In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, op 28 maart 2024, is het beroep van eiseres tegen de afwijzing van een dwangsom vanwege het niet tijdig beslissen op bezwaar beoordeeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar aanvraag voor studiefinanciering, waarbij de minister op 19 april 2023 de dwangsom had afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de minister de beslissing op het bezwaar rechtmatig heeft verdaagd en dat de gronden van eiseres geen aanleiding geven om te concluderen dat de verdagingsbeslissing geen werking heeft.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de bevoegdheid tot het nemen van besluiten op bezwaar heeft gemandateerd aan de directeur-generaal van DUO, die op zijn beurt een ondermandaat heeft verleend aan de manager van de afdeling bezwaar, beroep en klachten. De rechtbank concludeert dat de verdagingsbeslissing bevoegd is genomen, ondanks dat deze niet expliciet namens de minister is vermeld. Eiseres heeft niet kunnen aantonen dat er sprake is van een onbevoegd genomen beslissing.
Daarnaast heeft de rechtbank de argumenten van eiseres over de strijdigheid van de verdagingsbeslissing met het beginsel van fair play en met het Unierecht verworpen. De rechtbank concludeert dat de minister op goede gronden heeft vastgesteld dat hij aan eiseres geen dwangsom is verschuldigd, omdat de ingebrekestelling prematuur was. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en zij krijgt geen griffierecht of vergoeding van proceskosten terug.