ECLI:NL:RBNNE:2024:4853

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
LEE 24/1879
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van ouderdomspensioen AOW in geval van geregistreerd partnerschap zonder duurzame samenleving

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 12 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de Sociale Verzekeringsbank (Svb) over de herziening en terugvordering van het ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Eiser, die op 13 november 2023 een geregistreerd partnerschap is aangegaan, betwistte de beslissing van de Svb om zijn pensioen te herzien naar de norm voor gehuwden, omdat hij en zijn partner nooit samen hebben gewoond en geen duurzame samenleving hebben gehad. De Svb had het pensioen van eiser herzien en een bedrag van € 464,99 teruggevorderd, omdat zij van mening was dat eiser niet duurzaam gescheiden leefde van zijn partner.

De rechtbank oordeelde dat de Svb ten onrechte de hoofdregel van gelijkstelling van geregistreerd partnerschap aan huwelijk had toegepast. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 1, tweede lid, aanhef en onder d, van de AOW. Eiser en zijn partner hadden geen financiële verwevenheid, geen wederzijdse zorg en leefden ieder hun eigen leven, ondanks het geregistreerd partnerschap. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van de Svb en herstelde de situatie door te bepalen dat eiser recht had op een ongehuwdenpensioen vanaf december 2023. Tevens werd de Svb veroordeeld in de proceskosten van eiser.

De uitspraak benadrukt het belang van de feitelijke omstandigheden in de beoordeling van de status van geregistreerd partnerschappen en de toepassing van de AOW-regels. De rechtbank stelde vast dat de intentie van eiser en zijn partner nooit was om samen te leven, wat leidde tot de conclusie dat de herziening van het pensioen onterecht was.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 24/1879

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 december 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J. Meerstra),
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, de Svb

(gemachtigde: mr. E.M. Mulder).

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen de herziening en terugvordering van zijn ouderdomspensioen op grond van de AOW. [1]
1.1.
Met het besluit van 28 december 2023 heeft de Svb het pensioen van eiser vanaf december 2023 herzien naar de norm voor een gehuwde en het teveel betaalde pensioen over die maand van € 464,99 van eiser teruggevorderd. Met het bestreden besluit van
11 maart 2024 op het bezwaar van eiser is de Svb bij dat besluit gebleven.
1.2.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De Svb heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 18 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de Svb.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 17 juli 2023 heeft eiser een pensioen op grond van de AOW aangevraagd. Eiser heeft daarbij verklaard dat hij op het opgegeven adres woont en geen partner heeft die op zijn adres woont. Aan eiser is vanaf 14 november 2023 een ouderdomspensioen toegekend naar de norm voor een ongehuwde. Op 13 november 2023 is eiser een geregistreerd partnerschap aangegaan met B. [naam partner] . Op 5 december 2023 heeft de Svb daarover een bericht van eiser ontvangen. De Svb heeft daarna op 7 december 2023 aan eiser en zijn partner verzocht om het formulier ‘Onderzoek woonsituatie’ in te vullen.
2.1.
De partner heeft het formulier op 14 december 2023 ingevuld en vermeld dat zij en eiser sinds 1990 een latrelatie hebben, nooit hebben samengewoond, dat er sinds het geregistreerd partnerschap niets is gewijzigd en dat zij ieder op hun eigen adres blijven wonen. Eiser heeft het formulier op 19 december 2023 ingevuld en vermeld dat hij een latrelatie heeft, dat hij en zijn partner nooit hebben samengewoond en dat ook niet van plan zijn.
2.2.
Met het besluit van 28 december 2023 heeft de Svb het ouderdomspensioen van eiser vanaf december 2023 herzien naar de norm voor een gehuwde pensioengerechtigde, omdat hij sinds 13 november 2023 een geregistreerd partnerschap is aangegaan. Eiser heeft daardoor over de maand december 2023 een bedrag van € 464,99 bruto te veel aan
AOW-pensioen ontvangen. Dit moet hij terugbetalen.
Het bestreden besluit
2.3.
In het bestreden besluit heeft de Svb het bezwaar tegen het besluit van 28 december 2023 ongegrond verklaard. Eiser leeft vanaf het moment van aangaan van het geregistreerd partnerschap door zijn latrelatie en de financiële verstrengeling niet duurzaam gescheiden van zijn partner en leeft geen eigen leven alsof er geen huwelijk of partnerschap is. Het wonen op verschillende adressen is geen reden om eiser als duurzaam gescheiden aan te merken. Eiser moet een bedrag van € 464,99 aan teveel ontvangen AOW-pensioen over de maand december 2023 terugbetalen. De Svb is niet gebleken van zeer bijzondere omstandigheden om daarvan af te zien.
2.4.
Als gevolg van de besluitvorming van de Svb zijn eiser en zijn partner overgegaan tot ontbinding van het geregistreerd partnerschap met ingang van 17 april 2024. Vanaf die datum is aan eiser door de Svb weer het AOW-pensioen naar de norm voor een ongehuwde toegekend.
Het standpunt van eiser
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit van de Svb. Hij voert aan dat de Svb ten onrechte zijn pensioen vanaf december 2023 heeft herzien naar een pensioen voor een gehuwde. Eiser leeft ondanks het geregistreerde partnerschap duurzaam gescheiden van zijn partner. Wat eiser daarover verder in de beroepsgronden aanvoert, zal hierna worden besproken.
Het standpunt van de Svb
3.1.
De Svb stelt daarentegen dat eiser en zijn partner hebben verklaard dat zij sinds 1990 een latrelatie met elkaar hebben en dat zij een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan om de nalatenschap veilig te stellen, indien één van hen komt te overlijden. In dat geval is geen sprake van duurzaam gescheiden leven.

Beoordeling door de rechtbank

4. In geschil is of de Svb terecht het AOW-pensioen met ingang van december 2023 heeft herzien naar de norm van een gehuwde en een bedrag van € 464,99 van hem heeft teruggevorderd, omdat eiser niet als duurzaam gescheiden levend van zijn partner kan worden aangemerkt. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is en legt dat hieronder uit.
Toetsingskader
5. In artikel 1, tweede lid, aanhef en onder d, van de AOW is bepaald dat de als partner geregistreerde wordt gelijkgesteld met een gehuwde. Op grond van artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW wordt als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.
5.1.
De rechtbank overweegt dat de meervoudige kamer van deze rechtbank op 26 september 2024 [2] uitspraak heeft gedaan in een vergelijkbare zaak. De rechtbank sluit zich hierbij aan.
5.2.
In vaste rechtspraak [3] legt de Raad [4] het begrip duurzaam gescheiden leven als volgt uit. Gehuwde mensen leven pas duurzaam gescheiden als aan de volgende voorwaarden is voldaan: (a) ten minste één van hen wil de huwelijkse samenleving verbreken; (b) ieder van hen leidt afzonderlijk een eigen leven alsof hij of zij niet met de ander is gehuwd, en (c) ten minste één van hen bedoelt deze situatie als blijvend. Of aan deze voorwaarden wordt voldaan, moet ondubbelzinnig blijken uit de feitelijke omstandigheden. Daarvoor is niet voldoende dat betrokkenen hun hoofdverblijf niet hebben in dezelfde woning. De huwelijkse samenleving kan immers bestaan zonder dat de echtgenoten/partners samenwonen.
5.3.
Verder is in vaste rechtspraak [5] uitgemaakt dat in het algemeen kan worden aangenomen dat na het sluiten van een huwelijk de betrokkenen de intentie hebben een echtelijke samenleving - al dan niet op termijn - aan te gaan, maar dat het niet is uit te sluiten dat onder omstandigheden vanaf de huwelijksdatum van duurzaam gescheiden leven kan worden gesproken, mits dat ondubbelzinnig uit de feiten en omstandigheden blijkt.
In het beleid [6] van de Svb zijn de voorwaarden die in een dergelijke situatie worden onderzocht, niet nader uitgewerkt.
6. De Svb heeft in de onderhavige zaak, naar aanleiding van de melding van eiser dat hij op 13 november 2023 een geregistreerd partnerschap met [naam partner] is aangegaan, onderzoek gedaan naar de woonsituatie van eiser. In het op 19 december 2023 door eiser ingevulde formulier “onderzoek woonsituatie” heeft hij aangegeven nooit te hebben samengewoond en ook niet gaat samenwonen. De Svb neemt als uitgangspunt dat slechts van duurzaam gescheiden leven kan worden gesproken indien uit de feitelijke situatie blijkt dat de onderlinge contacten over en weer zeer beperkt zijn en blijven dan wel minder beperkt maar zeer zakelijk zijn. Eerst dan kan worden aangenomen dat beide partners een afzonderlijk leven leiden alsof er geen huwelijk dan wel geregistreerd partnerschap is.
7. Eiser heeft op de zitting verklaard dat hij en [naam partner] nooit de intentie hebben gehad om samen te leven, die intentie ook nu niet hebben en dat deze situatie blijvend is bedoeld. Hij wilde, door een geregistreerd partnerschap met [naam partner] aan te gaan, bij zijn overlijden de erfenis regelen voor de kinderen van [naam partner] . Hij kent [naam partner] al heel lang, was getuige bij haar huwelijk en zij komt regelmatig bij hem. Eiser heeft daarnaast op de zitting verklaard dat geen sprake is van het zorgen voor elkaar en ook niet van financiële verwevenheid tussen hem en [naam partner] .
8. Op basis van de feiten en omstandigheden, zoals die blijken uit het dossier en naar voren zijn gebracht op de zitting, is naar het oordeel van de rechtbank in de situatie van eiser en [naam partner] nooit een met een huwelijk gelijk te stellen situatie ontstaan. Hoewel door de Svb op basis van het aangaan van een geregistreerd partnerschap in beginsel mag worden aangenomen dat – ook al wonen de partners niet op hetzelfde adres – al dan niet op termijn sprake is van echtelijk samenleven, blijkt uit de specifieke feiten en bijzondere omstandigheden dat in de situatie van eiser daarvan vanaf 13 november 2023 geen sprake is geweest. Doorslaggevend hierbij is naar het oordeel van de rechtbank de feitelijke situatie, waarin elk van de partners vanuit de eigen woning zijn eigen leven vorm gaf, en dat die situatie in de jaren voorafgaand aan het geregistreerd partnerschap, gedurende het partnerschap alsmede daarna ongewijzigd is gebleven. Uitsluitend de juridische werkelijkheid veranderde door het aangaan en ontbinden van het geregistreerd partnerschap en de gevolgen daarvan konden door eiser alleen worden voorkomen door aannemelijk te maken dat hij duurzaam gescheiden leefde van zijn partner, hetgeen niet mogelijk was omdat hij nu juist met [naam partner] een latrelatie onderhoudt. Wel leiden eiser en [naam partner] ieder een eigen leven, als waren zij niet als partners geregistreerd. Dat dit een gewilde en als duurzaam aan te merken situatie was en is, vindt bevestiging in de ontbinding van het partnerschap tussen eiser en [naam partner] per 17 april 2024. Dat zij sinds 1990 een latrelatie hebben en dat [naam partner] – zoals eiser op de zitting verklaarde – regelmatig bij hem komt, doet aan het voorgaande niet af. Hieruit kan niet ondubbelzinnig worden afgeleid dat sprake is van een met een huwelijk gelijk te stellen situatie. De verwijzing van de Svb naar de uitspraak van de Raad van 4 november 2016 [7] leidt niet tot een ander oordeel. De zaak die heeft geleid tot die uitspraak is – behoudens het geregistreerd partnerschap – niet geheel vergelijkbaar met de situatie van eiser.
8.1.
Gelet op wat hiervoor is overwogen doet zich hier naar het oordeel van de rechtbank geen situatie voor als bedoeld in artikel 1, tweede lid, aanhef en onder d, van de AOW. De Svb heeft in onderhavige situatie ten onrechte de hoofdregel (gelijkstelling geregistreerd partnerschap aan huwelijk) toegepast. Bovendien schiet het door de Svb gepubliceerde uitvoeringsbeleid [8] over huwelijk en duurzaam gescheiden leven tekort omdat daarin niet is geformuleerd wanneer en op grond van welke voorwaarden de in de hoofdregel bedoelde gelijkstelling niet opgaat. Tussen eiser en [naam partner] is geen sprake van samenleving en samenwoning, geen financiële verwevenheid en ook geen sprake van wederzijdse zorg. Er is, ondanks de omstandigheid dat eiser en [naam partner] op 13 november 2023 een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan, tussen hen beiden nooit een echtelijke samenleving ontstaan.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank heeft op grond van de relevante feiten en omstandigheden geconcludeerd dat het geregistreerd partnerschap van eiser vanaf 13 november 2023 niet gelijkgesteld kan worden met een huwelijk met [naam partner] . Dit betekent dat de Svb ten onrechte de AOW-uitkering van eiser heeft herzien en teruggevorderd vanaf december 2023. Er is dan ook geen andere uitkomst mogelijk dan dat het besluit van 28 december 2023 wordt herroepen. De rechtbank ziet daarom aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. Eiser heeft vanaf december 2023 recht op een ongehuwdenpensioen. De rechtbank bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit.
10. Omdat het beroep gegrond is, moet de Svb het griffierecht aan eiser vergoeden. Ook is er aanleiding om de Svb te veroordelen in de kosten, die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 11 maart 2024;
- herroept het besluit van 28 december 2023;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde bestreden besluit;
- veroordeelt de Svb in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750,-;
- bepaalt dat de Svb het griffierecht van € 51,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Ruiter, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is in het digitale dossier geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift per post verzonden op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Digitaal hoger beroep instellen kan via ‶Formulieren en inloggenʺ op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Voetnoten

1.Algemene Ouderdomswet.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 14 april 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:821 en meer recent van
4.Centrale Raad van Beroep.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 4 maart 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:759.
6.SB1002 ‘Huwelijk en duurzaam gescheiden leven’.
8.SB1002 ‘Huwelijk en duurzaam gescheiden leven’.