ECLI:NL:RBLIM:2024:9516

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
17 december 2024
Zaaknummer
ROE 24 / 2779, ROE 24 / 2780, ROE 24 / 2781 en ROE 24 / 2782
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen buitenbehandelingstelling van Woo-verzoeken wegens misbruik van recht

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, wordt geoordeeld over verzoeken om een voorlopige voorziening in het kader van de Wet open overheid (Woo). Eiser heeft vier omvangrijke Woo-verzoeken ingediend bij de burgemeester van Sittard-Geleen, die deze verzoeken buiten behandeling heeft gesteld wegens misbruik van recht. De voorzieningenrechter concludeert dat de burgemeester terecht heeft geoordeeld dat er sprake is van misbruik van recht, onder andere vanwege het grote aantal ingediende verzoeken en het weigerachtige gedrag van eiser om zijn verzoeken te preciseren. De voorzieningenrechter wijst erop dat de burgemeester bevoegd is om op de Woo-verzoeken te beslissen, ondanks dat de verzoeken aan het college waren gericht. De voorzieningenrechter stelt vast dat de burgemeester voldoende heeft gemotiveerd dat hij bevoegd is om op de Woo-verzoeken van eiser te beslissen. De voorzieningenrechter concludeert dat de burgemeester de Woo-verzoeken terecht buiten behandeling heeft gesteld, waardoor de beroepen niet-ontvankelijk worden verklaard. De uitspraak is gedaan op 18 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummers: ROE 24/2779, ROE 24/2780 A, ROE 24/2781 en ROE 24/2782 A
uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 december 2024 op de beroepen en de verzoeken om voorlopige voorziening in de zaken tussen

[verzoeker] , verblijvende te [plaats] , eiser

en

de burgemeester van de gemeente Sittard-Geleen (de burgemeester),

(gemachtigden: mrs. S.R.P. Bastiaans en M.M.J.P. Boesten).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op de verzoeken om een voorlopige voorziening hangende beroep tegen de buitenbehandelingstelling van twee verzoeken op grond van de Wet open overheid (Woo).
1.1.
De burgemeester heeft op de verzoeken om een voorlopige voorziening gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken gevoegd behandeld op de zitting van 11 juni 2024. Hieraan hebben als partij deelgenomen: eiser en de gemachtigden van de burgemeester.
1.3.
Na de zitting heeft eiser de voorzieningenrechter gewraakt. Op 8 oktober 2024 is het wrakingsverzoek ongegrond verklaard.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist zij ook op de beroepen van eiser. [1] Dit is ter zitting ook zo met partijen besproken.
2.1.
De voorzieningenrechter zal hierna ingaan op de Woo-verzoeken, de totstandkoming van de bestreden besluiten en de ingediende gronden van eiser.
2.2.
De relevante wet- en regelgeving is als bijlage opgenomen bij deze uitspraak.
Het Woo-verzoek van 31 augustus 2023
3. Op grond van artikel 4 van de Woo verzoekt eiser om alle stukken die zien op het al dan niet sluiten van woningen/panden met bestuursdwang wegens illegale prostitutie en/of overtreding van de Opiumwet in de periode 1 januari 2017 tot en met 31 augustus 2023. Het verzoek omvat alle schriftelijke bescheiden, inclusief: ontvangen zienswijzen, ontvangen bestuurlijke rapportages, ontvangen klachten, besluiten, voornemens en alle interne en externe communicatie.
Het Woo-verzoek van 12 september 2023
4. Eiser verzoekt in het kader van artikel 4 van de Woo om openbaarmaking van alle stukken die zien op (illegale) prostitutie in de periode 1 januari 2018 tot en met
11 september 2023. Het gaat specifiek om de volgende stukken: meldingen, verrichte onderzoeken, interne memo’s, e-mails, communicatie, verslagen etc. Tot slot geeft eiser aan dat het gaat om alle stukken die zien op (illegale) prostitutie.
Andere Woo-verzoeken bij de gemeente
5. Naast de Woo-verzoeken die in deze uitspraak aan de orde zijn, heeft eiser ook op
8 juli 2023 en op 19 november 2023 een Woo-verzoek gedaan bij verweerder.
Hoe zijn de bestreden besluiten tot stand gekomen?
5. Het college heeft op 10 oktober 2023 beslist op het Woo-verzoek van 12 september 2023. Na een inventarisatie in de digitale archiefsystemen zijn 12 documenten aangetroffen die volledig dan wel gedeeltelijk openbaar kunnen worden gemaakt. De overige aangetroffen documenten kunnen niet openbaar worden gemaakt.
5.1.
Eiser heeft tegen het primaire besluit van 10 oktober 2023 bezwaar gemaakt.
5.2.
Bij het bestreden besluit van 22 maart 2024 heeft de burgemeester het primaire besluit van 10 oktober 2023 herroepen door dit op grond van artikel 4.6 van de Woo buiten behandeling te stellen, voor wat betreft dat deel van de documenten dat nog niet openbaar is gemaakt, op grond van nieuwe inzichten en informatie. Verder heeft de burgemeester het standpunt ingenomen dat het geconstateerde bevoegdheidsgebrek in het primaire besluit, dat inhoudt dat niet het college maar de burgemeester bevoegd is om op het Woo-verzoek te beslissen, in het bestreden besluit is hersteld.
6. Op 25 oktober 2023 heeft het college beslist op het Woo-verzoek van 31 augustus 2023. Na een zoekslag in de digitale archiefsystemen zijn 1.894 documenten aangetroffen. Deze documenten kunnen volgens het college niet openbaar worden gemaakt op grond van artikel 5.1, tweede lid, onder c, d en e van de Woo en artikel 5.2 van de Woo.
6.1.
Ook tegen dit primaire besluit van 25 oktober 2023 heeft eiser bezwaar gemaakt.
6.2.
Bij het bestreden besluit van 20 maart 2024 heeft de burgemeester het primaire besluit van 10 oktober 2023 herroepen door dit op grond van artikel 4.6 van de Woo buiten behandeling te stellen, voor wat betreft dat deel van de documenten dat nog niet openbaar is gemaakt, op grond van nieuwe inzichten en informatie.
Is de burgemeester bevoegd om op de Woo-verzoeken te beslissen?
7. Eiser stelt zich primair op het standpunt dat het college, en niet de burgemeester, bevoegd is om op de Woo-verzoeken te beslissen. De Woo-verzoeken zijn ook gericht aan het college en alleen al daarom is het college bevoegd om op de Woo-verzoeken te beslissen, aldus eiser. Naar de mening van eiser is de burgemeester onbevoegd om op de Woo-verzoeken te beslissen. Subsidiair stelt eiser zich op het standpunt dat de burgemeester deels bevoegd is om op de Woo-verzoeken te beslissen, omdat de Woo-verzoeken ook zien op documenten die niet tot het beleidsterrein van de burgemeester behoren, zoals – onder andere – zienswijzen, meldingen en klachten in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
8. De voorzieningenrechter stelt vast dat de besluiten op de Woo-verzoeken
(de primaire besluiten) zijn genomen door het college en de besluiten op de bezwaarschriften (de bestreden besluiten) zijn genomen door de burgemeester.
In het bestreden besluit van 22 maart 2024 is – onder verwijzing naar het advies van de commissie voor de bezwaarschriften (de commissie) van 27 februari 2024 – expliciet opgenomen dat het primaire besluit van 10 oktober 2023 onbevoegd is genomen door het college, omdat de documenten waarop het Woo-verzoek van 12 september 2023 ziet, behoren tot het beleidsterrein van de burgemeester. Daarbij is verwezen naar artikel 3.4 in verbinding met artikel 3.2 van de Algemene plaatselijke verordening. [2]
8.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de burgemeester belast is met de handhaving van de openbare orde. [3] Ook is de burgemeester bevoegd om een woning in het kader van de handhaving van de openbare orde te sluiten als er sprake is van drugshandel in of vanuit de woning. [4] De Woo-verzoeken van eiser hebben – samengevat weergegeven – betrekking op illegale prostitutie en woningsluitingen als gevolg van illegale prostitutie [5] en overtredingen op grond van de Opiumwet. Illegale prostitutie en woningsluitingen vallen naar het oordeel van de voorzieningenrechter onder de handhaving/bescherming van de openbare orde en behoren daarmee bij uitstek tot het beleidsterrein van de burgemeester. De enkele stelling van eiser dat het college beslissingsbevoegd is omdat de Woo-verzoeken aan het college zijn gericht, acht de voorzieningenrechter onvoldoende om niet van de beslissingsbevoegdheid van de burgemeester uit te gaan. De Woo bevat immers een doorzendplicht. Als een schriftelijk verzoek bij een bestuursorgaan binnenkomt, terwijl de documenten waarop het verzoek ziet bij een ander bestuursorgaan berusten, dan wordt dat verzoek onverwijld doorgezonden aan het andere bestuursorgaan, onder mededeling van de doorzending aan de verzoeker. [6] Het is dus niet zo dat de burgemeester niet bevoegd is, alleen omdat het Woo-verzoek van eiser aan het college was gericht. Nu de onderwerpen waarop de Woo-verzoeken zien tot het beleidsterrein van de burgemeester horen, geldt dit ook voor de in dat verband ontvangen zienswijzen, bestuurlijke rapportages, klachten, besluiten, voornemens, interne en externe communicatie, meldingen, verrichte onderzoeken, interne memo’s, e-mailberichten, verslagen e.d. Dat, zoals eiser stelt, de bestuurlijke rapportage en de klachten onder een bepaalde afdeling vallen binnen de gemeente waardoor het college – en niet de burgemeester – ten aanzien van deze onderdelen van het Woo-verzoek beslissingsbevoegd was, volgt de voorzieningenrechter niet. Ter zitting is ten aanzien van de bestuurlijke rapportages namens de burgemeester naar voren gebracht dat deze rapportages direct naar de burgemeester worden gestuurd en niet naar het college. Ook de klachten die binnen de reikwijdte van de Woo-verzoeken vallen, zijn gericht tegen het terzake bevoegde bestuursorgaan, en dat is in dit geval de burgemeester.
8.2.
Resumerend is de voorzieningenrechter van oordeel dat de burgemeester voldoende heeft gemotiveerd dat hij bevoegd is om op beide Woo-verzoeken van eiser te beslissen. Dat neemt niet weg dat de gevolgde procedure door het college en de burgemeester niet correct is geweest. Het had voor de hand gelegen dat het Woo-verzoek van eiser direct naar de burgemeester zou zijn gestuurd, nog voor er een primair besluit zou zijn genomen, en dat eiser hiervan bericht zou hebben gekregen. Dat is in beide zaken niet gebeurd. In zoverre is de gang van zaken bij de gemeente niet volgens het boekje verlopen. Maar, als sprake is van misbruik van recht, is eiser daardoor niet in zijn (gerechtvaardigde) belangen geschaad. De voorzieningenrechter zal dat hierna onderzoeken.
Heeft de burgemeester de Woo-verzoeken terecht buiten behandeling gesteld wegens misbruik van recht?
9. Eiser stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van misbruik van recht. Dat hij verzoekt om een proceskostenveroordeling betekent niet dat hij de Woo-verzoeken indient vanwege een “kennelijk ander doel”. Verder stelt eiser dat de burgemeester in de beslissingen op bezwaar niet alsnog een beroep kan doen op artikel 4.6 van de Woo. Dit had namelijk onverwijld gemoeten.
10. Wanneer verzoeker kennelijk (1) een ander doel heeft dan het verkrijgen van publieke informatie of (2) wanneer het verzoek evident geen bestuurlijke aangelegenheid betreft, kan het bestuursorgaan binnen twee weken na ontvangst van het verzoek, dan wel onverwijld nadat is gebleken dat de verzoeker kennelijk een ander doel heeft dan het verkrijgen van publieke informatie, besluiten het verzoek niet te behandelen. [7] In beginsel wordt ervan uitgegaan dat de verzoeker de bedoeling heeft publieke informatie te vergaren. Dat neemt niet weg dat het recht om een verzoek om informatie in te dienen, kan worden misbruikt, zoals in de rechtspraak die onder de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) is gevormd ook tot uitdrukking komt. [8] Deze rechtspraak is bij het ontbreken van een antimisbruikbepaling in de Wob gevormd op basis van artikel 3:13 in verbinding met
artikel 3:15 van het Burgerlijk Wetboek maar kan inhoudelijk voor de Woo van betekenis blijven.
10.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester de Woo-verzoeken van eiser terecht buiten behandeling heeft gesteld wegens misbruik van recht op grond van artikel 4.6 van de Woo. Zij kent daarbij betekenis toe aan de volgende omstandigheden en licht dit als volgt toe.
10.2.
Een indiener van een Woo-verzoek hoeft bij zijn verzoek geen belang te stellen. Maar de bevoegdheid tot het indienen van zo’n verzoek is met een bepaald doel toegekend, namelijk dat in beginsel een ieder kennis kan nemen van overheidsinformatie. Nu misbruik van recht zich kan voordoen als een bevoegdheid wordt aangewend voor een ander doel dan waarvoor zij is gegeven, kan het doel van een Woo-verzoek relevant zijn om te beoordelen of misbruik van recht heeft plaatsgevonden. Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van misbruik van recht wordt ook het eerdere (procedeer)gedrag van een Woo-verzoeker betrokken.
10.3.
Desgevraagd heeft eiser ter zitting verklaard dat hij interesse heeft in besluitvorming op lokaal niveau. Dit biedt weinig verduidelijking over zijn bedoeling. Temeer nu eiser geen enkele link heeft met de gemeente Sittard-Geleen, maar wel in vier maanden tijd vier omvangrijke Woo-verzoeken heeft ingediend bij deze gemeente. Te weten op 8 juli 2023, 31 augustus 2023, 12 september 2023 en 19 november 2023. Dit laatste Woo-verzoek heeft de burgemeester aanleiding gegeven nader onderzoek te verrichten naar eiser en zijn motieven voor het indienen van de Woo-verzoeken. De Woo-verzoeken van 31 augustus 2023 en 12 september 2023 - die hier voorliggen – zien op respectievelijk een tijdvak van ruim zes en ruim vijf jaar. Kort voor de hoorzitting in de bezwaarfase is gebleken dat alleen al bij het primaire besluit van 25 oktober 2023 sprake is van 402 dwangsommen en 1.894 documenten. Ook is gebleken dat bij het primaire besluit van 10 oktober 2023 sprake is van minstens 50 zaken en honderden zo niet duizenden documenten. Gelet op het aanzienlijk aantal aangetroffen documenten, is eiser – voor wat betreft het Woo-verzoek van
31 augustus 2023 – bij brief van 7 september 2023 verzocht om zijn verzoek nader te specificeren/preciseren tot specifieke wijken in de gemeente Sittard-Geleen. Eiser heeft bij brief van 17 september 2023 bericht dat zijn Woo-verzoek voldoende duidelijk is en dat hij het niet nader kan specificeren tot bepaalde wijken binnen de gemeente. Desgevraagd heeft eiser ter zitting een wisselende verklaring ingenomen over zijn weigering tot precisering in de verschillende verzoeken die hij bij verweerder heeft gedaan. In eerste instantie verklaart hij dat het verzoek om precisering te laat was, later verklaart hij dat de informatieverzoeken eigenlijk al specifiek genoeg waren. De voorzieningenrechter overweegt dat het verzoek om precisering dat in deze zaken speelt, tijdig door de gemeente is gedaan, te weten binnen vier weken na ontvangst van het Woo-verzoek. [9] Dat eiser geen medewerking heeft verleend aan de specificering/precisering van zijn Woo-verzoek, heeft de burgemeester mee mogen wegen in de conclusie dat eiser met het indienen van het Woo-verzoek kennelijk een ander doel nastreeft dan het verkrijgen van publieke informatie. Ook is door de weigering om medewerking te verlenen aan het preciseringsverzoek een groot beslag gelegd op de ambtelijk capaciteit.
10.4.
Naast het feit dat eiser in korte tijd vier Woo-verzoeken heeft ingediend bij de gemeente heeft de burgemeester aangegeven dat het procedeergedrag van eiser aanleiding heeft gegeven tot twijfel aan zijn intenties. De burgemeester geeft verder aan dat eiser herhaaldelijk een beroep op de Wet dwangsom zou hebben gedaan. Hoewel de voorzieningenrechter constateert dat hij dat heeft gedaan in de verzoeken bij de gemeente die hier niet bij de rechtbank voorliggen, is ook het verdere procedeergedrag van eiser van belang. Verder heeft eiser in de onderhavige zaak, aan verweerder gevraagd om een proceskostenvergoeding met verzwarende wegingsfactor van 1,5 tot 2. Eiser heeft geen onderbouwing gegeven waarom deze wegingsfactor van toepassing zou zijn en is ook onduidelijk over de vraag of er überhaupt een gemachtigde in beeld is geweest. Eiser heeft aangegeven dat hij de proceskostenvergoeding op voorhand heeft gevraagd, voor het geval er zich later alsnog een gemachtigde zou voegen. Hij heeft ook verklaard dat hij een gemachtigde had, maar dat hij daarvan de naam niet wil noemen. En verder dat hij nog een andere gemachtigde had, waarvan hij de naam wel heeft genoemd, die niet bij de hoorzitting is geweest, omdat hij geen bericht heeft gekregen van de hoorzitting. De burgemeester betwist een stelbrief van deze gemachtigde te hebben ontvangen. Eiser verklaart anderzijds ook dat zijn gemachtigde niet naar de hoorzitting wilde gaan omdat hij geen vertrouwen heeft in de voorzitter van de bezwaarcommissie. Hetgeen vreemd is omdat op voorhand niet bekend was gemaakt wie de voorzitter van de bezwaarcommissie zou worden, en wat doet vermoeden dat de gemachtigde wel bekend was met de datum van de hoorzitting. Eiser geeft met deze houding weinig duidelijkheid over zijn toch opmerkelijke procedeergedrag.
10.5.
Ook betrekt de voorzieningenrechter bij haar oordeel dat eiser – naast de ingediende Woo-verzoeken bij de gemeente Sittard-Geleen – diverse Woo-verzoeken heeft ingediend bij de gemeenten Haarlemmermeer, Ameland [10] , Dinkelland en Tubbergen en Bergen op Zoom. Dit is ter zitting niet door eiser bestreden. Sterker nog, ter zitting heeft eiser aangegeven dat hij Woo-verzoeken dan wel verzoeken in het kader van de AVG heeft ingediend bij, onder meer, de gemeente Amsterdam, Utrecht, verschillende ministeries en Provinciale Staten. Verder heeft de burgemeester kunnen verwijzen naar een tweetal uitspraken van de rechtbank Rotterdam waaruit volgt dat eiser in zijn hoedanigheid van gemachtigde van de eisende partij een aanvraag heeft ingediend op grond van artikel 39i van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens bij het College van procureurs-generaal. Bij het uitblijven van een tijdige beslissing op zijn aanvraag, heeft hij een ingebrekestelling gestuurd. In de voorlopige voorzieningenprocedure hangende bezwaar is het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen [11] wegens het ontbreken van spoedeisend belang en in de beroepsprocedure heeft de rechtbank geoordeeld dat het niet aannemelijk is dat er een aanvraag is ingediend waardoor het bestuursorgaan niet in gebreke kan zijn om tijdig te beslissen. [12] Ook is de voorzieningenrechter uit eigen onderzoek gebleken dat eiser zelf diverse beroepen heeft ingediend bij verschillende rechtbanken [13] omdat niet tijdig zou zijn beslist op zijn Wob of Woo-verzoeken en waarbij hij in sommige gevallen de rechtbank verzoekt om de hoogte van de verbeurde dwangsom [14] vast te stellen, terwijl de dwangsom sinds 1 oktober 2016 is losgekoppeld van de Wob en niet van toepassing is op de Woo. [15] Verder heeft eiser een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend hangende bezwaar tegen het niet verder in behandeling nemen van zijn Woo-verzoek, maar dit verzoek is afgewezen wegens het ontbreken van spoedeisend belang. [16]
10.6.
Daarnaast neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat eiser strafrechtelijk is veroordeeld voor internetoplichting [17] , oplichting en het belemmeren van geautomatiseerd werk en bedreiging [18] . Hoewel een strafrechtelijke veroordeling niet vereist is om misbruik van recht aan te nemen, kan dit wel een factor van belang vormen gelet op de – in dit geval – gedragingen van eiser die geleid hebben tot deze strafbare feiten. Uit de rechtbankuitspraken en het arrest van het gerechtshof leidt de voorzieningenrechter af dat eiser – onder andere – gebruik maakt van listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels. Eisers gedragingen bestonden onder andere uit het 1500 keer bellen in ongeveer een maand tijd van een ziekenhuis. Dit soort gedragingen dragen bij aan de aanname dat eiser zijn Woo-verzoeken heeft ingediend met een ander doel dan het verkrijgen van publieke informatie.
10.7.
Op grond van de hiervoor genoemde vier omvangrijke Woo-verzoeken, de weigerachtige houding van eiser bij het verzoek om zijn Woo-verzoek in te beperken/te preciseren, het aantal ingediende Woo-verzoeken bij andere bestuursorganen, de rechtbankuitspraken, het procedeergedrag van eiser en het strafrechtelijk verleden van eiser, heeft de burgemeester kunnen concluderen dat eiser met het indienen van de Woo-verzoeken kennelijk een ander doel nastreeft dan het verkrijgen van publieke informatie. Het standpunt van eiser dat de burgemeester niet tijdig een beroep heeft gedaan op artikel 4.6 van de Woo is niet juist. In artikel 4.6 van de Woo is opgenomen dat het bestuursorgaan binnen twee weken na ontvangst van het verzoek of onverwijld nadat is gebleken dat verzoeker kennelijk een ander doel heeft dan het verkrijgen van publieke informatie, kan besluiten het verzoek niet te behandelen. In het verweerschrift maar ook ter zitting heeft de burgemeester voldoende gemotiveerd dat uit het oogpunt van zorgvuldigheid is gewacht op het advies van de commissie. Na de ontvangst en bestudering van het advies – ter zitting is namens de burgemeester aangegeven dat een besluit ambtelijk moet worden voorbereid en bestuurlijk moet worden genomen – heeft de burgemeester in de bestreden besluiten onverwijld een beroep gedaan op artikel 4.6 van de Woo en bepaald dat de Woo-verzoeken van eiser buiten behandeling worden gesteld. Dat de burgemeester niet tijdig een beroep zou hebben gedaan op artikel 4.6 van de Woo, volgt de voorzieningenrechter daarom niet.
10.8.
Wat eiser verder heeft aangevoerd behoeft geen bespreking, nu sprake is van misbruik van recht.

Conclusie en gevolgen

11. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester de Woo-verzoeken terecht buiten behandeling heeft gesteld wegens misbruik van recht. Nu er sprake is van misbruik van recht, zijn de beroepen niet-ontvankelijk. De niet-ontvankelijk verklaring van de beroepen heeft tot gevolg dat de bestreden besluiten in stand blijven. Nu de beroepen niet-ontvankelijk zijn verklaard, bestaat er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Ook krijgt eiser geen vergoeding van zijn griffierecht en proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart de beroepen niet-ontvankelijk;
- wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.J. Sprakel, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. D.S.A.W. Raes, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 december 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 18 december 2024.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.
Wet open overheid
Artikel 4:6
Indien de verzoeker kennelijk een ander doel heeft dan het verkrijgen van publieke informatie of indien het verzoek evident geen bestuurlijke aangelegenheid betreft, kan het bestuursorgaan binnen twee weken na ontvangst van het verzoek, dan wel onverwijld nadat is gebleken dat de verzoeker kennelijk een ander doel heeft dan het verkrijgen van publieke informatie, besluiten het verzoek niet te behandelen.
Gemeentewet
Artikel 172
1. De burgemeester is belast met de handhaving van de openbare orde.
(…)
Artikel 174 gemeentewet
1. De burgemeester is belast met het toezicht op de openbare samenkomsten en vermakelijkheden alsmede op de voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven.
2. De burgemeester is bevoegd bij de uitoefening van het toezicht, bedoeld in het eerste lid, de bevelen te geven die met het oog op de bescherming van veiligheid en gezondheid nodig zijn.
3. De burgemeester is belast met de uitvoering van verordeningen voor zover deze betrekking hebben op het in het eerste lid bedoelde toezicht.
Artikel 174a
1. De burgemeester kan besluiten een woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te sluiten, indien:
a. door gedragingen in de woning of het lokaal of op het erf de openbare orde rond de woning, het lokaal of het erf ernstig wordt verstoord;
b. door ernstig geweld, of bedreiging daarmee, in of in de onmiddellijke nabijheid van de woning of het lokaal of op het erf of in de onmiddellijke nabijheid van het erf, de openbare orde rond de woning, het lokaal of het erf ernstig wordt verstoord of ernstige vrees bestaat voor het ontstaan van een zodanige verstoring;
c. door het aantreffen in de woning of het lokaal of op het erf van een wapen als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie de openbare orde rond de woning, het lokaal of het erf ernstig wordt verstoord of ernstige vrees bestaat voor het ontstaan van een zodanige verstoring.
2. De in het eerste lid, aanhef, genoemde bevoegdheid komt de burgemeester eveneens toe in geval van ernstige vrees voor verstoring van de openbare orde op de grond dat de rechthebbende op de woning, het lokaal of het erf eerder een woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf op een zodanige wijze heeft gebruikt of doen gebruiken dat die woning, dat lokaal of dat erf op grond van het eerste lid, onderdeel a, is gesloten, en er aanwijzingen zijn dat betrokkene de woning, het lokaal of het erf ten aanzien waarvan hij rechthebbende is eveneens op een zodanige wijze zal gebruiken of doen gebruiken.
(…)
Algemene Plaatselijke Verordening Sittard-Geleen
Artikel 3:2
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder bevoegd bestuursorgaan: het college van burgemeester en wethouders of, voor zover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester.
Artikel 3:4
Het is verboden een inrichting te exploiteren of te wijzigen zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan.
De aanvraag daartoe dient te geschieden door middel van een door het bevoegd bestuursorgaan vastgesteld formulier.
In de aanvraag om een vergunning en in de vergunning wordt in ieder geval vermeld:
a. de persoonsgegevens van de exploitant;
b. de persoonsgegevens van de beheerder;
c. de aard van de inrichting;
d. de locatie van de inrichting.
4. De vergunning wordt uitsluitend verleend aan de exploitant. Zij is
persoonsgebonden en kan niet worden overgedragen.

Voetnoten

1.Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
2.De Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Sittard-Geleen houdende regels over algemene orde en veiligheid, geldend van 19 december 2020 tot 1 januari 2024.
3.Dat is opgenomen in artikel 172 van de Gemeentewet.
4.Dat is opgenomen in artikel 13b van de Opiumwet.
5.Zie artikel 174a van de Gemeentewet.
6.Zie artikel 4.2 van de Woo.
7.Dat volgt uit artikel 4.6 van de Woo.
8.Zie de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van
9.Zie artikel 4.2a van de Woo jo artikel 4.4. van de Woo.
10.In Ameland had eiser vijf Woo-verzoeken ingediend. Zie de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland van 11 december 2023, ECLI:NL:RBNNE:2023:5176.
11.Zie de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 11 augustus 2022, ECLI:NL:RBROT:2022:7309.
12.Zie de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 18 augustus 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:7309.
13.Zie de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 7 mei 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:3427.
14.Zie de uitspraken van de rechtbank Rotterdam van 9 november 2022, ECLI:NL:RBROT:2022:9498, en 17 januari 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:262.
15.Zie artikel 8.2 van de Woo.
16.Zie de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 6 november 2023, ECLI:NL:RBNNE:2023:4667.
17.Zie de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 26 februari 2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:825.
18.Zie de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 19 november 2020, ECLI:NL:RBNNE:2020:4871 en het arrest (in hoger beroep) van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 31 maart 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:2375.