ECLI:NL:RBNNE:2017:5100

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
31 oktober 2017
Publicatiedatum
11 januari 2018
Zaaknummer
C 18 / 179616 / PR RK 17-361
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter wegens niet tijdige ontvangst van oproeping voor mondelinge behandeling

Op 31 oktober 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Groningen uitspraak gedaan in een wrakingszaak. De verzoeker, die in persoon procedeerde, had op 8 oktober 2017 een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. P.G. Wijtsma, rechter in deze rechtbank, naar aanleiding van de behandeling van zijn zaak met nummer LEE 17-1590. De verzoeker stelde dat hij de uitnodiging voor de mondelinge behandeling van zijn eerdere wrakingsverzoek, dat op 3 oktober 2017 plaatsvond, pas op diezelfde dag had ontvangen. Hierdoor zou hij niet in de gelegenheid zijn gesteld om gehoord te worden.

De rechtbank heeft het verzoek tot wraking beoordeeld aan de hand van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat de verzoeker geen concrete feiten of omstandigheden had aangedragen die zouden wijzen op vooringenomenheid van de rechter. De enkele omstandigheid dat de verzoeker de uitnodiging te laat had ontvangen, werd niet als een gegronde reden voor wraking beschouwd. De rechtbank verklaarde de verzoeker dan ook kennelijk niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.

De rechtbank besloot dat de hoofdzaak, met zaaknummer LEE 17-1590, voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de betrokken partijen, waaronder de verzoeker en mr. Wijtsma, werden onverwijld op de hoogte gesteld van deze uitspraak.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Locatie Groningen
Meervoudige wrakingskamer
Zaaknummer / rekestnummer: C 18 / 179616 / PR RK 17-361
Datum beslissing: 31 oktober 2017
Beslissing op het verzoek tot wraking ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van
[naam] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker, hierna [verzoeker] te noemen,
in persoon procederende.

1.Het procesverloop

1.1
Bij elektronisch ingediend bericht, ter griffie van deze rechtbank ontvangen op 8 oktober 2017, heeft [verzoeker] een verzoek tot wraking gedaan van mr. P.G. Wijtsma, rechter in deze rechtbank, ter zake van de behandeling van zijn zaak onder nummer LEE 17-1590.
1.2
Mr. Wijtsma heeft bij e-mail van 24 oktober 2017 kenbaar gemaakt niet in de wraking te berusten.
1.3
Ten slotte heeft de rechtbank bepaald dat deze beslissing vandaag wordt uitgesproken.

2.De beoordeling

2.1
Ingevolge artikel 8:15 e.v. Awb kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.2
[verzoeker] heeft op 28 september 2017 een wrakingsverzoek jegens mr. Wijtsma gedaan. De mondelinge behandeling van dat verzoek (met zaak/rolnummer C 18 / 179335 / PR RK 17-339) heeft op 3 oktober 2017 plaatsgevonden. [verzoeker] is niet ter zitting verschenen. De wrakingskamer heeft op 10 oktober 2017 uitspraak gedaan en het verzoek ongegrond verklaard.
2.3
[verzoeker] legt thans aan zijn verzoek ten grondslag dat hij de uitnodiging voor de mondelinge behandeling op 3 oktober 2017 inzake zijn eerdere wrakingsverzoek eerst op 3 oktober 2017 heeft ontvangen. De uitnodiging heeft hem, buiten zijn invloedssfeer, niet tijdig bereikt waardoor hij niet in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord. Om die reden wraakt [verzoeker] mr. Wijtsma opnieuw en wenst hij gehoord te worden.
2.4
De rechtbank overweegt dat aan het verzoek tot wraking van mr. Wijtsma geen concrete feiten en/of omstandigheden ten grondslag zijn gelegd waaruit vooringenomenheid van de rechter of zwaarwegende aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor, kunnen worden afgeleid. De enkele omstandigheid dat [verzoeker] de uitnodiging voor de zitting van de wrakingskamer te laat heeft ontvangen, is geen wrakingsgrond ten aanzien van mr. Wijtsma. [verzoeker] zal dan ook aanstonds als kennelijk niet-ontvankelijk in zijn verzoek worden verklaard.
2.5
Naar het oordeel van de rechtbank kan een behandeling ter zitting van het wrakingsverzoek achterwege blijven, nu een zitting is bedoeld voor een debat over de gegrondheid van het verzoek. Omdat het verzoek evenwel kennelijk niet-ontvankelijk is, is een debat over de gegrondheid van het verzoek niet aan de orde (vgl. conclusie AG in
NJ1999, 271).

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart [verzoeker] kennelijk niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking;
- bepaalt dat de hoofdzaak (met zaaknummer LEE 17-1590) wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking;
- beveelt onverwijlde mededeling van deze beslissing aan [verzoeker] , mr. Wijtsma en de Raad van Bestuur Uwv.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.B.M. Keurentjes, voorzitter, en mrs. P.H.M. Tapper-Wessels en M. Sanna, leden, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2017.
c402