In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eiser tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Emmen om een omgevingsvergunning te verlenen voor de bouw van een erfafscheiding op zijn perceel. Het college had op 28 juli 2022 de vergunning geweigerd, en na bezwaar bleef het college bij deze beslissing. De rechtbank heeft op 30 januari 2025 de zaak behandeld, waarbij eiser, zijn echtgenote en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het college en mr. C. Post.
De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is. De rechtbank legt uit dat de Omgevingswet op 1 januari 2024 in werking is getreden, maar dat in deze procedure het oude recht van toepassing is, omdat de aanvraag voor de inwerkingtreding van de wet is ingediend. Eiser stelt dat de erfafscheiding binnen het bestemmingsplan past, maar de rechtbank oordeelt dat de hoogte van de erfafscheiding niet voldoet aan de eisen van het bestemmingsplan. Eiser heeft ook een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel, maar de rechtbank oordeelt dat de belangen van verkeersveiligheid en omwonenden zwaarder wegen dan het belang van eiser.
De rechtbank concludeert dat eiser schade heeft geleden door het gewekte vertrouwen op de toezegging van het college en dat het college verplicht is deze schade te vergoeden. De rechtbank draagt het college op om de schade van € 98,71 aan eiser te vergoeden en vernietigt het besluit van 1 juli 2024. Het college moet een nieuw besluit nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak. Eiser krijgt ook een vergoeding van zijn proceskosten van € 1.814,- en het griffierecht van € 307,- moet door het college aan eiser worden vergoed.