ECLI:NL:RBNNE:2020:719
Rechtbank Noord-Nederland
- Voorlopige voorziening
- K. Wentholt
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van vervoersvoorziening op basis van gewijzigd collectief vervoersbeleid en de beoordeling van de rechtszekerheid
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 17 februari 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die bezwaar had gemaakt tegen de beëindiging van haar vervoersvoorziening per 1 januari 2020. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gemeente Smallingerland bij het vaststellen van het nieuwe vervoersbeleid onvoldoende rekening had gehouden met de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB). Verzoekster, die een maatwerkvoorziening ontving, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 24 december 2019, waarin haar vervoersvoorziening werd beëindigd omdat zij over een eigen auto beschikte. De voorzieningenrechter concludeerde dat het bezwaar van verzoekster een redelijke kans van slagen had, maar dat er geen acute financiële noodsituatie was die een voorlopige voorziening rechtvaardigde. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat verzoekster tot 1 april 2020 de eerder toegekende financiële tegemoetkoming zou behouden en er geen reden was om aan te nemen dat het voor haar onevenredig bezwaarlijk zou zijn om de beslissing in bezwaar af te wachten.