Uitspraak
VONNIS
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- de dagvaarding van 21 april 2017;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie van 14 juni 2017;
- de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie van 23 augustus 2017;
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie van 29 november 2017;
- de conclusie van dupliek in reconventie van 4 april 2018;
- de pleidooien van 27 juni 2018 en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken.
2.De feiten in conventie en reconventie
3.Het geschil in conventie en voorwaardelijke reconventie
4.De beoordeling in conventie
DFM betaling(€ 250.000,--) en
Intentieovereenkomst(€ 500.000,--). Deze posten worden hierna dan ook niet besproken.
Inventarisen
Voorraad. Deze posten zijn niet in de schadestaat opgenomen. Dit betekent op zichzelf genomen niet dat de posten in deze procedure buiten de beoordeling vallen, maar de goede procesorde vereist wel dat ze op een dusdanig inzichtelijk wijze in het exploot worden omschreven en gespecificeerd dat ze begrijpelijk zijn en Bosma en [gedaagde sub 2] zich behoorlijk kunnen verweren. Dit is, zoals zij ook tot hun verweer hebben aangevoerd, niet het geval. HSK baseert de schade op een vergelijking tussen de verkoopopbrengst die volgens haar had kunnen worden gerealiseerd als het faillissement niet was uitgesproken, en de feitelijk door de curator gerealiseerde verkoopopbrengst. Het in het exploot vermelde bedrag aan gerealiseerde verkoopopbrengst heeft gelet op de vermelding "€ 286.551,41 (verkoop inventaris en winkels onder aftrek van btw)" echter alleen betrekking op de inventaris. Ten aanzien van de voorraad wordt geen verkoopopbrengst vermeld. Ook uit het tussentijds financieel verslag van de curatoren (prod. 6), waar HSK zich in dit kader op heeft beroepen, valt deze verkoopopbrengst niet op te maken. De vordering is aldus onbegrijpelijk.
2016-123 € 5.422,95 (in totaal € 13.987, 95).