Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 primair, 2 en 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 545 dagen met aftrek, waarvan 360 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Aan het voorwaardelijke deel van deze gevangenisstraf moeten de bijzondere voorwaarden worden verbonden die de reclassering heeft geadviseerd, met uitzondering van een contactverbod en locatieverbod. De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om de te stellen voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Daarnaast moet aan verdachte een contactverbod en een locatieverbod in het kader van een maatregel als bedoeld in 38v Sr (hierna: 38v-maatregel) worden opgelegd voor de duur van 5 jaren. Het moet verdachte verboden worden om contact te hebben met [slachtoffer 2] en zich in Leek te begeven. Daarbij moet de vervangende hechtenis gesteld worden op 1 week per overtreding, met een maximum van 6 maanden. Ook deze maatregel moet duidelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het ondergane voorarrest. Daarnaast kan aan verdachte een voorwaardelijke straf worden opgelegd, met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde voorwaarden. Verdachte is ook bereid om zich aan deze voorwaarden te houden.
De raadsvrouw heeft verzocht om een eventueel contactverbod en locatieverbod op te leggen als bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel en niet in het kader van een artikel 38vmaatregel. Gelet op eventueel contact van verdachte met zijn dochters in de toekomst en gelet op de feiten die verdachte heeft gepleegd, is de 38v-maatregel voor de duur van 5 jaar te belastend.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van de psychiater en de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot brandstichting, het voorhanden hebben van een molotovcocktail en stalking van zijn ex-partner.
Verdachte heeft gedurende een periode van een week zijn ex-partner belaagd. In die week heeft hij onder andere een fles met motorolie onder de auto van aangeefster gegooid, is verdachte meerdere keren met zijn auto langs haar woning gereden en heeft hij een tekening en een brief bij haar bezorgd. Tot slot heeft hij een brandend voorwerp onder het woonkamerraam van de woning van aangeefster gelegd.
Verdachte heeft hiermee inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Belaging heeft veelal langdurige en ingrijpende angstgevoelens bij de directe slachtoffers tot gevolg. Dat daar in dit geval ook sprake van is, blijkt uit de door aangeefster ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring. Zij heeft onder andere aangegeven dat zij bang en continu alert was en dat de belaging door verdachte voor veel stress heeft gezorgd.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot brandstichting door een molotovcocktail in de richting van de bestelbus van een oude vriend van hem te gooien.
Verdachte heeft dit gedaan omdat hij vermoedde dat deze vriend een relatie had met zijn ex-vrouw. Ook een poging tot brandstichting is een ernstig strafbaar feit dat grote impact op slachtoffers kan hebben. De rechtbank rekent verdachte deze feiten zeer aan.
De rechtbank heeft als strafverzwarend in aanmerking genomen dat verdachte in 2022 eerder onherroepelijk is veroordeeld voor belaging van zijn ex-partner, die nu weer het slachtoffer is. Verdachte liep nog in een proeftijd van een voorwaardelijke gevangenisstraf die hem voor dit feit was opgelegd.
Ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de Pro Justitia-rapportage van 1 april 2023, opgesteld door B.A. Blansjaar, psychiater. Uit deze rapportage blijkt dat verdachte lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van een bipolaire stoornis. Ten tijde van het ten laste gelegde was blijkens de bevindingen van het onderzoek bij verdachte sprake van een manische episode met psychotische kenmerken in de vorm van irreële denkbeelden van achterdocht en kwade bejegening.
De stoornis beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte. De aan verdachte ten laste gelegde feiten kunnen bij bewezenverklaring worden beschouwd als grotendeels voortgekomen uit manische ontremming en waanachtige belevingen, met beperking van het vermogen tot oordeel en kritiek, veroorzaakt door een bipolaire stemmingsstoornis. De ten laste gelegde feiten kunnen bij bewezenverklaring in een verminderde mate aan verdachte worden toegerekend.
Het risico op recidive kan bij bewezenverklaring als matig verhoogd worden ingeschat. Geadviseerd wordt bij bewezenverklaring het recidivegevaar te beperken door opname en behandeling van verdachte in een Forensisch Psychiatrische Afdeling met ambulante nazorg door een forensische polikliniek in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel onder toezicht van de reclassering.
De rechtbank neemt het advies van de psychiater over en zal de bewezen verklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte toerekenen.
Uit het rapport van de reclassering van 3 juli 2023 blijkt dat verdachte inmiddels in het kader van een schorsing van zijn voorlopige hechtenis is opgenomen bij [instelling] . Zijn behandeling daar zal naar inschatting van de behandelaren in ieder geval nog enkele maanden duren. In het geval van een veroordeling adviseert de reclassering aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, een contactverbod en passende dagbesteding. Tevens wordt de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het toezicht geadviseerd.
Gelet de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank acht de eis van de officier van justitie ten aanzien van het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf passend en zal dan ook 185 dagen gevangenisstraf met aftrek opleggen. Daarnaast zal de rechtbank nog 180 dagen voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient ertoe verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen en om de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden aan verdachte op te kunnen leggen. De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, een verplichte klinische behandeling en het hebben van een dagbesteding aan deze voorwaardelijke straf verbinden.
De rechtbank zal bepalen dat deze bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn, aangezien zowel de psychiater als de reclassering een verhoogd risico op recidive beschrijven en verdachte in het kader van de schorsing van zijn voorlopige hechtenis nog onvoldoende is behandeld om dit recidiverisico te beperken.
Ten aanzien van het eveneens geadviseerde contactverbod en locatieverbod overweegt de rechtbank dat dit, in het kader van een bijzondere voorwaarde, onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De rechtbank ziet namelijk, mede gelet op het feit dat verdachte eerder veroordeeld is ter zake belaging van zijn ex-vrouw, een reëel recidiverisico en is dan ook van oordeel dat dit risico zoveel mogelijk moet worden ingeperkt. De rechtbank zal dan ook een contactverbod met aangeefster en een locatieverbod opleggen in het kader van een 38v-maatregel.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens aangeefster, wordt bevolen dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is. Hierdoor kan verdachte elke keer dat hij dit contactverbod en/of locatieverbod overtreedt direct worden afgestraft, waardoor hij hopelijk daadwerkelijk zal stoppen met het zoeken van contact met aangeefster. De rechtbank bepaalt de vervangende hechtenis bij overtreding op 1 week per overtreding, met een maximum van 6 maanden. Anders dan de officier van justitie zal de rechtbank de duur van de maatregel bepalen op drie jaren.