ECLI:NL:RBNNE:2024:5144

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
3 januari 2025
Zaaknummer
10946270 BU VERZ 24-352
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake opgelegde sanctie op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)

Op 10 december 2024 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. De zaak betreft een sanctie die aan de betrokkene was opgelegd op basis van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) voor het stilstaan op een trottoir. De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. I.N.D.J. Rissema, heeft administratief beroep ingesteld tegen de inleidende beschikking, die door de officier van justitie ongegrond was verklaard. De kantonrechter heeft de behandeling van het beroep geschorst om een aanvullend proces-verbaal op te vragen, maar dit is niet ontvangen. Tijdens de zitting op 26 november 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar de vertegenwoordiger van de officier van justitie was wel aanwezig. De kantonrechter heeft het beroep beoordeeld aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden en kwam tot de conclusie dat de sanctie ten onrechte aan de betrokkene was opgelegd, omdat hij niet de bestuurder was op het moment van de overtreding. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de beschikking aan de kentekenhouder had moeten worden opgelegd. De kantonrechter heeft het beroep gegrond verklaard, de inleidende beschikking vernietigd en de officier van justitie veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Leeuwarden
Bestuursrecht
beschikkingsnummer: 254406933
zaaknummer: 10946270 BU VERZ 24-352

uitspraak van de kantonrechter van 10 december 2024

inzake

[betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] ,
gemachtigde: mr. I.N.D.J. Rissema, Fixiq Legal/Bezwaartegenverkeersboetes.nl.

Inleiding

1. Aan betrokkene is een sanctie opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke
handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De verweten gedraging betreft R315B – ‘stilstaan op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken)’, verricht op 31 mei 2021, om 11:17 uur, [locatie] , met een personenauto, met kenteken [kenteken] . De opgelegde sanctie bedraagt
€ 109,00 (inclusief administratiekosten).
1.1.
De gemachtigde heeft namens betrokkene administratief beroep ingesteld tegen de
inleidende beschikking. De officier van justitie heeft het administratief beroep ongegrond verklaard. De gemachtigde heeft, namens betrokkene, beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie.
1.2.
De behandeling van het beroepschrift heeft eerst plaatsgevonden op de openbare zitting
van 1 juli 2024. De kantonrechter heeft toen de behandeling geschorst om de vertegenwoordiger van de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om een aanvullend proces-verbaal op te vragen omtrent de staandehouding. Het gevraagde proces-verbaal is niet ontvangen.
1.3.
Op de zitting van 26 november 2024 is het onderzoek heropend in de staat waarin het
zich op 1 juli 2024 bevond. Betrokkene en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. Als vertegenwoordiger van de officier van justitie is verschenen mr. P. Belopavlovic (hierna: de vertegenwoordiger).

Beoordeling door de kantonrechter

2. De kantonrechter beoordeelt het beroep aan de hand van de namens betrokkene
aangevoerde beroepsgronden.
3. De kantonrechter komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is. De persoon aan wie de
beschikking is opgelegd was niet de bestuurder, dus had de beschikking aan de kentekenhouder opgelegd moeten worden. De kantonrechter zal hierna uitleggen hoe hij tot zijn beslissing is gekomen.
Staandehouding
4. De gemachtigde heeft aangevoerd dat ten onrechte op kenteken is bekeurd. Op grond van
artikel 5 van de Wahv dient de ambtenaar de beschikking aan de kentekenhouder op te leggen, indien niet aanstonds komt vast te staan wie de bestuurder is. Het voertuig van betrokkene stond weliswaar deels op de stoep geparkeerd voor het huis van de kentekenhouder, maar de verbalisant kon er volgens de gemachtigde niet gemakshalve van uitgaan dat de kentekenhouder ook de bestuurder is. Hierbij verwijst de gemachtigde naar jurisprudentie. [1] De door de verbalisant aangesproken persoon, aan wie de beschikking is opgelegd, was ten tijde van de gedraging niet de bestuurder en presenteerde zich ook niet als zodanig. Daarom had de verbalisant volgens de gemachtigde de beschikking aan de kentekenhouder moeten opleggen.
5. Zoals onder 1.2 geschreven is de behandeling van het beroep geschorst om een
aanvullend proces-verbaal op te vragen bij de verbalisant. Dit is niet ontvangen. De vertegenwoordiger heeft zich op het standpunt gesteld dat dit niet moet leiden tot vernietiging van de sanctie. Zijn collega heeft navraag gedaan bij het kentekenregister, waaruit bleek dat de staande gehouden persoon en de kentekenhouder dezelfde persoon waren. Volgens jurisprudentie is het verdedigingsbelang van betrokkene daarom niet geschaad. [2]
6. De kantonrechter overweegt echter dat de vertegenwoordiger onvoldoende aannemelijk
heeft gemaakt dat betrokkene ook de kentekenhouder van het voertuig was. Het lag op zijn weg om hiervan bewijsstukken over te leggen. Nu is zijn stelling niet verifieerbaar en oordeelt de kantonrechter dat de verbalisant in strijd met artikel 5 van de Wahv de sanctie aan betrokkene heeft opgelegd in plaats van aan de kentekenhouder.

Conclusie en gevolgen

7. De kantonrechter oordeelt dat in strijd is gehandeld met artikel 5 van de Wahv. Dit
betekent dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond zal worden verklaard en dat de inleidende beschikking zal worden vernietigd.
8. Nu het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond zal worden
verklaard, zijn er gronden aanwezig om de door betrokkene gemaakte kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand te vergoeden. Op grond van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht zullen worden toegekend:
  • één punt ter waarde van € 624,00 voor het indienen van het beroepschrift bij de officier van justitie; en
  • één punt ter waarde van € 875,00 voor het indienen van het beroepschrift bij de kantonrechter.
9. Gelet op de aard van de zaak en volgens de lijn van het hof voor bezwaren en beroepen
tegen beslissingen van vóór 1 januari 2024, past de kantonrechter de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. [3] Hij zal de officier van justitie veroordelen in de proceskosten tot een bedrag van (€ 624,00 + € 875,00) x 0,5 = € 749,50.
10. Met ingang van 1 januari 2024 is in artikel 13a, derde en vierde lid, van de Wahv
bepaald dat uitbetalingen vanwege een beslissing op het administratief beroep of een uitspraak op beroep op grond van deze wet uitsluitend plaatsvinden op een bankrekening die op naam staat van degene aan wie de beschikking van de administratieve sanctie is opgelegd. Er is geen overgangsrecht van toepassing en deze vorderingen tot uitbetaling zijn niet vatbaar voor vervreemding of verpanding. De kantonrechter zal zich, onder verwijzing naar het arrest van het hof van 17 juni 2024, onbevoegd verklaren om zich uit te laten over de wijze van uitbetaling van de proceskostenvergoeding. [4]

Beslissing

De kantonrechter:
- verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond;
- vernietigt die beslissing;
- verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gegrond;
- vernietigt die beschikking;
- bepaalt dat de zekerheidstelling aan betrokkene moet worden terugbetaald;
- veroordeelt de officier van justitie in de proceskosten, begroot op € 749,50;
- verklaart zich onbevoegd om te oordelen over de wijze van uitbetaling van de proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.G. Wijtsma, kantonrechter, in aanwezigheid van
D.W. Veenstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 december 2024.
griffier, kantonrechter,

Rechtsmiddel

Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het
gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u geen (of niet op tijd) zekerheid heeft gesteld.
Het (hoger) beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland, Afdeling Bestuursrecht, locatie Groningen (Postbus 150, 9700 AD Groningen). U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het (hoger) beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting is gevraagd.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Voetnoten

1.Hof Leeuwarden d.d. 16 februari 2010, ECLI:NL:GHLEE:2010:BN5060, r.o. 14.
2.Hof Arnhem-Leeuwarden d.d. 9 februari 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:1171.
3.Hof Arnhem-Leeuwarden d.d. 2 januari 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:1.
4.Hof Arnhem-Leeuwarden d.d. 17 juni 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:4051.