In deze zaak vordert de moeder van een meerderjarige curandus, die onder curatele is gesteld, dat de curatoren (de vader en de partner) haar het recht op omgang met haar zoon ontzeggen. De moeder stelt dat dit in strijd is met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), dat het recht op respect voor privé- en familieleven waarborgt. De rechtbank stelt vast dat de moeder sinds 2013 geen contact meer heeft gehad met haar zoon, die lijdt aan een ernstige genetische aandoening, Mucopolysaccharidose type II (MPS type II), en dat de curatoren handelen in het belang van de curandus. De rechtbank overweegt dat de Nederlandse wet geen recht op omgang tussen ouders en meerderjarige kinderen kent en dat de vorderingen van de moeder niet gegrond zijn op een juiste rechtsopvatting. De rechtbank concludeert dat de curatoren niet onrechtmatig handelen door geen contact toe te staan, gezien de kwetsbaarheid van de curandus en de moeder. De rechtbank besluit een deskundige te benoemen om de situatie van de curandus en de impact van contact met de moeder te onderzoeken, alvorens een definitieve beslissing te nemen over de vorderingen van de moeder.