ECLI:NL:RBNHO:2025:8865

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
1 augustus 2025
Zaaknummer
11493647 \ CV EXPL 25-307
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis inzake schadevergoeding en betaling factuur in verbouwingszaak

In deze zaak komt eiser, H.O.D.N. [bedrijf 1], M.H.O.D.N. [bedrijf 2], in verzet tegen een verstekvonnis van 6 november 2024, waarbij hij was veroordeeld tot schadevergoeding aan zijn opdrachtgevers voor een lekkage in de verbouwde aanbouw. Eiser verzoekt om de veroordeling ongedaan te maken en vordert betaling van zijn laatste factuur. De kantonrechter oordeelt dat eiser recht heeft op betaling van zijn laatste factuur, maar ook aansprakelijk is voor de lekkageschade, die hij moet vergoeden. De procedure omvat een aantal processtukken, waaronder de dagvaarding, het verstekvonnis, en de verzetdagvaarding. De feiten tonen aan dat eiser in december 2021 is begonnen met de verbouwing en dat er in april 2022 een eindfactuur is verzonden. Gedaagden hebben een bedrag van € 5.447,72 onbetaald gelaten, wat aanleiding gaf tot de vordering. De kantonrechter concludeert dat er een causaal verband is tussen de werkzaamheden van eiser en de lekkage, en dat eiser de schade moet vergoeden. De vordering van gedaagden tot schadevergoeding wordt toegewezen, evenals de kosten van de verstekprocedure. Eiser wordt veroordeeld tot betaling van € 12.552,93, terwijl gedaagden worden veroordeeld tot betaling van € 5.447,72 aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 11493647 \ CV EXPL 25-307
Vonnis van 9 juli 2025
in de zaak van
[eiser]H.O.D.N. [bedrijf 1], M.H.O.D.N. [bedrijf 2],
te [plaats 1],
gedaagde partij in de zaak van de oorspronkelijke vordering,
eisende partij in verzet en in de tegenvordering,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. D. Swildens en mr. S.A.F. Kerckhoffs
tegen

1.[gedaagde 1],2. [gedaagde 2],

beiden wonende te [plaats 2],
eisende partij in de zaak van de oorspronkelijke vordering,
gedaagde partij in verzet en in de zaak van de tegenvordering,
hierna samen te noemen: [gedaagden],
gemachtigde: mr. M.J. Jumelet-Sterrenburg
De zaak in het kort[eiser] is bij verstek veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan zijn opdrachtgevers voor een lekkage in de door hem verbouwde aanbouw. [eiser] komt van dat verstekvonnis in verzet. Hij wil dat die veroordeling tot schadevergoeding ongedaan wordt gemaakt en maakt aanspraak op betaling van zijn laatste factuur. De kantonrechter oordeelt dat [eiser] recht heeft op betaling van zijn laatste factuur, maar dat hij ook aansprakelijk is voor de lekkageschade.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 23 augustus 2024
- het verstekvonnis van 6 november 2024
- de verzetdagvaarding van 8 januari 2025
- het tussenvonnis van 29 januari 2025
- de aanvullende producties die namens [gedaagden] zijn overgelegd
- de mondelinge behandeling van 17 juni 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de spreekaantekeningen die [gedaagden] hebben overgelegd en voorgedragen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagden] hebben [eiser] benaderd voor een verbouwing van de uitbouw van hun woning met aanleg van een dakterras.
2.2.
In de e-mail van 22 juli 2021 van [gedaagden] aan [eiser] staat:

We hebben elkaar zojuist gesproken en het volgende afgesproken:(…)
- we hebben het even gehad over het materiaal van de dakopbouw dit wordt uitgevoerd in vlak plaatmateriaal trespa, verlijmd met hier en daar een schroef (blind).
2.3.
[eiser] heeft een calculatie gemaakt van de uit te voeren werkzaamheden. In de calculatie van 6 september 2021 staat, voor zover van belang:

Uitbreiding met dakterras en daktoegangProjectnummer: 2021-06-149(…)
05 BOUWPLAATSVOORZIENINGEN 05.32.30 BOUWAFVAL KOSTEN (EXCL.SLOOPAFVAL)(…)
Meer containers en/of vuilnisafvoer is verrekenbaar(…)
24 HOUT CONSTRUCTIES 24.52.50 HOUTEN BUITENWANDEN(…)
BUITENBEKLEDING: Rockpanel 6mm zuiver wit 3050x1200mm(…)
omschrijving(…)
totaalUitbreiding met dakterras en daktoegang Kopie(…)
€ 54.945,57(…)
Totaal inclusief btw € 66.313,53(…)
Opgenomen stelposten(…)
22 METSELWERKEN 22.31.00 BUITENGEVELMETSELWERK(…)
SCHOONWERK: Gevelsteen WF STELPOST(…)
90 TECHNISCHE INSTALLATIES 90.00.00 TECHNISCHE INSTALLATIES(…)
Stelpost elektra(…)
Stelpost verwarming K&W(…)
Stelpost buitenkraan(…)
STELPOSTENTOTAAL(…)
€ 3.218,60
2.4.
In de e-mail van 14 september 2021 van [gedaagden] aan [eiser], staat:

Wij gaan akkoord met jouw offerte 2021-06-149 mits de prijs niet opnieuw stijgt.
2.5.
Op 14 december 2021 is [eiser] met het werk begonnen.
2.6.
Op 11 april 2022 stuurde [eiser] de eindfactuur van € 6.631,37 aan [gedaagden] Op diezelfde dag heeft [eiser] [gedaagden] eveneens een creditfactuur van
€ 183,65 gestuurd ter zake van meer- en minderwerk, zodat hij op dat moment aanspraak maakte op betaling van € 6.447,72.
2.7.
Na voldoening van een bedrag van € 1.000,00, hebben [gedaagden] op de facturen van [eiser] van 11 april 2022 een bedrag van € 5.447,72 onbetaald gelaten. Op 3 oktober 2022 heeft [eiser] [gedaagden] gesommeerd tot betaling over te gaan. [gedaagden] hebben niet betaald.
2.8.
Op 16 december 2022 hebben [gedaagden] [eiser] in gebreke gesteld. [eiser] is in die brief een termijn geboden van vier weken om de overeenkomst correct na te komen door het verlijmen van Trespa-beplating in plaats van Rockpanel-beplating. Verder staat in die brief dat [gedaagden] zich ten aanzien van het openstaande bedrag van € 5.447,72 beroepen op hun opschortingsrecht.
2.9.
Medio december 2022 hebben [gedaagden] geconstateerd dat sprake was van een lekkage in de aanbouw. Deze lekkage is door [gedaagden] gemeld bij hun opstalverzekeraar. De opstalverzekeraar heeft de oorzaak van de schade laten onderzoeken. In dat rapport, opgemaakt door Keuringsdienst voor Wonen, van 11 januari 2023 staat:

Voor de genoemde herstelactiviteiten ramen wij de volgende herstelkosten.Omschrijving werkzaamheden – Pro Memorie -Hydrofoberen gevels: € 1700,-Herstel voegwerk raamdorpel: € 99,-Plaatsen ventilatieroosters: € 300,-Dakbedekking herstellen + zink, erkende dakdekker: € 2400,-Plaatsen stelpoten vlonders: € 400,-Schilderwerkzaamheden (hele) plafond: € 750,-Hemelwaterafvoer herstellen: € 75,-Erkende electricien, verlichting uitbouw nazien: € 250,-
Totaal herstelkosten: € 5.974,-Pro Memorie
2.10.
De opstalverzekeraar heeft per e-mail van 27 december 2022 aan [gedaagden] bericht dat de schade niet zou worden vergoed, omdat deze is ontstaan door een constructiefout.
2.11.
Op 17 januari 2023 hebben [gedaagden] [eiser] in gebreke gesteld voor de schade die is ontstaan door de lekkage. [gedaagden] hebben [eiser] daarbij gesommeerd om uiterlijk 1 februari 2023 over te gaan tot kosteloos herstel van het gebrek, “
zodat het dak van de aanbouw van cliënten waterdicht is”. In deze brief is ook een omzettingsverklaring ten aanzien van de tekortkoming die ziet op het gebruik van verkeerd plaatmateriaal bij de dakopbouw opgenomen.
2.12.
In opdracht van [gedaagden] heeft Top Expertise B.V. (hierna: Top Expertise) de verbouwingswerkzaamheden onderzocht. In het ‘Rapport van expertise’ van 12 juni 2023 staat het volgende:

De hoofdoorzaak van de lekkage moet gezocht worden in de niet waterdichte aansluitingen tussen het hardhouten kozijn, op de verdieping, met de omliggende constructie van de zijwanden en de aansluitingen van de Rockpanelbeplating tegen de wanden, het buitenwandje en de aansluiting met de stijl van het kozijn.(…)
4. Kunnen de lekkage en vochtige muren worden hersteld?(…)
Herstel is mogelijk.(…)
Hetgeen overeenkomt met € 8.109,-- inclusief 9/12% btw.(…)
Camera-inspectieIn navolging van bovenstaande alinea heeft TOP Expertise BV aanvullend opdracht ontvangen voor het uitvoeren van een camera-inspectie welke op 9 juni 2023 heeft plaatsgevonden.De resultaten van de camera-inspectie zijn, in het kort, als volgt:- Het dakbeschot is niet zodanig, door vocht, aangetast dat deze vervangen moet worden.- De stalen ligger (hoofddraagconstructie) is niet 60 minuten brandwerend bekleed, hetgeen volgens de regelgeving en het Bouwbesluit vereist is. Daarenboven wordt daar op blad 5, van de constructieberekeningen, expliciet melding van gemaakt.Dit dient alsnog uitgevoerd te worden(…)
De aanvullende herstelkosten hebben wij geraamd op een totaalbedrag van € 1.980,-- exclusief btw.Hetgeen overeenkomst met € 2.336,40 inclusief 9/21% btw.
(…)
5. Constateert u naast eerdergenoemde gebreken ook gebreken in het door [bedrijf 2] uitgevoerde werk?(…)
Onder verwijzing naar het onder bevindingen genoemde zijn dit:- Beschadigde bovendorpel van het zijgevelkozijn.- Waterkering en voegwerk van waterslag.(…)
Hersteladvies voor de bovendorpel luidt als volgt:(…)
De geraamde herstelkosten bedragen € 290,-- exclusief 9% btw.
(…)
Hersteladvies voor de kunststeen waterslag:(…)
De geraamde herstelkosten bedragen € 360,-- exclusief 21% btw.(…)
Wij ramen de kosten voor herstel als volgt:a. Herstel lekkage € 6.900,--b. Brandwerend bekleden ligger - 1.980,--c. Herstel kozijn zijgevel - 290,--d. Herstel waterslag- 360,--Totaal exclusief btw€ 9.530,--Hetgeen overeenkomt met € 11.231,90 inclusief 9/21% btw.

3.Het geschil

3.1.
Bij inleidende dagvaarding vorderen [gedaagden] € 9.790,73 aan schadevergoeding en onderzoekskosten, vermeerderd met rente en kosten. Deze vordering is bij verstek toegewezen.
3.2.
[eiser] is tegen dit verstekvonnis in verzet gekomen en vraagt om de vordering van [gedaagden] tot vergoeding van de lekkageschade alsnog af te wijzen.
Daarnaast vordert [eiser] veroordeling van [gedaagden] tot betaling van de laatste factuurtermijn, onder aftrek van de creditnota voor meer- en minderwerk, vermeerderd met de rente en kosten.
3.3.
Ten aanzien van de vordering tot schadevergoeding voert [eiser] aan dat hij weet van de lekkage, maar dat deze zich heeft voorgedaan in januari 2023, terwijl de werkzaamheden van de dakopbouw en uitbouw al gereed waren in april 2022. Het causaal verband tussen een eventueel gebrek in de constructie en de lekkage ligt daarom niet voor de hand.
[eiser] voert verder aan dat partijen hebben afgesproken dat Rockpanel-beplating zou worden gebruikt bij de verbouwing. Dat is ook vastgelegd in de door [gedaagden] geaccepteerde calculatie van 6 september 2021. Van een toerekenbare tekortkoming aan zijn zijde is geen sprake. Verder zijn de werkzaamheden op de gebruikelijke manier en correct uitgevoerd. Er kleven meerdere onjuistheden aan het rapport van TOP Expertise. De aanbevelingen zien voornamelijk op esthetische zaken of betreffen suggesties voor optimalisatie.
[eiser] stelt zich ten aanzien van zijn tegenvordering op het standpunt dat het werk in april 2022 is opgeleverd, waarna de eindfactuur op 11 april 2022 is verzonden. De in de creditnota van die datum opgenomen meerwerkposten zijn besproken en in overleg met [gedaagden], uitgevoerd, zodat zij de deze kosten moeten voldoen.
3.4.
[gedaagden] betwisten de verschuldigdheid van de beide facturen van 11 april 2022. [gedaagden] doen ten aanzien van de factuur voor de laatste termijn een beroep op opschorting. [eiser] is toerekenbaar tekort geschoten door geen Trespa-beplating te gebruiken, zodat zij hun betalingsverplichting hebben opgeschort totdat [eiser] de beplating heeft hersteld. Verder staan in de factuur voor meerwerkwerkzaamheden werkzaamheden vermeld waarvoor [gedaagden] geen akkoord hebben gegeven. [gedaagden] concluderen tot afwijzing van de vorderingen van [eiser], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Uit de overgelegde processtukken blijkt dat het verzet tijdig is ingesteld, zodat
[eiser] in zijn verzet kan worden ontvangen.
4.2.
De kantonrechter stelt vast dat [eiser] de overeenkomst met [gedaagden] heeft gesloten in het kader van zijn bedrijfsactiviteiten en dat [gedaagden] als consumenten optraden. Dat betekent dat het consumentenrecht van afdeling 2b van titel 5 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek ( BW) van toepassing is. In deze zaak betekent dit concreet dat moet worden getoetst aan artikel 6:230l BW. Van schending van de in dat artikel vastgelegde informatieplichten is niet gebleken.
4.3
Uit hetgeen hierna onder 4.13. wordt overwogen volgt dat in deze zaak geen ambtshave toetsing van de algemene voorwaarden van [eiser] heeft plaatsgevonden.
de vorderingen over en weer
4.4.
Gelet op de onderlinge samenhang van de vorderingen van partijen over en weer zullen deze hierna gezamenlijk worden behandeld.
Het gebruik van Rockpanel-beplating is geen tekortkoming
4.5.
[gedaagden] stellen dat partijen zijn overeengekomen dat [eiser] bij de dakopbouw Trespa-beplating zou aanbrengen. Dit volgt volgens hen uit het e-mailbericht van 22 juli 2021 [1] . Bij de acceptatie van de calculatie van 6 september 2021 hebben zij daarom niet opgelet op het type beplating dat daarin staat vermeld.
[eiser] betwist het voorgaande; volgens hem zijn partijen overeengekomen dat Rockpanel-beplating zou worden gebruikt bij de dakopbouw.
4.6.
Voor de beantwoording van de vraag of partijen Trespa-beplating zijn overeengekomen komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij zijn de omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen, van beslissende betekenis. [2]
4.7.
De kantonrechter overweegt als volgt. In de calculatie van 6 september 2021 is opgenomen dat bij de uitbouw gebruik zou worden gemaakt van Rockpanel-beplating. Deze calculatie is op 14 september 2021 door [gedaagden] geaccepteerd.
Dat uit de e-mail van 22 juli 2021 blijkt dat is gesproken over de mogelijkheid om Trespa-beplating te gebruiken, maakt niet dat [eiser] daaruit of uit de gesprekken moest opmaken dat van hem verwacht werd dat hij Trespa-beplating moest gebruiken bij de dakopbouw. Dat daarover is gesproken betekent immers niet dat daarover ook een afspraak is gemaakt.
[eiser] heeft toegelicht dat tussen hem en [gedaagden] meerdere malen is gesproken over de beplating. [eiser] heeft op de zitting verklaard dat zij bij aanvang van het contact tussen partijen buiten hebben staan praten over Rockpanel-beplating. In de wijk van [gedaagden] staan meerdere gebouwen waarbij Rockpanel-beplating is gebruikt en daar is [eiser] met [gedaagden] nog naartoe gelopen om het te laten zien. Deze gang van zaken is door [gedaagden] niet weersproken. In latere gesprekken met [gedaagden] heeft [eiser] zich steeds op het standpunt gesteld dat Trespa-beplating ook prima is, maar dat hij de ervaring heeft dat het niet goed is deze te verlijmen, omdat de beplating dan loslaat. Tussen partijen is ook aan de orde geweest dat deze problemen misschien zouden kunnen worden ondervangen door op een enkele plaats schroeven aan te brengen. Daarover is echter geen afspraak gemaakt. [gedaagden] vonden het namelijk ook erg belangrijk dat geen schroefgaten zichtbaar zouden zijn. Deze verklaring van [eiser] wordt bevestigd door de Whatsapp-berichten, die in de procedure zijn ingebracht. Uiteindelijk is gekozen voor Rockpanel-beplating, zoals ook in de calculatie is opgenomen. Gelet op deze gemotiveerde betwisting van [eiser] hebben [gedaagden] onvoldoende concreet gesteld en onderbouwd dat partijen Trespa-beplating zijn overeengekomen in afwijking van de ondertekende overeenkomst. Van hun zijde zijn, anders dan de verwijzing naar de e-mail van 22 juli 2021 geen feiten en omstandigheden aangevoerd die er toe zouden moeten leiden dat het [eiser] duidelijk moet zijn geweest dat zij in afwijking van de calculatie Trespa-beplating wensten. De kantonrechter concludeert daarom dat partijen zijn overeengekomen dat Rockpanel-beplating zou worden gebruikt en dat daarom geen sprake is van een tekortkoming aan de zijde van [eiser]. In zoverre treft de ingebrekestelling van 16 december 2022 reeds geen doel en konden [gedaagden] op grond daarvan hun betalingsverplichtingen niet opschorten.
[gedaagden] moeten € 5.447,72 aan [eiser] betalen
4.8.
Op 11 april 2022 heeft [eiser] [gedaagden] twee facturen gestuurd, met het verzoek het factuurbedrag binnen 8 dagen aan [eiser] te voldoen. Deze facturen zien op betaling van de laatste termijn van het offertebedrag [3] en betaling van het door [eiser] uitgevoerde meer- minderwerk.
[gedaagden] betwisten de verschuldigdheid van het meerwerk, omdat zij daar geen akkoord op hebben gegeven. Het meerwerk bestaat volgens [gedaagden] uit (1) het verwijderen van een stenen schutting, (2) het plaatsen van een extra vuilcontainer, (3) het plaatsen van zijwanden, (4) het bekleden van de zijwanden en (5) het extra plaatmateriaal ten behoeve van de zijwanden.
4.9.
De kantonrechter stelt in dit verband allereerst vast dat in de door [gedaagden] geaccepteerde calculatie van [eiser], onder het kopje ’05 Bouwplaatsvoorzieningen’ [4] , is opgenomen dat meer containers en/of vuilafvoer verrekenbaar zijn. Verder is het de verantwoordelijkheid van [eiser] als aannemer om ervoor te zorgen dat het vuil correct wordt afgevoerd. De enkele stelling van [gedaagden] dat zij geen (2) extra vuilcontainer hebben gezien is gelet hierop niet voldoende om de verschuldigdheid van deze kosten aan te tasten.
4.10.
Op de zitting bevestigden [gedaagden] verder dat [eiser] hen gedurende het werk steeds heeft geïnformeerd over eventuele aanpassingen en meer- en minderwerk. [eiser] stelt dat hij op basis daarvan het op die werkzaamheden betrekking hebbende meer- en minderwerk, waaronder het (3) plaatsen, (4) bekleden en (5) het gebruik van extra plaatmateriaal ten behoeve van de zijwanden in rekening heeft gebracht. Tussen partijen staat als onbetwist vast dat daarbij niet is gesproken over bedragen. Omdat het meer- en minderwerk heeft geleid tot een creditfactuur en dus sprake is van minder kosten dan uit de geaccepteerde calculatie blijkt, volgt de kantonrechter [gedaagden] niet in de stelling dat [eiser] in deze procedure moet bewijzen dat dit meerwerk in rekening kan worden gebracht. Op basis van de geaccepteerde calculatie was [gedaagden] immers bekend met de omvang van de stelposten voor dit werk. Ook heeft [eiser] ter zake van dit werk onbetwist in overleg gehandeld en is hij binnen de grenzen van zijn calculatie gebleven.
4.11.
Voor zover [gedaagden] stellen dat de werkzaamheden aan (1) de stenen schutting eveneens als meerwerk moeten worden aangemerkt, geldt het volgende. [eiser] voert aan en heeft toegelicht dat er fouten in de hem ter beschikking gestelde tekeningen van de architect zaten, welke fouten hij met [gedaagden] heeft besproken. Tijdens die gesprekken heeft [eiser] aangegeven dat door bepaalde wijzigingen in het ontwerp van de uitbouw de stenen schutting niet langer kon blijven staan. [gedaagden], in persoon van de heer Yanez, hebben ter zitting in zijn algemeenheid erkend dat overleg is geweest over de stenen schutting, waarna [eiser] met zijn werkzaamheden is begonnen. Gelet hierop is de kantonrechter van oordeel dat ook deze meerwerkwerkzaamheden door [gedaagden] zijn geaccepteerd. Ook ten aanzien van deze post geldt dat geen overschrijding van de overeengekomen aanneemsom heeft plaatsgevonden en dat vaststaat dat in overleg met [gedaagden] is gehandeld. De kantonrechter volgt [gedaagden] dan ook niet in hun standpunt dat geen sprake is van meerwerk en dat de factuur ter zake niet betaald hoeft te worden. De door [eiser] in gevorderde betaling van € 5.447,72 is toewijsbaar.
4.12.
[gedaagden] voeren aan dat zij vooralsnog geen betalingsverplichting hebben, omdat het werk tot op heden niet is opgeleverd. Dit verweer houdt geen stand. Hoewel niet vast is komen te staan dat het werk begin april 2022 door [eiser] formeel is opgeleverd, door een gezamenlijke opname van de verbouwing heeft [eiser] met de verzending van de facturen van 11 april 2022 in ieder geval duidelijk gemaakt dat zijn werk naar zijn inzicht was afgerond. Omdat vaststaat dat [gedaagden] het werk ook volledig in gebruik hebben genomen volgt dat [gedaagden] het werk hebben aanvaard en dat het werk opgeleverd is. [5]
4.13.
Ten aanzien van de gevorderde rente overweegt de kantonrechter als volgt. Hoewel [eiser] een beroep doet op de algemene voorwaarden die met de calculatie aan [gedaagden] zouden zijn overgelegd en geaccepteerd, blijkt dat niet uit de overgelegde stukken. [gedaagden] hebben betwist dat deze algemene voorwaarden aan hen ter hand zijn gesteld en van toepassing zouden zijn. De kantonrechter neemt daarom niet aan dat de algemene voorwaarden van [eiser] van toepassing zijn op deze overeenkomst, zodat daaruit geen betalingstermijn van 8 dagen voortvloeit. Evenmin kan op grond van hetgeen partijen naar voren hebben gebracht worden aangenomen dat een betalingstermijn van 8 dagen op enigerlei andere wijze onderdeel is gaan uitmaken van de overeenkomst. Echter, als onbetwist staat vast dat [eiser] op 3 oktober 2022 een incassobrief aan [gedaagden] heeft verstuurd, waarbij is verzocht om betaling binnen 3 dagen. De wettelijke rente is daarom in ieder geval vanaf 7 oktober 2022 verschuldigd.
Het beroep van [eiser] op schuldeisersverzuim slaagt niet
4.14.
[eiser] voert aan dat sprake is van schuldeisersverzuim. Omdat [gedaagden] hun betalingsverplichting uit de overeenkomst niet zijn nagekomen is sprake van schuldeisersverzuim en heeft [eiser] zijn verplichtingen ten aanzien van onder meer het herstel van de schade als gevolg van de lekkage opgeschort [6] . Dit beroep op opschorting van [eiser] slaagt reeds niet omdat niet is gebleken dat [eiser] op enig moment zijn eventuele verplichtingen uit de aannemingsovereenkomst heeft opgeschort. [eiser] heeft in dit verband verwezen naar zijn Whatsapp-bericht van 29 juli 2022. Uit de berichten rondom die datum blijkt echter dat partijen op dat moment in onderhandeling waren over herstel van enige beschadigingen aan de Rockpanel-beplating. De door [eiser] aangeboden oplossing voor het herstel daarvan heeft hij op 29 juli 2022 afhankelijk gesteld van de betaling van zijn factuur. Dit betreft dus een specifieke opschorting. Uit het vervolg van de discussie tussen partijen per Whatsapp blijkt vervolgens dat de door [eiser] aangeboden oplossing niet is geaccepteerd. Ter zitting hebben partijen desgevraagd bevestigd dat de discussie vervolgens is verzand. Van een duidelijke mededeling van [eiser] dat hij al zijn verplichtingen uit de aannemingsovereenkomst opschort omdat betaling is uitgebleven is daarom niet gebleken.
[eiser] moet de schade veroorzaakt door de lekkage vergoeden
4.15.
Als onbetwist staat vast dat sprake is van lekkage in de woning van [gedaagden] en dat door deze lekkage schade is ontstaan. Wél betwist [eiser] dat er een causaal verband bestaat tussen de door hem uitgevoerde werkzaamheden en de schade die is ontstaan door de lekkage.
4.16.
[gedaagden] hebben een rapport van TOP Expertise overgelegd, waarin is opgenomen: “
De hoofdoorzaak van de lekkage moet gezocht worden in de niet waterdichte aansluitingen tussen het hardhouten kozijn, op de verdieping, met de omliggende constructie van de zijwanden en de aansluitingen van de Rockpanelbeplating tegen de wanden, het buitenwandje en de aansluiting met de stijl van het kozijn [7] . Naar het oordeel van de kantonrechter is het causaal verband tussen de werkzaamheden van [eiser] en de opgetreden lekkage daarmee vastgesteld. [eiser] heeft de juistheid van de bevindingen in het rapport en de daaraan verbonden conclusie weersproken, maar is daarbij niet specifiek geweest en hij heeft zijn stellingen niet onderbouwd. [eiser] heeft ook geen contra-expertise laten verrichten. Zonder nadere onderbouwing van [eiser] – die is uitgebleven – volgt de kantonrechter de deskundige in zijn oordeel dat sprake is van een causaal verband tussen de door [eiser] uitgevoerde werkzaamheden en de schade die is ontstaan door de lekkage.
4.17.
[gedaagden] hebben twee rapporten overgelegd; een rapport van TOP Expertise waaruit volgt dat de schade die is ontstaan door de lekkage kan worden hersteld voor € 8.109,00 én een rapport van Keuringsdienst voor Wonen waaruit volgt dat de schade kan worden hersteld voor € 5.974,00. De kantonrechter gaat voorbij aan het betoog van [eiser] dat de rapporten onjuistheden bevatten en dat niet alle aanbevelingen noodzakelijk zijn om de gebreken te verhelpen, omdat [eiser] dit betoog niet heeft onderbouwd. [eiser] heeft de deskundigheid van Top Expertise en Keuringsdienst voor Wonen verder niet betwist. De kantonrechter gaat bij de toewijzing van de vordering tot schadevergoeding uit van het gemiddelde van de bedragen genoemd in de twee rapporten. Daarom zal een bedrag van € 7.041,50 worden toegewezen. De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van algehele betaling.
4.18.
[eiser] voert ten aanzien van de gevorderde onderzoekskosten van € 2.432,10 aan dat het onderzoek in strijd met de schadebeperkingsplicht is ingesteld, omdat [eiser] al was begonnen aan een dergelijk onderzoek om de oorzaak van de lekkage vast te stellen. Dit verweer wordt niet gevolg. Vast staat dat [gedaagden] [eiser] in januari 2023 hebben ingelicht over de lekkage, waarna [gedaagden] op 10 maart 2023 TOP Expertise hebben ingeschakeld. Tussen januari en maart 2023 heeft [eiser] de mogelijkheid gehad de lekkage zelfstandig te onderzoeken en te herstellen, wat hij heeft nagelaten. [eiser] heeft verder geen verweer gevoerd, zodat deze zullen worden toegewezen.
[eiser] moet ook de aanvullende herstelkosten van de brandwerende bekleding aan [gedaagden] betalen
4.19.
Uit het rapport van TOP Expertise volgt dat “
de stalen ligger (hoofddraagconstructie) niet 60 minuten brandwerend[is]
bekleed, hetgeen volgens de regelgeving en het Bouwbesluit vereist is.” TOP Expertise berekent hiervoor € 2.336,40 aan herstelkosten. [eiser] heeft betwist dat een dergelijke verplichting uit het Bouwbesluit volgt, maar heeft zijn standpunt niet onderbouwd, zodat de kantonrechter hieraan voorbij gaat. Omdat verder geen inhoudelijk verweer is gevoerd, zal de kantonrechter de door [gedaagden] gevorderde € 2.336,40 toewijzen.
De vergoeding voor herstel van de bovendorpel en de waterslag wordt afgewezen
4.20.
[gedaagden] hebben verder gesteld dat sprake is van een beschadigde bovendorpel van het zijgevelkozijn en fouten in de waterkering en het voegwerk van de waterslag. Volgens [gedaagden] zijn dit fouten die tijdens of bij de uitvoering van de overeenkomst door [eiser] zijn gemaakt, zodat [eiser] de daaruit voortgekomen schade moet vergoeden. [eiser] betwist het voorgaande. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagden] onvoldoende concreet hebben gesteld en onderbouwd dat sprake is van een tekortkoming aan de zijde van [eiser]. [gedaagden] hebben deze schadeposten als zodanig niet eerder naar voren gebracht, althans hebben niet gewezen op deze schadeposten genoemd in het rapport van TOP Expertise. Uit het rapport Van Top Expertise blijkt ook niet wanneer de beschadiging van de bovendorpel heeft plaatsgevonden en wat het probleem is met de kunststeen waterslag. Van enig verband met het werk van [eiser] is niet gebleken. Dit deel van de vordering van [gedaagden] is daarom niet toewijsbaar.
Buitengerechtelijke kosten
4.21.
[gedaagden] vorderen vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). [gedaagden] hebben voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Zij hebben daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. Daarom zal een bedrag van € 742,93 worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke incassokosten zal eveneens worden toegewezen. Omdat [gedaagden] niet hebben gesteld dat de schade (de buitengerechtelijke incassokosten) al eerder dan op de datum van de dagvaarding is geleden, zal de gevorderde rente worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding.
De (kosten)veroordeling
4.22.
In de zaak van de oorspronkelijke vordering van [gedaagden] concludeert de kantonrechter als volgt. Het verstekvonnis zal worden vernietigd, maar [eiser] zal desondanks worden veroordeeld tot betaling van € 12.552,93 [8] , vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 augustus 2024 tot de dag van betaling. De kosten van de verstekprocedure, die aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op € 929,83, te weten € 140,83 aan dagvaardingskosten, € 248,00 aan griffierecht, € 406,00 (1 punt x € 406,00) aan salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten, komen eveneens voor rekening van [eiser], omdat hij ook na verzet grotendeels in het ongelijk is gesteld.
4.23.
In de zaak van de tegenvordering van [eiser] concludeert de kantonrechter dat [gedaagden] zullen worden veroordeelt tot betaling van € 5.447,72 aan [eiser], vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 oktober 2022.
[gedaagden] zullen als de in het ongelijk gestelde partij daarnaast worden veroordeeld in de kosten van deze verzetprocedure, die aan de zijde van [eiser] worden begroot op € 813,00, te weten € 678,00 (2 x € 339,00) aan salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten. De kosten voor het uitbrengen van de verzetdagvaarding blijven voor rekening van [eiser] [9] , omdat deze kosten het gevolg zijn van het feit dat [eiser] in eerste instantie niet is verschenen.

5.De beslissing

De kantonrechter
in de oorspronkelijke vordering van [gedaagden]
5.1.
vernietigt het door deze rechtbank gewezen verstekvonnis van 6 november 2024 in de zaak 11291194 \ CV EXPL 24-6056,
en opnieuw rechtdoende:
5.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van € 12.552,93, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 23 augustus 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eiser] in de kosten van de verstekprocedure, die tot vandaag aan de zijde van [gedaagden] wordt begroot op € 929,83,
in de tegenvordering van [eiser]
5.4.
veroordeelt [gedaagden] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 5.447,72, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 7 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling,
5.5.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten van € 813,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
in de oorspronkelijke vordering én de tegenvordering
5.6.
verklaart dit vonnis in de zaak van de oorspronkelijke vordering en in de zaak van de tegenvordering uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het over en weer meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Kleij en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2025.

Voetnoten

1.Vermeld in overweging 2.2.
2.De zogenoemde Haviltex norm, zie ECLI:NL:HR:1981:AG4158 en de uitwerking in de jurisprudentie nadien, ECLI:NL:PHR:2021:680 en ECLI:NL:PHR:2021:1256).
3.Hiervoor in overweging 4.7. besproken.
4.Zoals hiervoor in overweging 2.3. geciteerd.
5.Artikel 7:758 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
6.Op grond van artikel 6:59 BW.
7.Pagina 9 van het rapport van TOP Expertise van 12 juni 2023, zie ook overweging 2.12.
8.€ 7.041,50 (overweging 4.17.) + € 2.432,10 (overweging 4.18.) + € 2.336,40 (overweging 4.19.) + € 742,93 (overweging 4.21) = € 12.552,93.
9.Op grond van het bepaalde in artikel 141 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.