Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
DKM holding B.V.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak vordert een langdurig arbeidsongeschikte werknemer, hierna aangeduid als verzoeker, veroordeling van haar werkgever, DKM holding B.V., tot betaling van een schadevergoeding ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding. De kantonrechter past de spoorwissel van artikel 69 Rv toe en doet bij beschikking uitspraak. De kantonrechter oordeelt dat er sprake is van opvolgend werkgeverschap, omdat voldaan is aan het ‘zodanige banden criterium’. Tijdens de zitting zijn partijen overeengekomen dat zij een vaststellingsovereenkomst ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst zullen sluiten, conform de uitspraak van de kantonrechter.
Het procesverloop begint met de vordering van verzoeker om DKM te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding, waarbij verzoeker stelt dat de periode van haar dienstverband bij eerdere werkgevers, Dekamarkt en DRS, moet worden meegeteld. De kantonrechter stelt vast dat de procedure ten onrechte is ingeleid met een dagvaarding, aangezien de vordering ook een verzoek tot toekenning van een ‘Xella’-vergoeding omvatte, dat bij verzoekschrift ingediend had moeten worden. Desondanks heeft deze procedurele kwestie geen gevolgen voor de inhoudelijke behandeling van de zaak.
De kantonrechter concludeert dat DKM als opvolgend werkgever van verzoeker moet worden aangemerkt, omdat de werkzaamheden bij DKM wezenlijk dezelfde vaardigheden en verantwoordelijkheden vereisen als die bij DRS. De kantonrechter oordeelt dat de transitievergoeding moet worden berekend over de periode van 1 januari 2003 tot en met 12 mei 2022, wat resulteert in een schadevergoeding van € 32.397,41 bruto. Daarnaast wordt DKM veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten, omdat DKM overwegend ongelijk krijgt. Het vonnis is uitgesproken door mr. E. Jochem, kantonrechter, op 3 september 2025.