ECLI:NL:RBNNE:2017:5102

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 oktober 2017
Publicatiedatum
11 januari 2018
Zaaknummer
C18/179430/PR RK 17-346
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijk wrakingsverzoek in civiele procedure

Op 13 oktober 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan op een voorwaardelijk wrakingsverzoek van de heer [naam], wonende te [woonplaats]. Het verzoek was ingediend op 3 oktober 2017 en betrof de rechters die betrokken waren bij de behandeling van een andere zaak met het zaaknummer C18/178731/PR RK 17-315. De verzoeker stelde dat de rechters gewraakt dienden te worden omdat zij zijn verzoek om schriftelijke stukken na de sluiting van de mondelinge behandeling niet hadden gehonoreerd. De rechters hebben echter schriftelijk medegedeeld niet in de wraking te berusten.

De rechtbank overwoog dat het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk was, omdat het verzoek niet voldeed aan de wettelijke eisen. De verzoeker had geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd die zouden wijzen op een gebrek aan onpartijdigheid van de rechters. De rechtbank benadrukte dat een procedurele beslissing, die mogelijk onwelgevallig is voor de verzoeker, in beginsel geen grond voor wraking oplevert. De rechtbank besloot dat een volgend wrakingsverzoek in de procedure met het zaaknummer C18/178731/PR RK 17-315 niet meer in behandeling zal worden genomen.

De beslissing werd openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoeker en de gewraakte rechters bevolen.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Zaaknummer: C18/179430/PR RK 17-346
beslissing van de meervoudige kamer van 13 oktober 2017
op het verzoek van de heer [naam], wonende te [woonplaats], verder te noemen verzoeker, tot wraking ingevolge artikel 36 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

1.Het procesverloop

1.1
Bij brief, ingekomen ter griffie op 3 oktober 2017, heeft verzoeker schriftelijk mrs.
R.B.M. Keurentjes,
P.H.M. Tapper-Wesselsen
M. Sanna(hierna: "de rechters") gewraakt in de procedure met C18/178731/PR RK 17-315.
1.2.
Op 9 oktober 2017 hebben de rechters schriftelijk medegedeeld niet in de wraking te berusten.

2.De overwegingen

2.1.
Het wrakingsverzoek heeft betrekking op de behandeling door de rechters als leden van de wrakingskamer van de zaak met het zaaknummer C18/178731/PR RK 17-315.
2.2.
Verzoeker heeft aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat indien de rechters zijn verzoek tot het na de sluiting van de mondelinge behandeling van de zaak met het zaaknummer C18/178731/PR RK 17-315 indienen van schriftelijke stukken, niet honoreren, zij gewraakt dienen te worden. De voorwaarde waaronder het wrakingsverzoek is gedaan, is vervuld. De gewraakte rechters zijn niet op hun beslissing teruggekomen.
2.3.
Verzoeker zal in zijn verzoek niet-ontvankelijk worden verklaard. Daarvoor is redengevend dat, gelet op het moment waarop het verzoek is gedaan en het voorwaardelijke karakter van het verzoek, niet aan de wettelijke eis wordt voldaan dat op het moment dat verzoeker feiten of omstandigheden bekend zijn geworden die aanleiding vormen voor het verzoek tot wraking, het verzoek tot wraking ook wordt gedaan. Ware dat al anders, dan had dat verzoeker niet kunnen baten. Het wrakingverzoek richt zich tegen een procedurele beslissing. Een voor verzoeker (mogelijk) onwelvallige procedurele beslissing levert, in beginsel, geen grond voor wraking op. Dat zou alleen anders kunnen zijn als verzoeker concrete feiten of omstandigheden had aangevoerd waaruit kan worden afgeleid dat het de rechters door de procedurele beslissing aan onpartijdigheid ontbreekt of dat met de procedurele beslissing de schijn van vooringenomenheid of partijdigheid jegens verzoeker is gewekt. Dergelijke feiten of omstandigheden zijn door verzoeker niet aangevoerd. Aldus is sprake van een kennelijk niet-ontvankelijkheid van verzoeker en kan op het verzoek tot wraking zonder mondelinge behandeling worden beslist.
2.4
De rechtbank ziet in het verzoek en de gronden waarop het berust, aanleiding om te beslissen dat een volgend wrakingsverzoek in de procedure met het zaaknummer C18/178731/PR RK 17-315 niet meer in behandeling zal worden genomen.

3.De beslissing

De rechtbank
- verklaart verzoeker in zijn verzoek niet-ontvankelijk,
- bepaalt dat de procedure in de hoofdzaak met zaaknummer C18/178731/PR RK 17-315 wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking;
- bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in voormelde procedure niet meer in behandeling zal worden genomen,
- beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoeker en
mrs. R.B.M. Keurentjes, P.H.M. Tapper-Wessels en M. Sanna.
Deze beslissing is gegeven door mrs. B.R. Tromp, voorzitter, S. Dijkstra en L. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Faber, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2017.