Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[eiseres] B.V. , te [plaats] , eiseres
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Emmen, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
“4Bespreking van de nieuwe aanpak van de Belastingdienst
5 Afspraken
- De aanslag over genoemde jaren wordt door de Belastingdienst opgelegd.
- Hierbij wordt door de Belastingdienst beoordeeld of over de aanslag nog een boete wordt opgelegd.
- De heer [X] zal zijn taxateur informeren over de nieuwe aanpak van de Belastingdienst.”
U heeft nog enkele stellingen ingebracht.
U hebt op diverse data in 2014, 2015 en 2016 maandaangiften BPM gedaan voor de auto’s welke zijn opgenomen in de bijlage.”
nietin geschil. Het gaat om de volgende punten.
inclusiefomzetbelasting moet worden genomen.
a) Moet de naheffingsaanslag worden vernietigd omdat er geen tijdvakken op de naheffingsaanslag zijn vermeld?
indirectis af te leiden op welke belastbare feiten de naheffingsaanslag ziet. In ieder geval is uit het aanslagbiljet plus de bijlage af te leiden wanneer en in welke vorm zich belastbare feiten hebben voorgedaan ter zake waarvan is nageheven. Eiseres kon aan de hand van de kentekens in de bijlage bij de naheffingsaanslag controleren of er belastbare feiten zijn meegenomen die niet in naheffingsaanslag (die zag op auto’s ter zake waarvan aangifte was gedaan in 2014, 2015 en 2016) thuishoren. Naar het oordeel van de rechtbank doet het probleem van de mogelijke mitsmatch van belastbare feiten en tijdvakken zich, anders dan in het arrest van de Hoge Raad, hier dan ook niet voor.
onbeschadigdestaat.
zonderdat hij zelf een taxatierapport laat opstellen. Verweerder heeft de stellingen van eiseres in dit geval betwist door de resultaten van een ‘kritische beschouwing’ van de overgelegde taxatierapporten weert te geven in onder meer de uitspraak op bezwaar en in het verweerschrift. Dat levert een voldoende gemotiveerde betwisting op. Er is niet slechts sprake van een blote ontkenning (zoals wat betreft de schade en de waardevermindering volgens de Rechtbank Gelderland [9] het geval was in de hiervoor onder 12.2. aangehaalde uitspraak van 9 augustus 2016). De vraag of de gemotiveerde betwisting genoeg gewicht in de schaal legt om de standpunten van eiseres onderuit te halen, is een andere vraag, die pas later aan de orde komt bij de weging van de bewijsmiddelen.
nadeelvoor haar zouden kunnen leiden. Immers, eiseres heeft volgens verweerder het recht om te wijzen op een
voordeeldat zij zou kunnen behalen, maar daar tegenover stelt verweerder dan een (volgens hem) even groot nadeel (het voordeel ‘komt te vervallen’).
normale gebruiksschademoet volgens de wet worden verstaan slijtage en kleine beschadigingen die zijn ontstaan door gebruik van een voertuig en die passen bij de leeftijd en kilometrage van het voertuig. Dat betekent dat de rechtbank de vraag óf er sprake is van meer dan normale gebruiksschade, steeds beantwoord heeft aan de hand van 2 criteria, te weten de
leeftijden het
aantal kilometers.
slijtage, tamelijk grote
beschadigingenen/of regelrechte, hard core
schade(in de zin van het normale spraakgebruik).
enkelhet ontbreken van Nederlandse onderhoudsboeken en/of Nederlandse software en/of – in voorkomende gevallen – een alarm van klasse III,
als zodanigniet kan leiden tot de conclusie dat er sprake is van meer dan normale gebruiksschade. Datzelfde geldt voor de
enkeleomstandigheid dat een auto een schadeverleden heeft of is ingezet als huurauto (ex-rental). Ook de optelsom van dit type gebreken kan die conclusie niet dragen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn dit namelijk geen gebreken die de wetgever heeft willen aanmerken als ‘meer dan normale gebruiksschade’.
eerstsprake zijn van slijtage, beschadigingen of schade ontstaan door feitelijk gebruik van het voertuig. Áls dergelijke slijtage, beschadigingen of schade aanwezig is en bovendien meer dan normaal te achten is gelet op de leeftijd en het kilometrage, kan het taxatierapport als basis voor de afschrijving dienen.
waardeverminderingtot gevolg had (zie rechtsoverweging 3.2, tweede volzin). Hof Arnhem-Leeuwarden heeft niet geoordeeld dat louter de status van ex-rental kwalificeert als meer dan normale gebruiksschade (vgl. ook het onderscheid dat het Hof maakt in 2.1. tot en met 2.3., dat eerder op het tegendeel wijst). De rechtbank leidt uit de uitspraak van het Hof ook niet meer in algemene zin af dat er, als er alleen maar sprake is van één of meer van de hiervoor (onder 24.3.) genoemde waardeverminderende factoren,
altijdgebruik mag worden gemaakt van een taxatierapport Het voorgaande laat onverlet dat ook de rechtbank als uitgangspunt neemt dat het zijn van een ex-rental tot een waardevermindering kan leiden (zie 24.5. hiervoor en hierna onder 24.9).
altijdgebruik mag worden gemaakt van een taxatierapport.
nietmeer dan normale gebruiksschade heeft. De rechtbank vindt auto 66 (kenteken [kenteken autonummer 66] ) daarentegen bij uitstek een voorbeeld van een auto die wél meer dan normale gebruiksschade heeft, gelet op de leeftijd en kilometerstand van het voertuig.
als zodanignaar het oordeel van de rechtbank echter niet leiden tot waardevermindering. Naar het oordeel van de rechtbank dienen de betreffende beschadigingen gewoon getoetst te worden aan het criterium van artikel 2, onderdeel c van de Wet BPM, oftewel: is er inderdaad sprake van meer dan normale gebruiksschade? De rechtbank hecht er wel aan op te merken dat deze norm (dus: wat is normaal?) moet worden ingevuld door vergelijking met soortgelijke Nederlandse auto’s. Dat kan ertoe leiden dat uit Duitsland geïmporteerde auto’s eerder meer dan normale gebruiksschade hebben. Waar het om gaat, is dat die schade er dan wel echt moet zijn, en niet al geacht wordt aanwezig te zijn enkele en alleen omdat het een Duitse auto is.
optelsomvan een aanzienlijke hoeveelheid beschadigingen, die ieder voor zich wellicht als normale gebruiksschade hebben te gelden, ervoor zorgen dat de drempel van de normale gebruiksschade wordt overschreden.
2.3.2
kanhebben (zie ook de eerste onder 37.3 geciteerde rechtsoverweging). Het is immers een feit van algemene bekendheid dat voormalige huurauto’s intensiever en minder voorzichtig gebruikt worden dan auto’s die in eigendom zijn van de gebruiker. Hierdoor hebben huurauto’s vaak meer krassen, interieurbeschadigingen, (parkeer)deukjes, slijtageplekken en andere beschadigingen dan vergelijkbare auto’s met dezelfde leeftijd en kilometerstand. Dat zijn vaak beschadigingen die op zichzelf niet als meer dan normale gebruiksschade kwalificeren, maar wel als er naar de optelsom van alle beschadigingen samen wordt gekeken. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat en in hoeverre dit ook inderdaad het geval is.
enkelomdat er sprake is van een ex-rental (zie 24.3.), maar omdat er naar het oordeel van de rechtbank sprake is van
meer dan normale gebruiksschade.
totaalvan de beschadigingen groot is in verhouding tot leeftijd en kilometrage (zie ook 24.1.). De rechtbank acht aannemelijk dat deze beschadigingen veroorzaakt zijn door het gebruik van het voertuig als huurauto, nu er in de betreffende dossiers een bewijs zit dat de auto als huurauto is gebruikt. Het betreft dan een kentekenbewijs op naam van Sixt of een andere verhuurder.
Belanghebbende heeft in dit kader nog aangevoerd dat zij doordat het tijdvak op de naheffingsaanslag niet vermeld is, geen beroep heeft kunnen doen op interne compensatie. Deze grief faalt. Artikel 7, lid 1, van de Wet BPM 1992 bepaalt, dat indien de aanvraag voor de inschrijving van een personenauto in het kentekenregister geschiedt door een ander dan degene op wiens naam deze wordt gesteld, degene die de aanvraag doet gehouden is de belasting op aangifte te voldoen namens degene op wiens naam het motorrijtuig wordt gesteld. Naar het oordeel van het Hof brengt de faciliteit voor handelaren zoals opgenomen in artikel 8 van de Wet BPM 1992, waardoor op aanvraag de BPM per tijdvak voldaan kan worden, niet mee dat tussen BPM-heffingen, die materieel door verschillende personen verschuldigd zijn, maar formeel (op grond van artikel 7, lid 1, van de Wet BPM 1992) door dezelfde handelaar voldaan worden, interne compensatie plaats kan vinden (zie uitspraak Hof Arnhem-Leeuwarden van 10 januari 2017, nrs. 15/00182 tot en met 15/00270, ECLI:NL:GHARL:2017:131).”
op autoniveaubekijkt en daarbij:
gedeeltelijkrechtskundig standpunt pleitbaar kan zijn, maakt het gemengde karakter van de beoordeling van de meer dan normale gebruiksschade (deels feitelijk, deels juridisch) niet zoveel uit.
in hoeverrede door de taxateur geconstateerde beschadigingen en gebreken aan te duiden zijn als meer dan normale gebruiksschade. Ook dan gaat het in ieder geval ten dele om de interpretatie van artikel 2, onderdeel c van de Wet BPM. Het zijn telkens kwalificatievraagstukken.
- In alle zaken uit groep 1 en groep 2, waarin de ‘naheffing’ (na uitspraak op bezwaar) nihil of negatief bedroeg, is het beroep ongegrond. Dat de boete eraf gaat, maakt niet uit: ter zake van deze auto’s was er geen boetegrondslag.
- In de overige zaken uit groep 2 (de auto’s ter zake waarvan een positief bedrag is nageheven), is het beroep gegrond in verband met het geslaagde beroep op het vertrouwensbeginsel.
- In de overige zaken uit groep 1 (de auto’s ter zake waarvan een positief bedrag is nageheven), is het beroep gegrond omdat de verzuimboete eraf gaat. Dat de rechtbank in sommige zaken het nageheven bedrag aan BPM niet vermindert, maakt niet uit.
De hiervoor in 3.3 bedoelde regel sluit echter niet uit dat ook in andere gevallen aanleiding kan bestaan om, alle omstandigheden van het geval in aanmerking nemend, af te wijken van de forfaitaire bedragen van het Besluit.
Voor zover de klachten inhouden dat het Hof ten onrechte of op ontoereikende gronden heeft geoordeeld dat sprake is van bijzondere omstandigheden falen zij, omdat zij eraan voorbij zien dat, ook indien rekening wordt gehouden met de terughoudendheid die bij de toepassing van artikel 2, lid 3, van het Besluit geboden is, het oordeel van het Hof dat – onder de daarbij in aanmerking genomen omstandigheden – ten aanzien van de onderhavige zaak en de ingetrokken zaak van het (…) puntensysteem moet worden afgeweken, aangezien het voor elke individuele zaak vasthouden aan dat puntensysteem leidt tot een vergoeding die de in redelijkheid gemaakte kosten ver overtreft, geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting. Daarbij dient in aanmerking te worden genomen de omstandigheid dat de vergoedingen op grond van het Besluit het karakter hebben van een tegemoetkoming in de werkelijke kosten (zie HR 25 september 2015, nr. 14/04107, ECLI:NL:HR:2015:2794).”
alleproceshandelingen in deze zaak.
gemiddeldtarief van € 100 per uur naar het oordeel van de rechtbank redelijk. Dat betekent een vergoeding van in totaal € 10.200 (€ 100 maal 102 uur), waar de al gekregen vergoeding van € 1.006 voor de bezwaarfase op in mindering wordt gebracht. Dat betekent dat de rechtbank verweerder veroordeelt tot een proceskostenvergoeding van in totaal € 9.194. Dit komt neer op een vergoeding van afgerond € 33,07 in elk van de 278 zaken waarin het beroep gegrond is.
Beslissing
- verklaart het beroep tegen de naheffingsaanslag, de rentebeschikking en de boetebeschikking gegrond;
- merkt op dat het beroep in de volgende zaaknummers ongegrond is:
- merkt op dat het beroep in de andere zaaknummers gegrond is;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar, met uitzondering van de beslissing over de proceskostenvergoeding;
- vermindert de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 87.202;
- vermindert de belastingrente dienovereenkomstig;
- vernietigt de boete;
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 345 aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van in totaal € 9.194.