Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Almelo, verweerder
Procesverloop
€ 3.753.
€ 13.449. De belastingrente heeft verweerder overeenkomstig verminderd en de boete heeft verweerder verminderd tot een bedrag van € 3.374.
Overwegingen
het bouwen van een vrijstaande woning en garage” aan de [a-straat #1] te [P] (de nieuwe woning). Ten aanzien van de installatiewerkzaamheden zijn [X] en [Y] – eveneens in de vorm van een door de desbetreffende partijen getekende offerte – als opdrachtgevers een overeenkomst van aanneming van werk aangegaan met het installatiebedrijf [installatiebedrijf]
dat de tussen [X] en [Y] enerzijds en [bouwbedrijf] anderzijds gesloten koop-aannemingsovereenkomst van 25 april 2012 voor de woning aan de [a-straat #2] , [postcode] [P] , voor wat betreft de kantoor- en archiefruimte, de garage, carport en het toilet is overgenomen door [eiseres]” Ter zitting is namens eiseres verklaard dat in deze verklaring in plaats van het adres [a-straat #1] per abuis het adres [a-straat #2] staat vermeld.
12021.0000 NIEUWBOUW WONING FAM [X] [P]”. Op de factuur van installatiebedrijf [installatiebedrijf] betreffende de achtste termijn staat als omschrijving vermeld: “
nieuwbouw [a-straat #1] volgens offerte 2012.230”
.
voor de financiering van de in aanbouw zijnde echtelijke woning aan de [a-straat #1] te [P]”
.
het onderzoek blijkt dat diverse kosten zijn verantwoord, waarvan niet is aangetoond dat deze zakelijk voor de vennootschap zijn.”
In aansluiting op de constatering van punt 3.2.1 stelt de Belastingdienst zich op het standpunt dat de geclaimde voorbelasting op de verantwoorde kosten geen zakelijk verband houden met de bedrijfsactiviteiten van [eiseres] en bovendien niet zien op de belaste prestaties voor de omzetbelasting.
koop-aannemingsovereenkomst van 25 april 2012”, terwijl er op die datum geen koopovereenkomst met het bouw- dan wel installatiebedrijf is gesloten. Verder zou volgens deze overeenkomsten sprake zijn van een contractsovername ten aanzien van de volledige daarin vermelde ruimten (“
de kantoor- en archiefruimte, de garage, carport en het toilet”),terwijl dit niet valt te rijmen met eiseres’ stelling dat de archiefruimte, de garage en het toilet slechts gedeeltelijk als zakelijk te gebruiken ruimten dienen te worden aangemerkt (zie bij 1.15). Overigens heeft eiseres niets aangevoerd op grond waarvan zou kunnen worden geoordeeld dat de bij 1.7 bedoelde overeenkomsten die [X] en [Y] met het bouw- en installatiebedrijf hebben gesloten geheel of gedeeltelijk door eiseres zijn overgenomen. Naar het oordeel van de rechtbank moet er daarom van uit worden gegaan dat uitsluitend [X] en [Y] als natuurlijke personen ten aanzien van de bouw van de (volledige) nieuwe woning een rechtsbetrekking zijn aangegaan met het bouw- en installatiebedrijf en dat [X] en [Y] daarom de afnemers zijn van de desbetreffende prestaties. Dat eiseres de facturen met betrekking tot de bouw van de nieuwe woning zou hebben betaald, maakt – wat er ook zij van de juistheid van deze door eiseres geponeerde stelling – dit oordeel niet anders.
€ 16.832 * 0,25). De bij de naheffingsaanslag voor het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2015 opgelegde boete dient dan te worden vastgesteld op € 3.275 (€ 10.815 +
€ 1.732,19 + € 556,44 = € 13.103 * 0,25).
€ 3.111 (voor 2013-2015).
Beslissing
- verklaart de beroepen gericht tegen de naheffingsaanslagen en belastingrentebeschikkingen ongegrond;
- verklaart de beroepen gericht tegen de boetebeschikkingen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar gericht tegen de boetebeschikkingen;
- vermindert de boetebeschikking bij de naheffingsaanslag voor het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 tot een bedrag van € 3.997;
- vermindert de boetebeschikking bij de naheffingsaanslag voor het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2015 tot een bedrag van € 3.111;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraken op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 338 aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 512 per zaak (in totaal € 1.024).