 mei 2025 door [belanghebbenden] zijn overgelegd.
2.De feiten
“
De garage mag door de huurder uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van de opslag van drooggoederen en niet voor het plaatsen van koelingen en/of vriezers.Indien verhuurder dit pand verkoopt, komt deze huurovereenkomst ten einde.(…)”
3.Het verzoek en het verweer
4.De beoordeling
garage door de huurder uitsluitend[mag]
worden gebruikt ten behoeve van de opslag van drooggoederen en niet voor het plaatsen van koelingen en/of vriezers”. Ter zitting heeft de heer [bedrijf 2] verklaard dat in de garage stellingen staan waar onder meer kratjes zijn opgeborgen. Verder staan er spullen opgeslagen die niet in het restaurant worden gebruikt, zoals borden, rietjes, etc. Dergelijke spullen zijn vanaf aanvang van de huurovereenkomst in de garage opgeslagen, aldus de heer [bedrijf 2]. Tegenover deze omstandigheden houdt het betoog van [verweerders] dat geen instemming is verleend om de garage samen met het door [verzoeker] geëxploiteerde restaurant te gebruiken, geen stand. Te minder omdat [verweerders] ter zitting heeft bevestigd dat hij en [verzoeker] zijn overeengekomen dat uitsluitend drooggoederen in de garage mochten worden opgeslagen, mede omdat het stroomnetwerk van de garage onderdeel uitmaakt van de woning en [verweerders] daar destijds voor betaalde. De aard van de verhuurde garage brengt in dit geval mee dat zij niet dan als onderdeel van het door [verzoeker] geëxploiteerde restaurant kan worden gezien. Daarmee is sprake van een onroerende aanhorigheid [6] . Dit heeft tot gevolg dat de garage moet worden aangemerkt als een bedrijfsruimte [7] . Dat [verweerders] zich bij het aangaan van de huurovereenkomst mogelijk niet heeft gerealiseerd dat door zijn instemming met de wijze van gebruik van de garage, [verzoeker] ook aanspraak zou kunnen maken op huurbescherming, maakt het voorgaande niet anders. Het gaat er om dat [verweerders] heeft ingestemd met een wijze van gebruik van de garage die uitsluitend aan het restaurant ten goede kwam.