ECLI:NL:RBNNE:2021:594
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Aanvragen projectvergunning dierproeven voor onderzoeken bij in het wild levende jonge kauwen naar de invloed van de snelheid van de groei op de lengte van de telomeren
In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 1 maart 2021, zijn twee zaken behandeld met betrekking tot aanvragen voor projectvergunningen voor dierproeven. De eiser, het College van Bestuur der Rijksuniversiteit Groningen, had aanvragen ingediend voor onderzoeken bij in het wild levende jonge kauwen. De eerste aanvraag, geregistreerd onder LEE 17/3984, werd op 20 april 2017 afgewezen door de Centrale Commissie Dierproeven. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing terecht was, omdat niet was aangetoond dat het gebruik van wilde dieren noodzakelijk was en de aanvraag onvoldoende transparant was. De rechtbank verklaarde het beroep tegen dit besluit ongegrond.
De tweede aanvraag, geregistreerd onder LEE 19/3305, werd eveneens afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de motivering van de Centrale Commissie Dierproeven niet deugdelijk was en dat de eiser voldoende had onderbouwd waarom het gebruik van in het wild levende kauwen noodzakelijk was voor wetenschappelijk valide resultaten. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit II en droeg de verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank benadrukte dat twijfels over de wetenschappelijke opbrengst niet voldoende zijn om het project te diskwalificeren. De rechtbank stelde ook dat de eiser recht had op vergoeding van het griffierecht.