ECLI:NL:RBNNE:2017:5254

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 september 2017
Publicatiedatum
14 juni 2018
Zaaknummer
6248986
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over betaling restant koopsom en boetebeding in overeenkomst tussen particulier en jachtbedrijf

In deze zaak vordert eiser [A] dat de kantonrechter de Friesche Jacht Centrale veroordeelt tot betaling van een restant koopsom van € 3.500,- en een contractuele boete van € 100,- per dag, te rekenen vanaf 1 juli 2017. De vordering is gebaseerd op een koopovereenkomst die op 30 mei 2017 is gesloten, waarbij [A] zijn motorboot heeft verkocht aan de Friesche Jacht Centrale voor een totaalbedrag van € 9.000,-. De eerste termijn van € 4.500,- is tijdig betaald, maar de resterende € 4.500,- is niet voldaan. Eiser heeft de gedaagde gesommeerd tot betaling, maar de gedaagde heeft aangegeven wel te willen betalen, maar geen boete te willen voldoen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Friesche Jacht Centrale haar verplichtingen niet volledig is nagekomen en dat er voldoende spoedeisend belang is bij de vordering van [A]. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de boetebepaling in de overeenkomst geldig is, maar dat de hoogte van de boete buitensporig is en daarom gematigd moet worden. De kantonrechter heeft de Friesche Jacht Centrale veroordeeld tot betaling van de hoofdsom en een gematigde boete van € 1.000,-, evenals de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer: 6248986 \ CV EXPL 17-8218
vonnis van de kantonrechter ex art. 254 lid 5 Rv d.d. 27 september 2017
inzake
[A],
wonende te Utrecht,
eiser,
gemachtigde: mr. R.E. van de Hoef,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X] BEHEER B.V. ,mede handelend onder de naam
FRIESCHE JACHT CENTRALE [vestigingsplaats]
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
vertegenwoordigd door haar bestuurder, de heer [X] .
Partijen zullen hierna [A] en de Friesche Jacht Centrale worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de mondelinge behandeling.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De Friesche Jacht Centrale exploiteert een verkoophaven in Heeg en houdt zich bezig met de bemiddeling bij de in- en verkoop en het transport van jachten.
2.2.
[A] is al jaren eigenaar van een boot en vaart voor zijn plezier. De boten die [A] bezit worden steeds kleiner; na de verkoop van een grote boot koopt [A] een steeds kleinere boot terug. De opbrengst van de verkoop gebruikt hij als aanvulling op zijn AOW-uitkering.
2.3.
Op 30 mei 2017 heeft [A] zijn motorboot, een Vechtkruiser, verkocht aan de Friesche Jacht Centrale, voor een bedrag van € 9.000,-.
2.4.
[A] heeft ter zake een handgeschreven overeenkomst opgesteld die namens de Friesche Jacht Centrale door de heer [X] (hierna: [X] ) is ondertekend.
2.5.
In deze overeenkomst staat - voor zover van belang - het volgende vermeld:
[A] , eigenaar van de Vechtkruiser, (…)
Verkocht aan Friese Jachtcentrale (…) voor de prijs van € 9.000,= negen duizend euro te betalen voor zaterdag 3 junie 2017 tweeduizendzeventien € 4.500,= (…)
Restand € 4500,= (…) te betalen voor 1 juli 2017 (…) op een boete van € 100,= zegge Een honderd Euro per dag direct opeisbaar, zonder actie of refactie inclusief alle kosten hieraan verbonden zijn geheel voor rekening van de Friese Jachtcentrale (…) voor elk niet betaald bedrag.
2.6.
De Friesche Jacht Centrale heeft de eerste termijn tijdig betaald en heeft op
7 juli 2017 een bedrag van € 1.000,- voldaan.
2.7.
Bij brief van 26 juli 2017 heeft mr. Van de Hoef voornoemd namens [A] de Friesche Jacht Centrale gesommeerd tot betaling aan [A] van de resterende koopsom ad € 3.500,- alsmede tot betaling van de tot op dat moment verbeurde contractuele boete van € 2.600,-.
2.8.
Bij e-mail van 21 augustus 2017 heeft [X] het volgende aan mr. Van de Hoef bericht:
Wil wel betalen, maar beslist geen boete.

3.Het geschil

3.1.
[A] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
I. de Friesche Jacht Centrale zal veroordelen tot betaling van de hoofdsom ad € 3.500,- te voldoen binnen twee dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis en te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, te rekenen vanaf 1 juli 2017 tot en met de dag van algehele voldoening;
II. de Friesche Jacht Centrale zal veroordelen tot betaling van de contractuele boete van € 100,- per dag, te rekenen vanaf 1 juli 2017 tot en met de dag dat de volledige koopsom is voldaan;
III. de Friesche Jacht Centrale zal veroordelen in de kosten van het geding (salaris gemachtigde daaronder begrepen), te voldoen binnen twee dagen na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis en, voor het geval voldoening niet binnen deze termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover.
3.2.
[A] heeft - zakelijk weergegeven - het volgende aan zijn vordering ten grondslag gelegd. De Friesche Jacht Centrale is haar verplichtingen uit hoofde van de tussen partijen gesloten koopovereenkomst niet volledig nagekomen. Zij dient nog een bedrag van € 3.500,- van de overeengekomen koopsom te voldoen. Voorts is zij, nu zij dit bedrag niet op de overeengekomen uiterste datum van 30 juni 2017 heeft voldaan, de wettelijke rente over het restantbedrag verschuldigd vanaf 1 juli 2017 alsmede de contractuele boete van € 100,- per dag vanaf 1 juli 2017. [A] heeft een spoedeisend belang bij zijn vordering, omdat hoogst aannemelijk is dat de vordering in de bodemprocedure zal worden toegewezen, nu de verschuldigdheid van de hoofdsom wordt erkend. Bovendien kan hij de uitkomst van een bodemprocedure niet afwachten, omdat hij in financiële problemen dreigt te geraken indien de betaling nog langer uitblijft. [A] is namelijk mede aangewezen op de betaling van de restant koopsom om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien.
3.3.
De Friese Jacht Centrale heeft verweer gevoerd met conclusie tot niet-ontvankelijkverklaring van [A] in zijn vordering althans afwijzing van de vordering.
3.4.
De Friese Jacht Centrale heeft erkend dat zij uit hoofde van de tussen partijen gesloten koopovereenkomst nog een bedrag van € 3.500,- aan [A] verschuldigd is en dat zij wettelijke rente over dit bedrag verschuldigd is vanaf 1 juli 2017. Ten aanzien van de contractuele boete heeft zij echter ten verwere aangevoerd dat [X] weliswaar namens haar de koopovereenkomst heeft ondertekend, maar dat het niet tot hem is doorgedrongen dat er een boetebepaling in was opgenomen, omdat het een warrige, slordige handgeschreven tekst was. Bovendien staat de hoogte van de gevorderde boete volgens haar in geen enkele verhouding tot de hoogte van de verschuldigde restant koopprijs. Tot slot heeft de Friese Jacht Centrale het spoedeisend belang van [A] bij zijn vorderingen betwist. Volgens haar zal [A] niet in een financiële noodsituatie raken als hij de uitkomst van een bodemprocedure zou moeten afwachten, nu hij een AOW-uitkering ontvangt en er veel Nederlanders zijn die rondkomen van enkel een AOW-uitkering.

4.De beoordeling

4.1.
De gevorderde voorzieningen strekken tot betaling van een geldsom. Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in een veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De voorzieningenrechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de voorzieningenrechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening. Voornoemde drie criteria zijn communicerende vaten. Dit houdt in dat hoe zekerder de vordering is, hoe minder het restitutierisico meeweegt en hoe sneller een voldoende spoedeisend belang aanwezig geacht mag worden.
4.2.
Nu de Friesche Jacht Centrale heeft erkend het bedrag van € 3.500,- aan [A] verschuldigd te zijn en niet heeft betwist dat [A] dit bedrag wil gebruiken als aanvulling op zijn AOW-uitkering is de kantonrechter, gelet op voormeld toetsingskader, van oordeel dat voldoende spoedeisend belang bestaat bij toewijzing van de vordering en dat ook een restitutierisico niet in de weg staat aan toewijzing van de vordering tot betaling van dit bedrag.
4.3.
Ten aanzien van de gevorderde contractuele boete acht de kantonrechter eveneens
voldoende spoedeisend belang aanwezig. Als de hoofdvordering voldoende spoedeisend is om in kort geding te kunnen worden beoordeeld, is de proceseconomie er namelijk mee gebaat dat in hetzelfde geding ook over een daarmee nauw verwante nevenvordering als (in dit geval) die ter zake van een contractuele boete kan worden beslist (vgl. Gerechtshof Amsterdam, 11 augustus 2009, ECLI:NL:GHAMS:2009:BK1837).
4.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de Friesche Jacht Centrale niet aannemelijk gemaakt dat [X] , die de koopovereenkomst namens haar heeft ondertekend, bij de ondertekening niet heeft begrepen dat er in de overeenkomst een boeteclausule was opgenomen. De kantonrechter volgt haar niet in haar verweer dat de overeenkomst zodanig warrig en slordig is dat [X] daaruit niet kon opmaken dat er een boeteclausule in stond vermeld. De zinsnede in de overeenkomst
"Restand € 4500,= (…) te betalen voor 1 juli 2017 (…) op een boete van € 100,= zegge een honderd Euro per dag direct opeisbaar, zonder actie of refactie"kan naar het oordeel van de kantonrechter niet anders begrepen worden dan dat het restant bedrag van € 4.500,- vóór 1 juli 2017 betaald diende te worden op straffe van verbeurte van een boete € 100,- per dag dat betaling zou uitblijven. De Friesche Jacht Centrale heeft ook niet aangevoerd hoe deze zinsnede anders moet of kan worden begrepen. Voor zover de Friesche Jacht Centrale stelt dat [X] de overeenkomst niet kon lezen, omdat deze slordig geschreven is, kan zij hierin evenmin worden gevolgd. Naar het oordeel van de kantonrechter is de tekst, hoewel handgeschreven, duidelijk leesbaar. Bovendien komt het de kantonrechter niet geloofwaardig voor dat [X] , een professioneel bedrijfsmatig handelaar in jachten, namens zijn besloten vennootschap een overeenkomst zou ondertekenen, terwijl hij de inhoud daarvan niet kon lezen. Dit leidt tot de slotsom dat de kantonrechter ervan uitgaat dat partijen de boetebepaling zijn overeengekomen.
4.5.
De kantonrechter begrijpt het subsidiaire verweer van de Friesche Jacht Centrale dat de hoogte van de gevorderde boete in geen verhouding tot de hoogte van de verschuldigde restant koopprijs aldus dat daarin een beroep op matiging van de boete op grond van artikel 6: 94 BW besloten ligt. Naar het oordeel van de kantonrechter is aannemelijk dat dit beroep in een bodemprocedure zal slagen. Hiertoe overweegt de kantonrechter als volgt.
4.6.
Op grond van art. 6:94 lid 1 BW kan de rechter, op verlangen van de schuldenaar, indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist, de bedongen boete matigen. Van deze matigingsbevoegdheid dient terughoudend gebruik gemaakt te worden. Deze maatstaf brengt mee dat matiging alleen aan de orde is als toepassing van een boetebeding in de gegeven omstandigheden leidt tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat. Daarbij zal niet alleen moeten worden gelet op de verhouding tussen de werkelijke schade en de boete, maar ook op de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het wordt ingeroepen (zie HR 27 april 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ6638). Ook de omstandigheden waaronder de tekortkoming tot stand kwam zijn van belang.
4.7.
[A] heeft onbestreden gesteld dat het boetebeding in de overeenkomst is opgenomen als prikkel tot nakoming van de verplichting van de Friesche Jacht Centrale tot betaling van de koopsom. De Friesche Jacht Centrale is aan te merken als een professionele partij. Zij diende zich er daarom bij het sluiten van de koopovereenkomst ten volle van bewust te zijn dat zij met [A] is overeengekomen dat deze bij niet tijdige nakoming door de Friesche Jacht Centrale betaling van de boete van € 100,- per dag kon vorderen. Vervolgens is de Friesche Jacht Centrale tekort geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst. Tegen deze tekortkoming beoogt de gevorderde boete bij uitstek een waarborg te bieden. Het voorgaande levert daarom op zichzelf geen argumenten op die pleiten voor matiging van de boete.
4.8.
Daarnaast is echter het volgende van belang. De kantonrechter stelt vast dat de contractuele boete tot aan de datum van dit vonnis is opgelopen tot € 8.800,-. Gelet op het feit dat dit bedrag meer dan het dubbele is van de te betalen restant koopprijs, waartoe de boete als prikkel dient, is de kantonrechter van oordeel dat de gevorderde boete buitensporig is. De Friesche Jacht Centrale heeft bovendien gemotiveerd betoogd dat aan haar zijde sprake is van betalingsonmacht. [A] heeft dit naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende bestreden, zodat de kantonrechter er voorshands vanuit gaat dat aan de zijde van de Friesche Jacht Centrale sprake is van betalingsonmacht. Door de betalingsonmacht van de Friesche Jacht Centrale bestaat de kans dat zij, hoewel zij daartoe wordt veroordeeld in dit vonnis, niet of pas over geruime tijd in staat zal blijken om het restant van de koopsom te betalen. Als de boete wordt toegewezen, zoals deze is gevorderd, namelijk € 100,- per dag vanaf 1 juli 2017 tot aan de dag van volledige betaling van de koopsom, betekent dit dat de boete minimaal € 8.800,- bedraagt en vervolgens dagelijks door blijft lopen, zonder dat vaststaat of en wanneer daar een einde aan komt. Naar het oordeel van de kantonrechter kan een oplopend boetebeding zonder maximum niet langer worden gezien als een prikkel tot nakoming, zoals partijen dat oorspronkelijk met elkaar zijn overeen gekomen. Dit gegeven in samenhang gezien met de disproportionele verhouding tussen de boete en de hoogte van de verschuldigde restant koopsom leidt tot de slotsom dat aannemelijk is dat een bodemrechter zal oordelen dat de billijkheid eist dat de boete wordt gematigd. De kantonrechter acht gelet op alle omstandigheden van het geval aannemelijk dat de boete zal worden gematigd tot een bedrag van € 1.000,-. Nu [A] voldoende spoedeisend belang heeft bij betaling van dit bedrag en aangevoerd noch gebleken is dat sprake is van een restitutierisico, zal dit bedrag worden toegewezen.
4.9.
De vordering tot betaling van wettelijke rente over de hoofdsom is niet toewijsbaar. Uit artikel 6:92 lid 2 BW volgt dat een verschuldigde contractuele boete in de plaats treedt van schadevergoeding op grond van de wet. Dit betekent dat de schuldeiser niet én boete én schadevergoeding kan vorderen, tenzij in de overeenkomst is afgeweken van deze wettelijke bepaling. Gesteld noch gebleken is dat dat in casu is gebeurd. Nu wettelijke rente een vorm van wettelijke schadevergoeding is - immers schadevergoeding die is verschuldigd bij de vertraging in de voldoening van een geldsom - kan in dit geval de wettelijke rente niet naast de boete worden gevorderd. Daarbij is niet van belang of het boetebeding strekt tot fixatie van de schadevergoeding dan wel tevens strekt tot het verzekeren van de nakoming van de hoofdverbintenis (vgl. gerechtshof Amsterdam, 4 maart 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:640).
4.10.
De Friesche Jacht Centrale zal als de (grotendeels) in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten aan de zijde van [A] worden vastgesteld op:
- explootkosten € 102,04
- griffierecht € 78,00
- salaris gemachtigde
€ 600,00
totaal € 780,04
4.11.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal eveneens als onbetwist worden toegewezen, zij het dat de kantonrechter hieraan dezelfde termijn zal verbinden als de gevorderde termijn voor nakoming van de veroordeling tot betaling van de restant koopsom, te weten twee dagen na betekening van het vonnis.

5.Beslissing

De kantonrechter:
rechtdoende in kort geding
5.1.
veroordeelt de Friesche Jacht Centrale om binnen twee dagen na betekening van het vonnis een bedrag van € 3.500,- aan [A] te betalen;
5.2.
veroordeelt de Friesche Jacht Centrale om aan [A] als contractuele boete een bedrag van in totaal € 1.000,- te betalen;
5.3.
veroordeelt de Friesche Jacht Centrale in de proceskosten aan de zijde van [A] tot op heden vastgesteld op € 780,04, te voldoen binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de derde dag na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. J.C.G. Leijten, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 september 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 542