In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 23 juli 2025 een verstekvonnis gewezen in een civiele procedure tussen ENGIE Nederland Retail B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van € 805,15 aan hoofdsom, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en proceskosten. De vordering was gebaseerd op een overeenkomst op afstand tussen een handelaar en een consument, waarbij de kantonrechter ambtshalve diende te toetsen of aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten was voldaan. De kantonrechter concludeerde dat de eisende partij niet voldoende had aangetoond dat zij aan de informatieplicht had voldaan, met name omdat het e-mailadres van de handelaar ontbrak. Dit leidde tot een gedeeltelijke vernietiging van de overeenkomst, waarbij 20% van de hoofdsom werd vernietigd. De kantonrechter heeft ook de algemene voorwaarden van ENGIE getoetst aan de hand van de richtlijnen voor oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. De prijswijzigingsbedingen werden als kernbedingen aangemerkt en niet oneerlijk bevonden, ondanks dat er enige intransparantie was. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde partij voldoende bescherming had tegen nadelige gevolgen van een eenzijdige tariefwijziging. Uiteindelijk werd de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van € 740,74, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.