Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.Het procesverloop
2.De beoordeling
NJ1999, 271).
Rechtbank Noord-Nederland
Op 31 oktober 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Groningen uitspraak gedaan in een wrakingszaak. De verzoeker, die in persoon procedeerde, had op 8 oktober 2017 een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. P.G. Wijtsma, rechter in deze rechtbank, naar aanleiding van de behandeling van zijn zaak met nummer LEE 17-1590. De verzoeker stelde dat hij de uitnodiging voor de mondelinge behandeling van zijn eerdere wrakingsverzoek, dat op 3 oktober 2017 plaatsvond, pas op diezelfde dag had ontvangen. Hierdoor zou hij niet in de gelegenheid zijn gesteld om gehoord te worden.
De rechtbank heeft het verzoek tot wraking beoordeeld aan de hand van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat de verzoeker geen concrete feiten of omstandigheden had aangedragen die zouden wijzen op vooringenomenheid van de rechter. De enkele omstandigheid dat de verzoeker de uitnodiging te laat had ontvangen, werd niet als een gegronde reden voor wraking beschouwd. De rechtbank verklaarde de verzoeker dan ook kennelijk niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.
De rechtbank besloot dat de hoofdzaak, met zaaknummer LEE 17-1590, voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de betrokken partijen, waaronder de verzoeker en mr. Wijtsma, werden onverwijld op de hoogte gesteld van deze uitspraak.