ECLI:NL:RBNNE:2023:5176

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 december 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
23/4713
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake openbaarmaking van informatie op grond van de Wet open overheid

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die een aantal verzoeken om openbaarmaking van informatie heeft ingediend bij de gemeente Ameland op basis van de Wet open overheid (Woo). De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Verzoeker heeft op 25 november 2023 bezwaar gemaakt tegen een brief van de gemeente Ameland, waarin werd aangegeven dat de Woo-verzoeken niet in behandeling zouden worden genomen. De voorzieningenrechter concludeert dat de brief van 16 november 2023 geen besluit in de zin van de Awb is, terwijl het besluit van 27 november 2023 dat wel is. Dit betekent dat verzoeker prematuur bezwaar heeft gemaakt. De voorzieningenrechter stelt vast dat er onvoldoende grond is voor het oordeel dat er sprake is van een spoedeisend belang dat het treffen van een voorlopige voorziening vereist.

De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat verzoeker geen spoedeisend belang heeft en het bestreden besluit niet evident onrechtmatig is. De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, in aanwezigheid van griffier H. Siebers, en is openbaar uitgesproken op 11 december 2023. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/4713

uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 december 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit Arnhem, verzoeker

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ameland, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker in verband met verweerders beslissing op zijn verzoeken om openbaarmaking van informatie op grond van de Wet open overheid (Woo). Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
1.1.
Omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. De voorzieningenrechter baseert zich bij zijn oordeelsvorming op onderstaande feiten en omstandigheden.
4. Verzoeker heeft een aantal Woo-verzoeken bij de gemeente Ameland ingediend. Deze verzoeken hebben van verweerder de volgende zaaknummers gekregen: 381578, 376406, 377184, 377213 en 377217.
5. Bij brief van 16 november 2023 heeft verweerder verzoeker medegedeeld waarom hij van mening is dat het door hem niet voldoen aan de Woo-verzoeken van verzoeker legitiem is.
6. Verzoeker heeft op 25 november 2023 bezwaar gemaakt tegen deze brief van verweerder.
7. Verzoeker heeft op dezelfde datum de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat het besluit van verweerder om niet aan de Woo-verzoeken te voldoen wordt geschorst. Verzoeker heeft gesteld een spoedeisend belang te hebben bij de gevraagde voorziening om verdere vertraging van de besluitvorming te voorkomen.
8. Bij besluit van 27 november 2023 heeft verweerder verzoeker medegedeeld dat zijn Woo-verzoeken met toepassing van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c. van de Awb niet in behandeling worden genomen
9. De voorzieningenrechter concludeert allereerst dat naar zijn oordeel de brief van 16 november 2023 geen besluit in de zin van de Awb is. Het besluit van 27 november 2023 is dit wel. Dat betekent dat verzoeker prematuur bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van verweerder op zijn Woo-verzoeken. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan met toepassing van artikel 6:10, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar achterwege blijven op de grond dat verzoeker ten tijde van de indiening van het bezwaarschrift, vanwege de inhoud van de brief van 16 november 2023, redelijkerwijs kon menen dat zijn verzoeken waren afgewezen. De voorzieningenrechter gaat er daarom in deze procedure van uit dat een ontvankelijk bezwaar is ingediend en dat onderhavig verzoek voldoet aan het in artikel 8:81 van de Awb neergelegde vereiste van processuele connexiteit.
10. De voorzieningenrechter acht verder in hetgeen verzoeker heeft aangevoerd onvoldoende grond aanwezig om te oordelen dat er sprake is van een spoedeisend belang dat het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Niet valt in te zien dat hij het besluit op bezwaar van verweerder niet zou kunnen afwachten.
11. Omdat de voorzieningenrechter van oordeel is dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft, kan de door hem gevraagde voorziening alleen nog worden getroffen als het bestreden besluit evident onrechtmatig is. Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door verweerder ingenomen standpunt juist is en of het bestreden besluit in de bodemprocedure in stand zal blijven. Daarvan is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake.

Conclusie en gevolgen

12. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
H. Siebers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 december 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.