In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 10 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een inwoner van Groningen, en het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) over schadevergoeding voor mijnbouwschade aan zijn woning. Eiser had eerder vergoedingen ontvangen voor mijnbouwschade, maar na een nieuw schadevoorstel van IMG, dat een schadevergoeding van € 7.313,79 toekende, maakte eiser bezwaar. Het bezwaar werd ongegrond verklaard, waarna eiser beroep instelde. Tijdens de zitting op 7 februari 2022 werd eiser bijgestaan door zijn gemachtigde en deskundigen. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waarbij het bewijsvermoeden van artikel 6:177a BW van toepassing was. Dit vermoeden houdt in dat schade aan gebouwen die kan worden toegeschreven aan mijnbouwactiviteiten, wordt vermoed te zijn veroorzaakt door die activiteiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schade aan de vloerdelen niet door trillingen, maar door wateroverlast is veroorzaakt, en heeft het bewijsvermoeden voor deze schade weerlegd. Eiser kreeg een extra vergoeding voor het vervangen van de tegels in de badkamer. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd voor zover het de schades 19, 20 en 21 betreft, en heeft bepaald dat eiser een aanvullende schadevergoeding van € 3.544,42 toekomt. Tevens zijn de proceskosten van eiser vergoed.