Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND RECTIFICATIE (p. 1)
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 januari 2021 in de zaak tussen
n: mr. T.W. Franssen en
R. Lubbers).
Procesverloop
n.Verweerder heeft meegebracht R. Lubbers (werkzaam bij 10BE).
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak hebben eisers, wonende in Groningen, beroep ingesteld tegen een besluit van het Instituut Mijnbouwschade Groningen, dat hun bezwaar tegen een eerder besluit ongegrond had verklaard. Het primaire besluit, genomen op 13 november 2019, kende eisers een schadevergoeding van € 21.991,76 toe voor schade aan hun woning, veroorzaakt door mijnbouwactiviteiten in het Groningenveld. Eisers waren het niet eens met de afwijzing van hun verzoek om vergoeding voor specifieke schadeposten, die volgens hen ook als mijnbouwschade gekwalificeerd moesten worden. De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in detail onderzocht, inclusief de rapporten van deskundigen die de schade hebben beoordeeld. De deskundigen concludeerden dat de schade niet het gevolg was van mijnbouwactiviteiten, maar eerder van andere oorzaken, zoals zetting van de fundering. De rechtbank heeft vastgesteld dat het wettelijk bewijsvermoeden van artikel 6:177a BW van toepassing was, maar dat verweerder dit bewijsvermoeden voldoende had weerlegd. De rechtbank oordeelde dat de conclusies van de deskundigen objectief en inzichtelijk waren en dat eisers geen voldoende onderbouwing hadden geleverd voor hun claims. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eisers ongegrond, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.