ECLI:NL:HR:2012:BU5602
Hoge Raad
- Cassatie
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- C.A. Streefkerk
- W.D.H. Asser
- C.E. Drion
- Rechtspraak.nl
Huur en de toepassing van het huurrecht bedrijfsruimte in relatie tot onroerende aanhorigheden
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 februari 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de huur van een pand door [verzoekster] van de Gemeente Den Haag. De zaak betreft de vraag of het gehuurde pand kan worden aangemerkt als onroerende aanhorigheid in de zin van artikel 7:290 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek, en of de bepalingen van afdeling 7.4.6 van toepassing zijn. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 9 november 2010 en verwees de zaak naar het gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling.
De feiten van de zaak zijn als volgt: [verzoekster] exploiteert een bouwmarkt vanuit een eigen gebouw en heeft daarnaast een naastgelegen pand gehuurd. De huur was aangegaan voor een periode van drie jaar met de mogelijkheid van stilzwijgende verlenging. De Gemeente, die het pand op 14 augustus 2007 verwierf, heeft de huur opgezegd met een ontruimingstermijn van een jaar. [Verzoekster] heeft de kantonrechter verzocht om haar niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek tot verlenging van de ontruimingsbescherming, maar de kantonrechter verklaarde haar niet-ontvankelijk.
Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter vernietigd en de ontruimingstermijn verlengd. De Hoge Raad oordeelde dat het hof onjuist heeft geoordeeld over de kwalificatie van het gehuurde pand als bedrijfsruimte. De Hoge Raad benadrukte dat de bepalingen van afdeling 7.4.6 BW bescherming bieden aan huurders van bedrijfsruimte en dat het enkele feit dat [verzoekster] eigenaar is van het pand waarin de bouwmarkt wordt geëxploiteerd, niet in de weg staat aan een contractuele bestemming tot aanhorigheid. De Hoge Raad heeft de Gemeente veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.