Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
De Stichting,
1.De procedure
2.De feiten
3.De vordering en het verweer
4.De beoordeling
woonhuis”. Met artikel 6.3 staat de Stichting in voor de afwezigheid van gebreken die het normaal gebruik als woonhuis verhinderen. Voor de uitleg van het begrip “normaal gebruik” wordt aangesloten bij hetgeen daaronder naar gangbaar spraakgebruik wordt verstaan. Ingevolge artikel 6.3 staat de Stichting echter niet in voor gebreken die het normale gebruik belemmeren en die aan eisers kenbaar waren bij het tot stand komen van de koopovereenkomst. Met de term “kenbare gebreken” wordt in het algemeen gerefereerd aan de onderzoeksplicht van de koper. Ook gebreken die de koper niet kende, maar die hij (wel) zou hebben ontdekt indien hij het onderzoek had verricht dat redelijkerwijs van hem mocht worden gevergd, zijn kenbaar.
in te staan” van artikel 6.3 niet geldt voor zover het geconstateerde gebrek valt onder de gebreken waarvoor geëxonereerd wordt in de artikelen 21 en 22. Anderzijds is het zo dat een koper van bedingen die zien op de ouderdom en het feit dat de verkoper de woning nooit zelf heeft bewoond, in de regel zal (mogen) verwachten dat het enkel tot een risicoverschuiving in zijn nadeel strekt voor zover het gaat om gebreken die daadwerkelijk het gevolg zijn van de ouderdom van de woning en van gebreken die kenbaar zouden zijn bij daadwerkelijke bewoning door de verkoper. Dat is in casu des te meer het geval, nu de artikelen 21 en 22 zeer algemeen zijn geformuleerd. Daarom kan over de onderlinge “rangorde” tussen deze artikelen niet in zijn algemeenheid een oordeel worden gegeven.
Naar het oordeel van de kantonrechter valt onderhavig gebrek in de woning zuiver taalkundig niet onder de noemer 'eisen aan de bouwkwaliteit', aangezien het een constructiefout betreft. Voor zover dit gebrek al onder deze noemer zou kunnen worden gebracht of voor zover de Stichting daadwerkelijk bekend was geworden met de constructiefout indien zij het pand feitelijk had bewoond, geldt dat de Stichting aan het bepaalde in beide clausules van de koopovereenkomst redelijkerwijs niet die zin heeft mogen toekennen, althans dat zij redelijkerwijs niet heeft mogen verwachten dat zij zich ook in deze situatie, waarin de woning niet over de eigenschappen beschikt die nodig zijn voor een normaal gebruik als woonhuis, op deze exoneraties zou mogen beroepen.
960,00(2 punten × € 480,-)