In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 3 juli 2025, staat de toepassing van het kampeerautotarief voor een kampeerauto centraal. Eiseres ontdekte begin 2024 dat zij sinds 2016 het reguliere personenautotarief betaalde voor haar kampeerauto. De inspecteur van de Belastingdienst had vastgesteld dat het kampeerautotarief pas vanaf 28 januari 2024 van toepassing zou zijn, de datum waarop eiseres het verzoek om toepassing van het kampeerautotarief indiende. Eiseres betwistte deze ingangsdatum en stelde dat het kampeerautotarief met terugwerkende kracht vanaf 28 januari 2016 moest gelden, omdat haar voertuig al aan de voorwaarden voldeed op dat moment.
De rechtbank oordeelde dat de inspecteur het kampeerautotarief terecht vanaf 28 januari 2024 had toegepast. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van andere rechtbanken en het Gerechtshof, die bevestigden dat het kampeerautotarief alleen kan worden toegepast vanaf de datum van ontvangst van het verzoek. De rechtbank benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van de belastingplichtige is om tijdig een verzoek in te dienen voor het lagere tarief. Eiseres had niet aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die een eerdere ingangsdatum rechtvaardigden.
De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiseres ongegrond was, wat betekende dat zij geen terugbetaling van de teveel betaalde motorrijtuigenbelasting zou ontvangen. Eiseres kreeg ook geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 3 juli 2025.